ECLI:NL:RBROT:2022:6037

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/10/635065 / JE RK 22-604
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2013. De ouders van de minderjarige, die onder toezicht zijn gesteld, hebben verzocht om de uithuisplaatsing te verlengen. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft het verzoek ingediend om de uithuisplaatsing voor zes maanden te verlengen. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de ouders, bijgestaan door hun advocaat, waren aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders goed samenwerken en dat er positieve ontwikkelingen zijn in hun situatie. De ouders volgen relatietherapie en hebben deelgenomen aan een gezinsopname, wat heeft geleid tot verbeterde communicatie en opvoedvaardigheden. De kinderrechter heeft echter ook geconstateerd dat er zorgen blijven bestaan over de opvoedvaardigheden van de ouders, maar dat deze verder ontwikkeld kunnen worden met de juiste hulpverlening.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 15 juni 2022, maar niet voor een langere periode, omdat de ouders positieve ontwikkelingen hebben laten zien en in staat worden geacht om de zorg voor hun kind weer op zich te nemen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de overgang van de minderjarige van het pleeggezin naar de ouders zo soepel mogelijk verloopt. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/635065 / JE RK 22-604
datum uitspraak: 31 mei 2022

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2013 te [geboorteplaats minderjarige] ( [geboorteland minderjarige] ), hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 4 april 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 30 mei 2022, ingekomen bij de griffier op 31 mei 2022.
- een e-mailbericht van de advocaat van de vader d.d. 31 mei 2022 met als bijlage een brief van de ouders.
Op 31 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Ben Ahmed,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam 1] en mw. [naam 2] .
Niet verschenen zijn de pleegouders van [voornaam minderjarige] (opgeroepen als informant).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 7 oktober 2021 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 7 oktober 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 april 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 7 juni 2022. De beslissing is voor het overige verzochte aangehouden.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing te verlengen van [voornaam minderjarige] voor de duur van zes maanden in een voorziening voor pleegzorg. De periode tot 7 oktober 2022 resteert.
De GI heeft het verzoek deels gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI verzoekt de kinderrechter om de machtiging uithuisplaatsing uit te spreken tot 1 augustus 2022 en het overige af te wijzen. De ouders werken goed samen en hebben baat bij de geboden hulpverlening. Het is belangrijk dat dit gecontinueerd wordt. Daarnaast volgen de ouders relatietherapie, ook hier wordt bij de ouders een groei gezien in de communicatie naar elkaar. Het gezin heeft deelgenomen aan een gezinsopname bij Gezin Totaal. Gezin Totaal heeft een positieve communicatie tussen de ouders gezien en hebben doelen gesteld waaraan gewerkt kan worden door ASVZ in de thuissituatie. Er zijn geen acute zorgen meer over de veiligheid van [voornaam minderjarige] bij de ouders. Wel zijn er zorgen over de opvoedvaardigheden, maar de ouders hebben zich leerbaar getoond en de GI stelt dat de ouders hier verder aan kunnen werken in de thuissituatie. Hiervoor moeten ouders bereid zijn de hulpverlening te accepteren vanuit ASVZ, BuurtzorgT en de relatietherapie voortzetten. Ten slotte moet de vader de persoonlijke ondersteuning continueren. De GI acht het van belang dat de komende periode gebruik wordt om de aanwezigheid van [voornaam minderjarige] bij de ouders uit te breiden, zodat zij kan wennen aan een nieuwe omgeving. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] haar huidige schooljaar afmaakt zodat zij afscheid kan nemen van haar klasgenoten en het pleeggezin aangezien [voornaam minderjarige] daar vanaf juli 2021 verblijft. Tevens is het belangrijk dat [voornaam minderjarige] in deze periode kennis zal maken op haar nieuwe school. De periode tot 1 augustus 2022 acht de GI noodzakelijk om de overgang voor [voornaam minderjarige] zo rustig mogelijk te laten verlopen.