ECLI:NL:RBROT:2022:6051

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/10/637105 / JE RK 22-937
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarigen, geboren in respectievelijk 2005, 2008 en 2012. De moeder van de kinderen, die onder toezicht staat, heeft psychische problematiek en er zijn zorgen over haar samenwerking met de jeugdzorg. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige [voornaam minderjarige 2] apart is gehoord. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. L.A. Middelkoop, heeft zich verzet tegen de verlenging van de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de kinderen momenteel niet bij de moeder kunnen wonen vanwege de onzekere thuissituatie en de noodzaak voor stabiliteit in hun opvoeding.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder stappen in de goede richting heeft gezet, maar dat er nog geen voldoende stabiele omgeving is voor de kinderen. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor een jaar, wat de kinderrechter heeft afgewezen. In plaats daarvan is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengd tot 15 juni 2023, en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] tot aan zijn meerderjarigheid. De kinderrechter heeft de GI verzocht om de voortgang van de situatie van de moeder en de kinderen te blijven monitoren en rapporteren.

De beslissing van de kinderrechter benadrukt het belang van een stabiele opvoedomgeving voor de kinderen en de noodzaak voor de moeder om haar persoonlijke problematiek aan te pakken. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de mogelijkheden voor een 24-uursvoorziening voor de moeder te onderzoeken, zodat de kinderen in de toekomst mogelijk weer bij haar kunnen wonen. De zaak wordt pro forma aangehouden tot 1 november 2022, waarbij de GI uiterlijk twee weken voor deze datum een rapportage moet indienen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/637105 / JE RK 22-937
datum uitspraak: 15 juli 2022

verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2005 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 3 juni 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
Op 5 juli 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [voornaam minderjarige 2] , die apart is gehoord voorafgaand aan de zitting,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. L.A. Middelkoop,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [persoon A] en mw. [persoon B] ,
- een hulpverlener van Antes, mw. [persoon C] , als informant.
De kinderrechter heeft bijzonder toegang verleend aan mw. [persoon D] , hulpverlener van Antes. Tevens heeft de kinderrechter bijzondere toegang verleend aan een voormalig begeleidster van Humanitas, mw. [persoon E] .
[voornaam minderjarige 3] heeft middels mr. L.A. Middelkoop een bief overgelegd aan de kinderrechter, ter toevoeging in het dossier.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige 1] verblijft op de groep Geeranja van Pameijer. [voornaam minderjarige 2] verblijft op de kinderwoonvorm van Pameijer. [voornaam minderjarige 3] verblijft in een crisispleeggezin.
Bij beschikking van 3 juni 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengd tot 15 juli 2022. Tevens is bij beschikking van 3 juni 2022 de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 15 juli 2022. Ook is bij beschikking van 3 juni 2022 de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 15 juli 2022. De beslissing op het overige verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]
te verlengen voor de duur van een jaar.
Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en
[voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van
een jaar.
Daarnaast heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.
De periode tot 15 juni 2023 resteert.
De GI handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. Bij de moeder is sprake van
psychische problematiek. In het verleden heeft zij trauma’s opgelopen. Er is sprake van een
wisselende gemoedstoestand bij de moeder. De samenwerking met de moeder verloopt ook wisselend. De GI benadrukt dat de moeder lief en zorgzaam is naar de kinderen toe en ten alle tijden voor hen klaarstaat. De moeder deelt met de GI de zorgen die ze heeft over de kinderen en de GI deelt deze zorgen. De GI heeft verder zorgen over de samenwerking tussen de moeder en de groepen waar de kinderen verblijven. Het contact en de samenwerking verloopt niet altijd goed, waardoor er voor [voornaam minderjarige 2] een tijd is geweest dat hij zich in een loyaliteitsconflict bevond. [voornaam minderjarige 1] laat wisselend gedrag zien in de omgang met zijn moeder en er zijn daarnaast zorgen over zijn blowgedrag, waarvoor hij is aangemeld bij Youz. [voornaam minderjarige 3] verblijft ieder weekend bij de moeder. Zij heeft een heftige tijd bij het vorige pleeggezin gehad en is daarom overgeplaatst naar een ander pleeggezin. In het huidige pleeggezin heeft ze het fijn. [voornaam minderjarige 1] zit op zijn plek bij Pameijer. Voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt bekeken of er mogelijkheden zijn voor een 24-uursvoorziening waar zij samen met de moeder kunnen wonen. De moeder heeft 24- uursbegeleiding nodig, maar de wachtlijsten zijn lang. De moeder is aangemeld bij een locatie van het ASVZ en bij Amarant in Breda. Daar is een wachtlijst van minstens zes maanden. De GI vindt het belangrijk dat de moeder een zo’n intensief mogelijke omgangsregeling heeft met haar kinderen totdat de moeder kan gaan wonen bij een 24-uursvoorziening. ASVZ kan daarin ondersteunen. De moeder ontvangt intensieve praktische en pedagogische hulpverlening vanuit ASVZ in de thuissituatie. Het is belangrijk dat de moeder de hulp en therapie ontvangt die zij behoeft en die ook blijft toelaten.

