ECLI:NL:RBROT:2022:6042

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/10/636859 / JE RK 22-891 en C/10/637465 / JE RK 22-1003
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking uithuisplaatsing en benoeming bijzondere curator in een jeugdzorgzaak

Op 17 juni 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder verlengd tot 7 september 2022. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader niet is verschenen. De moeder en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond hebben het verzoek tot uithuisplaatsing ondersteund, terwijl de vader verweer heeft gevoerd en een contactverbod heeft verzocht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over [voornaam minderjarige], die gediagnosticeerd is met het Smith-Magenis syndroom, en dat specialistische hulp noodzakelijk is. De vader heeft zich echter niet constructief opgesteld en werkt niet mee aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft daarom besloten dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat hij voorlopig bij de moeder blijft wonen. Tevens is mr. A.J.M. Vélu benoemd als bijzondere curator om de belangen van [voornaam minderjarige] te behartigen. De verzoeken van de vader zijn niet-ontvankelijk verklaard, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/636859 / JE RK 22-891 en C/10/637465 / JE RK 22-1003
datum uitspraak: 17 juni 2022

beschikking uithuisplaatsing en benoeming bijzondere curator

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

mr. A.J.M. Vélu ,

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 6 mei 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verweerschrift met bijlagen van de vader van 6 juni 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de briefrapportage van de GI van 13 juni 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het rapport van de bijzondere curator van 14 juni 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 17 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [persoon A] ,
- de bijzondere curator, mr. A.J.M. Vélu .
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de moeder.
Bij beschikking van 7 september 2021 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 7 september 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 6 mei 2022 de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder verlengd tot 7 juli 2022. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

Daarmee resteert het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling. Dit betreft de
periode tot 7 september 2022.
De vader heeft in zijn verweerschrift verweer gevoerd en verzocht om een contactverbod van de moeder en [voornaam minderjarige] . Tevens verzoekt de vader een psychologisch onderzoek te laten afnemen bij de moeder. Ten slotte verzoekt de vader de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] ongemoeid te laten en dus bij de vader te laten zijn.

De standpunten

De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat hij bij de moeder blijft wonen. De jeugdbeschermer heeft na de laatste zitting op 6 mei 2022, waarbij zij een uitnodiging van de vader hebben ontvangen om koffie te drinken en in gesprek te gaan, meermaals geprobeerd contact te krijgen met de vader. Het contact heeft sindsdien nog niet plaatsgevonden. Er is sprake van een hardnekkig patroon waarbij de vader een eigen sterke mening heeft, waaraan hij zich vasthoudt en waarover hij niet in gesprek wil. De vader legt de schuld neer bij derden. De vader werkt niet mee aan de hulpverlening en ontkent en bagatelliseert de zorgen. De GI heeft geen vertrouwen dat de noodzakelijke hulpverlening bij de vader kan worden opgestart. Bij de moeder is de hulpverlening inmiddels gestart. [voornaam minderjarige] ontvangt hulp vanuit Hartzeer. De GI vindt het noodzakelijk dat er snel meer hulpverlening komt. Momenteel gaat [voornaam minderjarige] niet naar de zorgboerderij, vanwege financiële redenen. Er moet de komende tijd worden gezocht naar andere mogelijkheden zodat de hulpverlening zo snel mogelijk meer van de grond kan komen.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. [voornaam minderjarige] staat bij haar voorop en ze wil wat het beste is voor hem. De moeder probeert het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] zo veel mogelijk te stimuleren. De moeder heeft veel aan de hulpverlening van Hartzeer.
De bijzondere curator heeft geprobeerd contact te krijgen met de vader. De vader wilde enkel schriftelijk antwoord geven. De bijzondere curator heeft gemerkt dat de vader erg boos is. De vader stelt dat het goed gaat met [voornaam minderjarige] en lijkt niet te erkennen dat [voornaam minderjarige] extra zorg nodig heeft. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat hij contact heeft met de vader. Het is zorgelijk dat de boosheid van de vader en de afkeer van de vader tegen de hulpverlening groter is dan het belang van [voornaam minderjarige] . Het is niet reëel om [voornaam minderjarige] nu terug naar de vader te laten gaan en dat hulpverlening dan niet mogelijk blijkt. De bijzondere curator acht het in het belang van [voornaam minderjarige] als hij voorlopig bij de moeder blijft wonen. [voornaam minderjarige] heeft specialistische hulp nodig en dit kan bij de moeder geboden worden.

