Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 8 december 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte wijziging eis, met producties;
- een nieuwe versie van productie 12 van [persoon A] ;
- de akte wijziging van eis in reconventie, tevens houdende antwoord eiswijziging in conventie, tevens houdende overlegging producties.
2..De feiten
3..Het geschil in conventie
- [persoon B] te veroordelen haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning en indien [persoon B] haar medewerking niet verleent, dit vonnis in de plaats te laten treden van alle door [persoon B] te verrichten (rechts)handelingen om de woning te verkopen;
- te bepalen dat na verkoop van de woning de overwaarde tussen partijen bij helfte wordt verdeeld;
- de verdeling van de inboedel vast te stellen conform productie 12 en te bepalen dat het krediet dat partijen hebben afgesloten ter financiering van de inboedel naar rato van verdeling van de inboedelgoederen zal moeten worden verdeeld;
- [persoon B] te veroordelen tot afgifte aan [persoon A] van zijn persoonlijke goederen, zoals vermeld in productie 7;
- te bepalen dat de gemeenschappelijke schulden inzake de tuin en de inboedelgoederen na verkoop van de woning worden afgelost, dan wel voor zover aflossing niet boetevrij kan geschieden, te bepalen dat ieder van partijen gehouden is om de helft van de aflossingsverplichtingen voor zijn of haar rekening te nemen;
- voor zover [persoon A] gehouden is om enige bijdrage aan [persoon B] te voldoen inzake de lasten van de woning, [persoon B] te veroordelen om aan [persoon A] te voldoen:
- een gebruiksvergoeding die gelijk is aan het aandeel dat [persoon A] in de kosten van de woning aan [persoon B] dient te voldoen;
- een bedrag van € 1.058,52 inzake financieringslasten van de auto per 1 september 2021 tot en met december 2021;
- [persoon B] te veroordelen aan [persoon A] een bedrag van € 1.416,93 te voldoen inzake de door hem per januari 2022 gedane aflossing op de drie kredieten, maandelijks te vermeerderen met een bedrag van € 472,31 tot het moment dat de kredieten volledig zijn afgelost;
- kosten rechtens;
- de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4..Het geschil in reconventie
- [persoon A] te veroordelen op eerste verzoek van [persoon B] zijn medewerking te verlenen aan de notariële overdracht en levering van zijn aandeel in de woning aan [persoon B] en aan alles dat is vereist voor zijn ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening;
- indien [persoon A] zijn medewerking niet verleent, dit vonnis in de plaats te laten treden van alle door [persoon A] te verrichten (rechts)handelingen om tot levering van de woning aan [persoon B] met het ontslag van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening te komen;
- [persoon A] te veroordelen om op eerste verzoek van [persoon B] zijn medewerking te verlenen aan aflossing van de drie kredieten direct bij toedeling van de woning aan [persoon B] , althans zijn medewerking te verlenen aan de toedeling van deze kredieten aan [persoon B] zodat zij tot aflossing daarvan kan overgaan;
- te bepalen dat de auto aan [persoon A] wordt toegedeeld, waardoor hij aan [persoon B] een bedrag van € 8.500,- dient te voldoen;
- [persoon A] te veroordelen om terzake de taxatiekosten een bedrag van € 250,- te betalen aan [persoon B] ;
- [persoon A] te veroordelen om terzake lokale belastingen een bedrag van € 470,75 aan [persoon B] te betalen;
- [persoon A] te veroordelen om terzake de hypotheeklasten de helft van de maandlasten van oktober tot en met maart 2022 te betalen, zijnde € 4.207,70, alsmede de helft van de maandelijkse hypotheeklasten, zijnde € 601,10 per maand, vanaf april 2022 tot het moment dat de woning volledig is overgedragen aan [persoon B] ;
- de verdeling van de inboedelzaken vast te stellen overeenkomstig productie 15 van [persoon B] ;
- [persoon A] te veroordelen om met ingang van september 2021 aan [persoon B] te voldoen een gebruiksvergoeding van 0,5% van de helft van de waarde van de auto;
- [persoon A] te veroordelen om aan [persoon B] te voldoen een bedrag van € 484,40 inzake de gemeenschappelijke lasten over september 2021 tot en met maart 2022, maandelijks te vermeerderen met € 73,34 tot het moment dat de woning aan [persoon B] is overgedragen en de overige verzekeringen etc. van naam zijn gewijzigd/gesplitst;
- de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5..De beoordeling
In conventie en in reconventie
Laat maar berekenen op 450”. [persoon B] koppelt dit bedrag op 2 september 2021 per e-mailbericht terug aan [persoon C] . Op 7 september 2021 stuurt [persoon A] per WhatsApp aan [persoon B] een Funda-advertentie van de woning gelegen aan de [adres 2] te Gorinchem die voor € 460.000,- te koop staat en schrijft daarbij: “
450 gaat hem natuurlijk niet worden dus denk daar ook over na ik de tussentijd aub”. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen toegelicht dat zij op 8 september 2021 ’s avonds met elkaar hebben gesproken over de prijs waarvoor [persoon B] de woning kon overnemen.