Het standpunt van belanghebbende

Mede bij monde van haar advocaat verzet de moeder zich tegen het verzoek. Er is sprake van een aanzienlijke wijziging van omstandigheden. Er was sprake van ontregeling bij de moeder. De moeder ontvangt echter al enige tijd behandeling van Antes en is gestabiliseerd. De moeder doet het goed en is psychisch stabiel.
De moeder is van mening dat het in het belang van [voornaam minderjarige 1] is om bij Pameijer te blijven wonen, zodat hij zich daar op een passende manier verder kan ontwikkelen. De moeder wenst dat [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] bij haar worden teruggeplaatst. De moeder ontvangt begeleiding vanuit Antes en daarnaast de nodige steun vanuit mevrouw [persoon E] , die persoonlijk bij haar betrokken is gebleven nadat het ouderkindproject vanuit Humanitas is gestopt. Hiermee is de zorg voldoende ingebed. De moeder was in het begin wantrouwend richting de hulpverlening, maar dit komt omdat er in het verleden fouten zijn gemaakt. Tegenwoordig verloopt de samenwerking beter en is er een vertrouwensrelatie ontstaan tussen de moeder en haar persoonlijke hulpverleners. De moeder heeft voldoende draagkracht om [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] thuis structuur te bieden en laat begeleiding toe om haar daarbij te helpen.
De moeder heeft geen bezwaar tegen de ondertoezichtstelling. Primair verzoekt de moeder om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] af te wijzen. Subsidiair wordt gevraagd om een korte verlenging met als doel om zo snel mogelijk de mogelijkheden van een verblijf in de omgeving van Barendrecht te onderzoeken. Indien de moeder naar Breda moet verhuizen raakt ze haar behandelaren kwijt waar ze een vertrouwensband mee opgebouwd heeft, wat contraproductief kan werken.