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De gezinsopname is positief verlopen. De ouders werken mee aan de geboden hulpverlening. Het gaat tussen de ouders beter en de veiligheid van [voornaam minderjarige] kan in de huidige situatie gewaarborgd worden. Een machtiging uithuisplaatsing is een uiterst middel en moet alleen ten uitvoer worden gelegd als de veiligheid van [voornaam minderjarige] in het geding is, daar is geen sprake meer van. De opvoedvaardigheden van de ouders moeten uitgebreid worden en daar zijn de ouders hard voor aan het werken. In de rapporten staat dat deze vaardigheden in de thuissituatie verder ontwikkeld dienen te worden, de ouders staan hier ook open voor. De ouders missen [voornaam minderjarige] heel erg en [voornaam minderjarige] mist hen heel erg. Tijdens de omgangsmomenten geeft [voornaam minderjarige] bij de ouders aan dat zij graag bij hen wil blijven. Het afmaken van de school van [voornaam minderjarige] bij het pleeggezin is niet in haar belang. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat er duidelijkheid ontstaat. De ouders hebben contact opgenomen met een school in hun buurt en hebben [voornaam minderjarige] ingeschreven. [voornaam minderjarige] kan meteen bij deze school terecht en daarom zien de ouders geen reden in de argumenten dat [voornaam minderjarige] moet afbouwen op haar huidige school. Het afbouwen van de huidige relaties op school en in het pleeggezin is geen grondige reden om de uithuisplaatsing te verlengen. De ouders hebben samen hard gewerkt om ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige] weer veilig thuis kan wonen. De ouders communiceren goed en de vader is bezig met persoonlijk hulpverlening van BuurtzorgT. [voornaam minderjarige] moet zo snel mogelijk naar huis zodat zij thuis kan wennen en aarden voordat zij na de zomervakantie naar haar nieuwe school moet. De uithuisplaatsing laten duren tot 1 augustus 2022 is daarom te lang.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de GI. De moeder geeft aan dat het goed gaat met de ouders. Ze doen hun best en willen graag weer als gezin samenwonen. De moeder gaat binnenkort starten met een nieuwe baan zodat zij meer uren kan werken en kan werken aan haar zelfstandigheid.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat het goed gaat met [voornaam minderjarige] . Het is zeer positief dat alle partijen het erover eens zijn dat [voornaam minderjarige] terug naar huis kan. De ouders hebben een woning waar zij samen met [voornaam minderjarige] kunnen wonen. De moeder heeft een verblijfsvergunning voor de komende vijf jaar. Er is veel hulpverlening betrokken om de ouders te helpen. De ouders moeten de hulpverlening van ASVZ, de persoonlijke hulp voor vader en de relatietherapie continueren. Dit alles is erop gericht om [voornaam minderjarige] thuis te laten wonen. Het is lastig om te bepalen hoe de overgang voor [voornaam minderjarige] vanuit het pleeggezin terug naar huis zo soepel en verantwoord mogelijk kan verlopen. De kinderrechter acht het van belang dat [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk kennis maakt op haar nieuwe school en daar kan wennen. Tevens is het belangrijk dat ze rustig afscheid kan nemen op haar huidige school en van het pleeggezin. De kinderrechter acht dat een termijn van twee weken passend om deze overgang te maken.
Alles afwegende is de kinderrechter van oordeel dat de gronden voor het verlengen van de machtiging uithuisplaatsing voor een langere duur ontbreken. De ouders hebben een positieve ontwikkeling laten zien en hen moet het vertrouwen geven worden dat zij, in samenwerking met de GI en de betrokken hulpverlening, in staat zijn om de zorg en opvoeding over [voornaam minderjarige] weer op zich te nemen. De kinderrechter acht een korte verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] nog noodzakelijk, zodat de overgang tussen het pleeggezin waarin [voornaam minderjarige] verblijft en haar ouders zo soepel mogelijk verloopt in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265e, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing gelet op het voorgaande verlengen tot 15 juni 2022. Het overig verzochte wordt afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot uiterlijk 15 juni 2022;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.