ECLI:NL:RBROT:2022:603

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
10/066786-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van onderzoekswensen in verband met het interstatelijk vertrouwensbeginsel in een strafzaak met betrekking tot Sky ECC

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 24 januari 2022, heeft de rechter-commissaris de ingediende onderzoekswensen van de verdediging in een strafzaak tegen een verdachte, die betrokken is bij het gebruik van het communicatieplatform Sky ECC, afgewezen. De verzoeken waren gericht op het verkrijgen van diverse Franse documenten en getuigenverklaringen die verband hielden met de rechtmatigheid van de Franse opsporingsactiviteiten. De rechter-commissaris oordeelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in de weg staat aan de toetsing van de Franse opsporingshandelingen, aangezien deze handelingen onder de verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten zijn uitgevoerd en de Franse rechter hiervoor toestemming heeft gegeven. De Nederlandse rechter kan niet de rechtmatigheid van deze handelingen toetsen, maar moet erop vertrouwen dat de Franse rechter de relevante nationale en internationale rechtsregels heeft toegepast.

De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de verzoeken van de verdediging, die eerder in andere Sky-zaken zijn ingediend, onvoldoende verdedigingsbelang opleveren. De verzoeken tot het horen van getuigen en het verkrijgen van documenten die betrekking hebben op de Franse machtiging tot de hack, de uitvoering daarvan en de samenwerking met Nederland zijn afgewezen. De rechter-commissaris heeft echter wel geoordeeld dat het horen van de medeverdachten relevant kan zijn voor de zaak en heeft daarom het verzoek tot het horen van deze getuigen gedeeltelijk toegewezen. De beslissing benadrukt de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen, met inachtneming van het recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in het EVRM.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Kabinet rechter-commissaris
BESCHIKKING VERZOEK EX ARTIKEL 316 WETBOEK VAN STRAFVORDERING
Parketnummer : 10/066786-21
RC-nummer : [RC-nummer]
De meervoudige strafkamer heeft op 6 september 2021 de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
verwezen naar de rechter-commissaris teneinde te beslissen op verzoeken of vorderingen tot het verrichten van onderzoekshandelingen en, indien de verzochte of gevorderde onderzoekshandelingen noodzakelijk blijken voor enig in de zaak te nemen beslissing, danwel indien daarvoor ambtshalve die noodzaak wordt gezien, daaraan uitvoering te geven.