De beoordeling

Op grond van artikel 282 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een
verweerschrift een zelfstandig verzoek bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp
van het oorspronkelijke verzoek. Voor zover de vader heeft bedoeld om een zelfstandig verzoek in te dienen, heeft het verzoek van de vader om een contactverbod tussen [voornaam minderjarige] en de
moeder te bepalen en om een psychologisch onderzoek bij de moeder te laten uitvoeren onder de gegeven omstandigheden onvoldoende samenhang met het oorspronkelijke verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, later gewijzigd in een verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder met gezag. De kinderrechter zal de verzoeken van de vader daarom niet-ontvankelijk verklaren. De hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] wijzigt op zich niet door de onderhavige procedure, wel overstemt een afgegeven machtiging uithuisplaatsing de hoofdverblijfplaats.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat er grote zorgen zijn over [voornaam minderjarige] . Bij [voornaam minderjarige] is sprake van kindeigen problematiek. In december 2021 is [voornaam minderjarige] gediagnosticeerd met het Smith-Magenis syndroom en dit is waarschijnlijk een verklaring voor zijn gedrag. [voornaam minderjarige] heeft hierdoor behoefte aan specialistische hulpverlening, wat deels is gestart door middel van Hartzeer. De GI heeft nog altijd onvoldoende vertrouwen dat de hulpverlening bij de vader voldoende van de grond komt en ziet dat de moeder aan alle mogelijke hulpverlening meewerkt. De vader geeft in zijn verweerschrift aan dat hij vanwege om hem moverende redenen geen contact wil met de GI, maar hij op zijn manier zich inzet om hulpverlening voor [voornaam minderjarige] vorm te geven. Naast de kindeigen problematiek van [voornaam minderjarige] wordt de opvoedingsomgeving al een lange periode gekenmerkt door strijd en spanning tussen de gescheiden ouders. [voornaam minderjarige] lijkt hierdoor ook in een loyaliteitsconflict te zijn geraakt.
De kinderrechter betreurt dat de vader veel weerstand heeft tegen de betrokkenheid van de GI en van de hulpverlening. Ook met bijzondere curator wil de vader tot op heden alleen schriftelijk contact. De vader moet proberen zijn eigen weerstand te laten varen in het belang van [voornaam minderjarige] . Communicatie door de vader met de hulpverlening en de GI is belangrijk voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en voor zijn toekomst. Het belang van [voornaam minderjarige] dient te prevaleren. Door het afhouden van hulpverlening door de vader is een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader momenteel niet in zijn belang.
De kinderrechter stelt voor om bijvoorbeeld CoachPoint of FamilySupporters in te schakelen om het contact tussen [voornaam minderjarige] en de vader vorm te geven. Middels een neutrale partij kan zo het contact tussen [voornaam minderjarige] en de vader worden hervat.
Het is goed om te horen dat hulpverlening is gestart voor [voornaam minderjarige] bij de moeder en dat ook de moeder hier baat bij heeft. Echter, er zijn nog steeds grote zorgen omtrent de dagbesteding van [voornaam minderjarige] . De kinderrechter wil dat dit met spoed wordt opgelost.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] vooralsnog noodzakelijk is in het
belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk
Wetboek). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder
met gezag verlengen tot 7 september 2022.
Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, wanneer in
aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige, dan wel diens
vermogen, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen, dan wel de
voogd, in strijd zijn met die van de minderjarige, ambtshalve een bijzondere curator
benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen
indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het
bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen. Gelet op de aanhoudende
strijd in de opvoedingsomgeving rondom [voornaam minderjarige] acht de kinderrechter het noodzakelijk om
een bijzondere curator te benoemen om het belang van [voornaam minderjarige] in deze centraal te stellen en al
datgene te doen wat in het belang is van [voornaam minderjarige] . De kinderrechter verwacht dat alle
betrokkenen hieraan hun volle medewerking zullen verlenen.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de verzoeken van de vader niet-ontvankelijk;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder met gezag tot 7 september 2022;
benoemt tot bijzondere curator teneinde [voornaam minderjarige] te vertegenwoordigen: de heer mr. A.J.M.
Vélu, kantoorhoudende aan de Boergoense Vliet 168 te 3082 KX Rotterdam;
bepaalt dat deze benoeming geldt tot 7 september 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2022 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.