ECLI:NL:RBROT:2022:6044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/10/638996 / JE RK 22-1249
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de zorg en ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er zorgen zijn over de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen. De ouders, [naam moeder] en [naam vader], zijn betrokken bij de hulpverlening, maar er zijn zorgen over de effectiviteit en continuïteit van deze hulp. De vader heeft ADHD en autisme, wat leidt tot communicatieproblemen met hulpverleners. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er bij de kinderen sprake is van kindeigen problematiek, waaronder autisme en ADHD, en dat zij blijvende zorg en ondersteuning nodig hebben. De ouders hebben positieve stappen gezet in hun samenwerking met de hulpverlening, maar er is behoefte aan een gestructureerde aanpak. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen en de hulpverlening te coördineren. De ondertoezichtstelling is goedgekeurd, met als doel de stabiliteit en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zittingsplaats: Dordrecht
Zaakgegevens : C/10/638996 / JE RK 22-1249
datum uitspraak: 7 juli 2022

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] .
,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,
[naam minderjarige 3], geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] ,
hierna tezamen te noemen de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende in [woonplaats moeder] ,
advocaat mr. M.J.R. Roethof te Arnhem,

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. S. Kandemir te Dordrecht.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 30 mei 2022, bij de griffie van de rechtbank ingekomen op diezelfde datum;
- het verweerschrift met bijlagen van de advocaat van de moeder van 27 juni 2022, bij de griffie van de rechtbank ingekomen op diezelfde datum.
Op 28 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- [persoon A] , namens de Raad,
- [persoon B] en [persoon C] , namens Stichting William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen de GI).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] . en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de vader.
Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de vader en de moeder.
[voornaam minderjarige 1] . en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de vader.
[voornaam minderjarige 3] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van de kinderen verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en motiveert het als volgt. De ouders staan open voor hulp en werken goed mee. Toch verzoekt de Raad toch een ondertoezichtstelling. De concrete ontwikkelingsbedreiging van de kinderen is gelegen in de onduidelijkheid over hun fysieke onveiligheid en sociaal emotionele ontwikkeling. De Raad maakt zich verder zorgen om de belasting van de ouders. De kinderen hebben kindeigen problematiek en blijvend zorg en ondersteuning nodig. Alle hulpverlening vraagt veel van de ouders. Bij de beide ouders is ook sprake van persoonlijke problematiek. De vader heeft ADHD en autisme, waardoor hij soms op onverwachte wijze kan reageren in de communicatie. Hierdoor zijn sommige hulpverleners gestopt en is het sociaal wijkteam gewijzigd. De Raad ziet de afgelopen jaren een patroon van aantrekken en afstoten van de hulpverlening. Het is belangrijk dat er een jeugdbeschermer komt die hier stevig de regie op gaat voeren, zodat de hulpverlening structuur krijgt. De Raad ziet geen mogelijkheden voor een vrijwillig kader. Als er tussen de hulpverlener en de vader geen klik is, beëindigt de vader namelijk de hulpverlening. Het is verder belangrijk dat de ouders zich blijven richten op het creëren van stabiliteit in de thuissituatie en het vergroten van hun opvoedvaardigheden. Hier is nu weinig zicht op. Ook vindt de Raad de ondertoezichtstelling belangrijk voor de omgang. Er is nu geen vaste omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige 1] ., [voornaam minderjarige 2] en de moeder. Ook is geen vaste omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige 3] en de vader. Het is belangrijk dat hier duidelijkheid over komt. De Raad benadrukt dat de ondertoezichtstelling voor de ouders niet is bedoeld als straf.

Het standpunt van de GI

De GI geeft ter zitting aan zich aan te sluiten bij het verzoek van de Raad. Er is al veel hulp ingezet. Maar er is voor deze hulp wel duidelijk een coördinerende rol nodig. Het sociaal wijkteam lijkt deze rol in een vrijwillig kader niet te kunnen bieden. De GI geeft aan dat de jeugdbeschermers met de ouders willen samenwerken.