HET VERZOEK EN VERLOOP

De raadsvrouw van de verdachte, mr. Ö. Saki, heeft op 27 september 2021 een verzoek ingediend om in de strafzaak tegen de verdachte onderzoekshandelingen te verrichten.
Het verzoek strekt tot het verrichten van de volgende onderzoekshandelingen:
a. Het verstrekken van de volgende stukken (waaronder de Franse stukken vertaald naar het Nederlands):
1. De Franse rechterlijke machtigingen inclusief verlengingen daarvan en vorderingen daartoe, op basis waarvan in het Franse onderzoek de metadata van het Sky-berichtenverkeer vanaf medio juni 2019 is vergaard;
2. De Franse processen-verbaal aangaande de wijze waarop de vergaarde informatie is verzameld en de wettelijke basis daarvan;
3. Alle processen-verbaal aangaande informatie die vóór de vorming van het JIT door de Franse autoriteiten is verzameld en later zijn gevoegd in het JIT;
4. De processen-verbaal die ten grondslag hebben gelegen aan de verstrekking van informatie aan het Nederlandse onderzoek Werl vanaf de start van dit onderzoek op 1 november 2019 (en dus vóór oprichting van het JIT op 13 december 2019);
5. De JIT-overeenkomst tussen Frankrijk, België en Nederland d.d. 13 december 2019 die ten grondslag heeft gelegen aan het gezamenlijke doel om de verdenkingen tegen Sky ECC en zijn bestuurders en werknemers te onderzoeken, alsmede het onderzoek naar de criminele samenwerkingsverbanden die gebruik maken van Sky ECC voor het plegen en/of voorbereiden van hun strafbare feiten;
6. Alle documenten waaruit blijkt welke opsporingsdiensten welke middelen hebben ontwikkeld en ingezet, alsmede welke andere handelingen zij hebben verricht om voornoemde doelen te bereiken en welke wettelijke basis daaraan ten grondslag heeft gelegen, en daarmee dus alle documenten waaruit blijkt dat de JIT-partners bij het verzamelen van informatie over de gebruikers van Sky ECC en bij het ontsleutelen van berichten hebben gehandeld op basis van de geldende rechtsregels in het betreffende land. Hieronder begrepen is de rechterlijke machtiging tot het onderscheppen van inhoudelijke berichten vanaf 15 februari 2021;
7. De processen-verbaal dan wel andere documenten betreffende de afspraken over ieders inzet en rol in de periode na het afsluiten van de JIT-overeenkomst (13 december 2019);
8. De vordering tot de rechterlijke machtiging van de rechter-commissaris in het onderzoek Argus;
9. De rechterlijke machtiging d.d. 15 december 2020 in het onderzoek Argus welke is afgegeven door de Nederlandse rechter-commissaris ten behoeve van de analyse en het gebruik van de onderzoeksresultaten van het JIT in Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken (waaronder onderhavig onderzoek Klus welke via onderzoek ArgusRTD23), almede de vereiste verlenging(en) van deze machtiging;
10. Het bevel ex artikel 126uba lid 1 onder sub 1, c en c Sv op basis waarvan binnen het onderzoek Argus is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk;
11. Het proces-verbaal dan wel de processen-verbaal opgemaakt door de zaaksofficieren uit het onderzoek Argus aangaande de analyse van informatie die uiteindelijk gedeeld is met het onderzoek ArgusRTD23 (en daarna met het onderzoek Klus);
12. Het horen van de officieren van justitie bij het Landelijk Parket bekend onder [functiecode officier 1] , [functiecode officier 2] en [functiecode officier 3] , of in elk geval één van deze officieren van justitie;
13. De vordering tot verlenen van aanvullende toestemming waaruit de informatie blijkt die vanuit het onderzoek ArgusRTD23 aan de rechter-commissaris is voorgelegd ter toetsing aan de criteria zoals geformuleerd in de machtiging van de rechter-commissaris d.d. 15 december 2020;
14. De aanvullende toestemming van de rechter-commissaris voor de verstrekking van de gegevens uit het onderzoek Argus aan het onderzoek ArgusRTD23, waaruit onder meer blijkt welke afwegingen er door de rechter-commissaris zijn gemaakt alvorens over te gaan tot het verlenen van de aanvullende toestemming;
15. Indien van toepassing, de toestemming van de zaaksofficier van justitie van het onderzoek ArgusRTD23 voor het delen van gegevens verkregen uit onderzoek Argus met onderzoek Klus; en
16. Alle Skyberichten die aan de verdachte en zijn medeverdachten worden toegedicht, opdat de verdediging de berichten deugdelijk kan onderzoeken ook in het kader van ontlastende stukken/berichten.
17. De berichten van het NFI te bekijken (ruwe data in Hansken).
Het horen van de volgende getuigen:
1. medeverdachte [naam medeverdachte 1] ; en
2. medeverdachte [naam medeverdachte 2] .
Aan de officier van justitie is een afschrift van het verzoek gezonden en de gelegenheid geboden schriftelijk zijn zienswijze mede te delen. De officier van justitie heeft op 18 oktober 2021 schriftelijk en onder bijvoeging van een aantal bijlagen zijn standpunt kenbaar gemaakt. De officier van justitie is van mening dat de verzoeken onder punt 1 t/m 7 en 11 t/m 14 dienen te worden afgewezen.
De officier van justitie heeft aan de verzoeken onder punten 8, 9, 10, 15 voldaan, dan wel toegezegd deze stukken aan de verdediging te verstrekken. Voorts heeft de officier van justitie medegedeeld dat de stukken genoemd onder punt 16 en 17 alleen ter inzage aangeboden kunnen worden aan de verdediging.
De officier van justitie verzet zich niet tegen het horen van medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Hij verzet zich wel tegen het horen van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , nu hij onvindbaar is, voortvluchtig lijkt en daardoor onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn zal kunnen worden gehoord.
De rechter-commissaris heeft de verdediging de gelegenheid geboden om te reageren op het standpunt van de officier van justitie. De verdediging bij e-mail van 20 november 2021 aangegeven te persisteren bij het verstrekken van alle verzochte stukken en overige ingediende onderzoekswensen. Tenslotte heeft de officier van justitie bij e-mail 13 januari jl. wederom gereageerd.