De informatie van Antes

Er is wekelijks contact met de moeder, om 9.30 uur op dinsdagochtend. Soms verschijnt de moeder niet, maar dan is er wel telefonisch contact. De moeder toont grote moed en heeft veel op zich af zien komen, waaronder financiële problemen en stress. Sinds de mogelijke plaatsing bij de ouderkindvoorziening in Hoogvliet is de moeder labieler. Zij is nu wel weer stabiel genoeg. In die zin dat ze goed in staat is om te vertellen wat er in haar omgaat en in staat is zichzelf gerust te stellen. De begeleiding van de moeder richt zich op het heden. De moeder houdt contact met de mensen die ze vertrouwt.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] weinig stabiliteit in hun opvoeding en verzorging hebben gekend. De moeder kampt met persoonlijke problematiek en kan daardoor wisselend zijn in haar gemoedstoestand. Het lukte de moeder onvoldoende om tegemoet te komen aan de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen en om een stabiele thuissituatie voor hen te creëren, waarna de kinderen vorig jaar uit huis zijn geplaatst en tot op heden niet bij de moeder thuis wonen.
Het is positief dat [voornaam minderjarige 1] op een perspectiefbiedende plek verblijft waar hij kan blijven na zijn achttiende verjaardag en waar hij kan werken aan zijn zelfstandigheid. De moeder staat hier achter. De kinderrechter vindt het zeer positief dat de moeder hierin het belang van [voornaam minderjarige 1] vooropstelt.
De moeder zou graag zien dat [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] weer bij haar komen wonen. De GI is van mening dat de kinderen bij de moeder kunnen wonen als zij woont in een 24-uursvoorziening. De moeder staat op een wachtlijst voor een dergelijke voorziening in Breda en de verwachting is dat de moeder daar niet eerder dan na zes maanden terecht kan.
De kinderrechter ziet dat de moeder de afgelopen periode stappen in de goede richting heeft gezet. Het ging niet goed met de moeder in aanloop naar de mogelijke plaatsing bij de 24-uursvoorziening in Hoogvliet begin dit jaar, maar de moeder doet haar best om orde op zaken te stellen en is nu stabieler. Moeder blijft goed in contact met Antes en ervaart steun van mevrouw [persoon E] die zij kent van haar tijd bij Humanitas.
De samenwerking tussen de moeder en de personen en instanties die vanuit het kader van de ondertoezichtstelling bij de moeder zijn betrokken, verloopt wisselend. Het is aantrekken en afstoten. De moeder heeft door het verleden moeite met het stellen van vertrouwen in de hulpverlening.
De kinderrechter begrijpt de wens van de moeder dat [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] weer bij haar komen wonen, maar vindt dat een thuisplaatsing van de kinderen op dit moment niet aan de orde is. Belangrijk is dat de moeder de ingezette stijgende lijn de komende tijd voortzet en met haar persoonlijke problematiek aan de slag blijft gaan. Belangrijk is ook dat er continuïteit komt in de samenwerking met de GI en ASVZ. Hierdoor kan de moeder werken aan het creëren van een stabiele en voorspelbare opvoedomgeving voor de kinderen.
De komende tijd zal in dat kader ook worden gewerkt aan het intensiveren van het contact tussen de moeder en de kinderen, waarbij ASVZ kan ondersteunen. [voornaam minderjarige 3] is van vrijdag tot en met maandag bij de moeder en dit verloopt naar tevredenheid. De GI denkt bij het uitbreiden eerst aan het opbouwen van de contactmomenten met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en alle drie de kinderen gezamenlijk bij de moeder te laten zijn, rekening houdend met ieders wensen en mogelijkheden.
De betrokkenheid van de GI blijft noodzakelijk om de regie te voeren en zicht te verkrijgen op de thuissituatie en/of een eventuele plaatsing binnen een 24-uursvoorziening. Momenteel is door de GI ingestoken op een woonvoorziening in Breda. Dat zal voor de moeder en de kinderen een grote verandering in woonomgeving betekenen. De kinderrechter geeft de GI dan ook in overweging om ook de mogelijkheden van een woonvoorziening, indien de GI dit de noodzakelijke setting vindt om de kinderen bij de moeder te laten verblijven, in de omgeving van Barendrecht te betrekken. In de tussentijd is het belangrijk dat het contact tussen de kinderen en de moeder wordt geïntensiveerd en dat de mogelijkheden van de moeder in de zorg en opvoeding van de kinderen verder in kaart wordt gebracht.
De kinderrechter ziet gelet op het vorenstaande aanleiding om de machtiging uithuisplaatsing voor een kortere duur te verlengen dan is verzocht, te weten voor de duur van vijf maanden. De GI wordt verzocht om de kinderrechter (twee weken voor de hierna te noemen pro forma datum de laatste stand van zaken te doen komen, waarbij duidelijk wordt welke stappen zijn gezet in de thuissituatie van de moeder, hoe de samenwerking is verlopen en hoe het staat met een plek bij een 24-uurswoonvoorziening om aan de hand daarvan te beslissen op het resterende deel van het verzoek.
Gelet op het feit dat er ter zitting geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de
ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de
behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling zoals
gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aanwezig zijn, zal de
ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] als onweersproken worden verlengd voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Omdat [voornaam minderjarige 1] op 3 mei 2023 achttien jaar wordt, zal de kinderrechter [voornaam minderjarige 1] onder toezicht stellen tot aan zijn meerderjarigheid. De kinderrechter is daarnaast van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Ook de machtiging tot uithuisplaatsing zal worden verlengd tot aan zijn meerderjarigheid. Het overige verzochte wordt afgewezen.
Ook de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengen, voor de duur van vijf maanden en het overige deel aanhouden om de reden zoals hiervoor reeds uiteen is gezet.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen pro forma datum voornoemde rapportage te doen toekomen (met afschrift aan de belanghebbende en mr. L.A. Middelkoop) omtrent de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] tot 3 mei 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 3 mei 2023;
wijst het overige verzochte ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] af;
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] tot 15 juni 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 15 december 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg tot 15 december 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overige verzochte wordt aangehouden tot 1 november 2022 pro forma;
bepaalt dat de GI, [voornaam minderjarige 2] , de belanghebbende en haar advocaat op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbende en mr. L.A. Middelkoop) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.