Het standpunt van belanghebbenden

De vader geeft ter zitting aan het belangrijk te vinden dat er de juiste hulp voor de kinderen komt. Het CJG geeft bij de vader aan dat voor bepaalde hulp geen geld is. Dit vindt de vader erg. Een ondertoezichtstelling is niet nodig, zolang er genoeg geld en personeel is om de kinderen de juiste hulp te bieden. Maar kennelijk komt die juiste hulp zonder de ondertoezichtstelling niet van de grond. De vader is geen zorgmijder. Hij wil zelfs meer hulp dan er nu is. Hij voelt zich niet serieus genomen en zich niet gehoord. Hij is kritisch op de hulpverlening van zijn kinderen, maar hij wil voor hen het beste. Hij wil dat de hulpverlening met hem praat en niet over hem. Een ondertoezichtstelling zou de vader moeilijk vinden. Het maakt een inbreuk op zijn privacy en hij heeft dan geen bewegingsruimte meer. Op dit moment begeleid de vader de omgang tussen de moeder en de kinderen. Wanneer de kinderen de moeder willen zien, zorgt de vader dat dit gebeurt. Hij begeleidt de omgang zelf.
De moeder geeft ter zitting aan dat zij niet begrijpt waarom een ondertoezichtstelling wordt verzocht. Er zijn zaken waar de ouders aan moeten werken, maar dat erkennen zij zelf ook. De ouders staan open voor hulpverlening en werken eraan mee. Een ondertoezichtstelling is een ingrijpende maatregel. In hoeverre is onderzoek gedaan naar een alternatief? Er is wel degelijk voldoende zicht op de opvoedvaardigheden van de ouders, omdat er zoveel hulp voor de kinderen is. Ook krijgt de moeder individuele hulp. Het verzoek voor een ondertoezichtstelling komt te vroeg. De ouders moeten zelf de kans krijgen. Dat willen zij graag en in het verleden hebben zij ook laten zien dat zij zelf voor de kinderen kunnen zorgen.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Het is de kinderrechter op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting duidelijk geworden dat er bij [voornaam minderjarige 1] ., [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] sprake is van kindeigen problematiek. [voornaam minderjarige 1] . heeft een vorm van autisme en ADHD. [voornaam minderjarige 2] heeft ADHD. En [voornaam minderjarige 3] heeft een ontwikkelingsachterstand. Alle drie de kinderen hebben (waarschijnlijk) blijvend zorg en ondersteuning nodig. Het is positief dat de ouders erg hun best doen en positieve stappen vooruit zetten. Zij zoeken hulp, voor zichzelf en voor de kinderen, en aanvaarden deze hulp ook.
Het is de kinderrechter ook duidelijk geworden dat er heel veel verschillende hulpverleners in het gezin zijn. De ouders werken weliswaar met de hulpverlening mee, maar de hulpverlening wordt niet altijd gecontinueerd. Dit komt deels ook door de eigen problematiek van de vader. Het lukt hem niet altijd om constructief te communiceren, waardoor communicatieproblemen met de hulpverleners kunnen ontstaan. De vader is bovendien erg kritisch op de ingezette hulp. Dat is goed, omdat de vader het beste voor zijn kinderen wil, maar tegelijkertijd handelt de vader hiermee (onbewust) niet altijd in het belang van zijn kinderen. Zij zijn er namelijk wel bij gebaat dat hulpverlening wordt gestructureerd, op elkaar wordt afgestemd, goed bij hen past en wordt voortgezet. Ook maakt de kinderrechter, net als de Raad, zich zorgen over een mogelijke overbelasting van de ouders. Het vraagt veel van de ouders om alle hulpverlening te organiseren en goed op elkaar te blijven afstemmen. Een jeugdbeschermer kan de ouders bij het inzetten, afstemmen, structureren en voortzetten van de hulpverlening helpen.
Ook zijn er zorgen over de omgang. Er is geen duidelijke omgangsregeling. De vader zorgt dat er omgang tussen de moeder en de kinderen is wanneer de kinderen dit bij hem aangeven. Hierbij wordt de omgang door de vader begeleid. Dit betekent dat de vader een sleutelrol in de omgang speelt. Op dit moment lukt het de ouders samen beter te communiceren, maar dit is niet altijd het geval geweest. Als er iets gebeurt waardoor de communicatie tussen de ouders opnieuw minder goed gaat, is het de zorg van de kinderrechter dat dit gevolgen heeft voor de omgang. Het is op dit moment bovendien voor de kinderen niet duidelijk welke rol hun moeder in hun leven speelt. Dat geldt ook voor [voornaam minderjarige 3] , die weliswaar bij de moeder woont, maar vaak bij de vader is. Een jeugdbeschermer kan de ouders helpen om de omgangsregeling voor alle kinderen en de ouders goed vorm te geven, zodat met name de kinderen weten waar zij aan toe zijn en welke rol hun beide ouders in hun leven spelen.
Ten aanzien van het verweer van de moeder, namelijk dat moet worden onderzocht of er alternatieven zijn, overweegt de kinderrechter die alternatieven op dit moment niet te zien.
De kinderrechter is daarom van oordeel dat er zoveel zorgen zijn, dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter vindt het belangrijk dat een jeugdbeschermer naast de ouders komt te staan, hen kan begeleiden en kan ondersteunen en ervoor kan zorgen dat, in het belang van [voornaam minderjarige 1] ., [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] , passende hulp wordt ingezet en voortgezet. Het is hierbij belangrijk dat de jeugdbeschermer deze passende hulp afstemt op de ouders en de kinderen.
De kinderrechter zal daarom het verzoek van de Raad toewijzen en [voornaam minderjarige 1] ., [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht stellen van de GI voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige 1] ., [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met ingang van 7 juli 2022 tot 7 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Warmerdam, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J.E. van der Veer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.