Gisterenavond hebben we redelijk goed met elkaar kunnen praten. We zijn een bedrag van 470k overeengekomen. [persoon A] deelt alleen mee in de taxatiekosten (dit zijn ook alleen de kosten die deels ook voor zijn rekening komen toch?)”. [persoon C] heeft vervolgens met deze waarde de aanvraag voor de financiering in gang gezet. Op 13 oktober 2021 in de ochtend vraagt [persoon A] per WhatsApp aan [persoon B] :
“Heb je nog iets gehoord van [voornaam persoon C](lees: [persoon C] , toevoeging rechtbank)
?”. [persoon B] antwoordt hierop dat zij nog niets gehoord heeft, waarop [persoon A] antwoordt dat [persoon B] nog twee weken de tijd heeft. Vervolgens discussiëren partijen over deze deadline, die volgens [persoon B] nieuw is, en stelt [persoon B] dat ze verwacht binnen twee weken echt wel wat te horen van [persoon C] en dat ze dan alleen nog een notaris moeten vinden. [persoon A] antwoordt hierop als volgt: “
Oke ik hoop het, anders vanaf nov in de verkoop” en “
Notaris was bij mijn moeder ook binnen een week”. [persoon B] vraagt vervolgens welke notaris dit is, waarop [persoon A] antwoordt dat hij dit bij zijn moeder zal navragen. Vervolgens vraagt [persoon A] of hij naar de notaris zal bellen om te vragen hoe ze zitten met de wachttijden, waarop [persoon B] bevestigend antwoordt en schrijft: “
Volgens mij gaat t dan om een akte van verdeling en hypotheekakte”. Later die dag (13 oktober 2021) vraagt [persoon B] per WhatsApp aan [persoon A] of hij al aan zijn moeder heeft gevraagd bij welke notaris zij is geweest, waarop [persoon A] antwoordt dat het om notariskantoor Arkelstad gaat, dat hij naar dit kantoor gebeld heeft en dat degene die hij aan de telefoon had niets wist van de werkvoorraad. Om 13:58 uur die dag schrijft [persoon A] per WhatsApp-bericht aan [persoon B] : “
[voornaam persoon B] , ik moet met je praten, het is belangrijk. Kan ik vanavond langskomen?”. Uit de door partijen gegeven toelichting ter zitting blijkt dat [persoon A] op dat moment ervan op de hoogte was geraakt dat de woning [adres 2] te Gorinchem voor € 517.000,- was verkocht. Op 15 oktober 2021 schrijft [persoon B] per WhatsApp aan [persoon A] dat ze de offerte van BLG-Wonen heeft ontvangen en dat binnen vier weken een akte van verdeling opgesteld moet worden. [persoon A] geeft vervolgens aan dat hij met [persoon B] erover wil praten. Dit overleg heeft niet plaatsgevonden.