DE BEOORDELING VAN HET VERZOEK

De hierboven door de verdediging ingediende wensen, dan wel vergelijkbare wensen, zijn
reeds eerder ingediend in andere in Nederland lopende zogenoemde Sky-zaken. Bij de
beoordeling van die wensen hebben verscheidene rechtbanken toetsingskaders uiteengezet,
rechtsvragen beantwoord en uiteindelijk beslist op de verzoeken. De rechter-commissaris
zal de algemene lijn in de jurisprudentie volgen.
Diverse rechtbanken, waaronder laatstelijk nog de rechtbank Rotterdam (bij tussenbeslissing van 21 december 2021 in de zaak Bolero), hebben reeds geoordeeld dat het interstatelijk
vertrouwensbeginsel in de weg staat aan toetsing van de Sky-hack.
Uit de inhoud van onderhavige dossierstukken blijkt in voldoende mate dat Franse opsporingsambtenaren op basis van een Franse rechterlijke machtiging een interceptietool hebben geplaatst op een server in Frankrijk. Uit de stukken blijkt op geen enkele wijze van betrokkenheid van de Nederlandse autoriteiten bij de plaatsing van de interceptietool. De Franse rechter heeft alvorens toestemming te geven voor de inzet van de interceptietool getoetst aan het Frans strafvorderlijk kader en is evenals de Nederlandse rechter gehouden zich ervan te verzekeren dat de rechten zoals opgenomen in het EVRM gewaarborgd zijn. Voornoemd vertrouwensbeginsel brengt mee dat de Nederlandse rechter de rechtmatigheid van een onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten uitgevoerde opsporingsactiviteit waarvoor de Franse rechter uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, niet toetst. De Nederlandse rechter dient er op te vertrouwen dat de Franse rechter het nationale en internationale recht heeft toegepast.
Ten aanzien van de onderzoekswensen die zien op de totstandkoming van de Franse
machtiging tot de hack, de rechtmatigheid van de hack, de uitvoering daarvan, de gebruikte
werkwijze en de samenwerking met Nederland, ziet de rechter-commissaris dan ook, gelet
op hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende verdedigingsbelang. De verzoeken tot
voeging van de stukken genoemd onder 1 t/m 7 alsmede de verzoeken tot het horen
van de getuigen onder 12, zullen om die reden worden afgewezen.
De Nederlandse strafrechter dient wel te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten
van het Franse onderzoek in de onderhavige strafzaak gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk
maakt op het recht op een eerlijk proces, als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM. Dat
betekent dat eventuele vormverzuimen bij de verwerking van de Sky-data gevolgen
zouden kunnen hebben voor de strafzaak tegen de verdachte.
De rechter-commissaris is van oordeel dat op basis van de in onderzoek Argus afgegeven machtigingen en verlengingen ex artikelen 126t en 126 uba van het Wetboek van Strafvordering, welke door de officier van justitie alsnog bij e-mail van 18 oktober 2021 zijn verstrekt, in combinatie met de overige dossierstukken, in voldoende mate getoetst kan worden of de Sky-data verkregen in onderzoek Argus rechtmatig zijn verwerkt in het onderhavige onderzoek Klus. Om die reden ziet de rechter-commissaris (tevens) onvoldoende verdedigingsbelang ten aanzien van de verzoeken tot voeging van de stukken genoemd onder 11, 13 en 14. Aan de verzoeken onder 8 t/m 10 heeft de officier van justitie reeds voldaan.
De rechter-commissaris is voorts van oordeel dat met de toezeggingen van de zijde van de
officier van justitie onder de punten 15 t/m 17 in voldoende mate is tegemoet gekomen aan de wensen van de verdediging. De rechter-commissaris ziet in ieder geval vooralsnog onvoldoende grondslag voor toewijzing van de verzoeken van de verdediging.
Gelet op het voldoende gemotiveerde verzoek, hetgeen de verdachte verweten wordt en de zienswijze van de officier van justitie acht de rechter-commissaris het horen van de verzochte getuigen (medeverdachten) aangewezen in de zaak van de verdachte. De verklaringen van deze getuigen kunnen relevant zijn voor de beantwoording van de vragen ex artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De enkele omstandigheid dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] voortvluchtig lijkt, levert (vooralsnog) geen afwijzingsgrond op. De rechter-commissaris begrijpt dat deze getuige gesignaleerd staat en gaat er vanuit dat de getuige op aanvaardbare termijn gehoord kan worden. Mocht dat echter niet lukken, dan zal de rechter-commissaris zijn onderzoek staken en de stukken wederom in handen stellen van de meervoudige kamer.

BESLISSING

De rechter-commissaris wijst het verzoek gedeeltelijk toe, en zal de volgende onderzoekshandelingen verrichten:
het horen van de volgende getuigen:
1.getuige/medeverdachte [naam medeverdachte 1] ; en
2.getuige/medeverdachte [naam medeverdachte 2] .
De rechter-commissaris wijst het verzoek af voor het overige.
Aldus gedaan te Dordrecht op 24 januari 2022.
mr J.L.A.J. Peters,
rechter-commissaris.