ECLI:NL:RBROT:2022:6026

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/10/576538 / HA ZA 19-579eindvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap en schadevergoeding in erfrechtelijke geschillen

In deze zaak, die betrekking heeft op de verdeling van de nalatenschap van een erflaatster, hebben de erfgenamen [persoon A], [persoon B], [persoon C] en [persoon D] een geschil over de wijze van verdeling van de nalatenschap. De rechtbank Rotterdam heeft op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek van [persoon A] om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning aan de [adres 1] te Oud-Beijerland verkocht moet worden en dat de vennootschap [naam vennootschap] geliquideerd dient te worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat [persoon C] en [persoon D] de meeste belangen hebben bij een zo hoog mogelijke opbrengst van de verkoop van de woning en de liquidatie van de vennootschap. De rechtbank heeft partijen gelast om na de verkoop van de woning en de liquidatie van de vennootschap de nalatenschap van erflaatster te verdelen conform de uitdelingslijsten van partijen, met inachtneming van de verschillen die zijn vastgesteld in de uitspraak. Daarnaast is [persoon A] veroordeeld om de schade te vergoeden die [persoon C] en [persoon D] hebben geleden door het onrechtmatig handelen van [persoon A]. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [persoon A] de schade pas hoeft te betalen nadat de nalatenschap is verdeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rolnummer: C/10/576538 / HA ZA 19-579
Vonnis van 20 juli 2022
in de zaak van
1.
[persoon A], in haar hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar van de nalatenschap van [erflaatster] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[persoon B], in zijn hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar van de nalatenschap van [erflaatster] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. A.C. de Bakker te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
1.
[persoon C], in haar hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar van de nalatenschap van [erflaatster] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[persoon D], in zijn hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar van de nalatenschap van [erflaatster] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaten mr. B.D. Bos en mr. J.H.J. Rijntjes te Rotterdam.
Omdat de achternamen van partijen niet onderscheidend zijn, worden partijen hierna respectievelijk “ [persoon A] ”, “ [persoon B] ”, “ [persoon C] ” en “ [persoon D] ” genoemd.

1..De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de verdere procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 9 maart 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte met verzoek aanvullend resp. hersteltussenvonnis, tevens herschikking/verandering van eis van [persoon C] en [persoon D] , met productie 65;
  • de akte na tussenvonnis van [persoon A] en [persoon B] , met producties 13 tot en met 16;
  • het B16-formulier van [persoon A] en [persoon B] van 19 april 2022;
  • een e-mailbericht en B16-formulier van [persoon C] en [persoon D] van 20 april 2022;
  • het e-mailbericht van de griffier aan partijen van 22 april 2022;
  • de antwoordakte van [persoon C] en [persoon D] , met productie 66.
1.2.
In het e-mailbericht van 22 april 2022 heeft de griffier partijen bericht dat hun herstelverzoeken en eiswijzigingen worden afgewezen en zijn [persoon C] en [persoon D] in de gelegenheid gesteld om bij antwoordakte te reageren op de akte na tussenvonnis van [persoon A] en [persoon B] van 20 april 2022.
1.3.
De datum van het vonnis is bepaald op vandaag.

2..De verdere beoordeling

In conventie en in reconventie
2.1.
In het vonnis van 9 maart 2022 (hierna: het tussenvonnis) is op een groot aantal reconventionele vorderingen reeds beslist. Ook is ten behoeve van de verdeling van de nalatenschap van erflaatster de omvang van de nalatenschap van erflaatster vastgesteld. Omdat beide partijen hebben gevorderd de wijze van verdeling vast te stellen, zijn partijen in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de wijze van verdeling.
Wijze van verdeling
2.2.
[persoon A] en [persoon B] hebben voorgesteld om de woning aan de [adres 1] te Oud-Beijerland (hierna: de woning) toe te delen aan [persoon C] en [persoon D] , dan wel de woning te verkopen aan een derde, en de vennootschap [naam vennootschap] . (hierna: de vennootschap) te liquideren. Zij persisteren in hun conventionele vorderingen Ia en Ib (toedeling woning aan [persoon C] en [persoon D] , subsidiair machtiging verkoop woning door [persoon A] en [persoon B] ) en II (machtiging doen liquideren vennootschap door [persoon A] en [persoon B] ).
2.3.
[persoon C] en [persoon D] hebben voorgesteld om de woning te verkopen en de vennootschap te liquideren. Zij willen zelf de woning verkopen en de vennootschap liquideren, dan wel dat de rechtbank een notaris aanwijst om uitvoering hieraan te geven. Zij stellen voor om notaris mr. [naam notaris 1] van [naam notaris 2] Notarissen uit [plaats] daarvoor aan te wijzen, die al bekend is met de familie.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat, nu partijen het niet zelf is gelukt om afspraken te maken omtrent te verdeling, de wijze van verdeling door de rechtbank gelast zal moeten worden. [persoon C] en [persoon D] willen de woning niet hebben, zodat deze verkocht zal moet worden. Partijen zijn het er over eens dat de vennootschap geliquideerd moet worden. De rechtbank zal bepalen dat [persoon C] en [persoon D] de woning verkopen en de vennootschap liquideren, omdat zij voldoende hebben onderbouwd dat zij het meeste belang hebben bij een zo hoog mogelijke opbrengst. De rechtbank acht het niet noodzakelijk een notaris hiervoor aan te wijzen, bovendien is het niet te verwachten dat partijen het eens zullen worden over de persoon van de notaris. De kosten die [persoon C] en [persoon D] maken voor de verkoop van de woning en de liquidatie van de vennootschap, mogen zij in mindering brengen op de opbrengst van de verkoop en de liquidatie. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de conventionele vorderingen Ia, Ib en II worden afgewezen.
2.5.
Zodra de woning is verkocht en de vennootschap geliquideerd, zal komen vast te staan wat de totale waarde is van de bezittingen van de nalatenschap van erflaatster. Ook zal dan bekend zijn of er nog bankkosten gemaakt zijn, waardoor de banksaldi minder zullen worden. Nagekomen (belasting)schulden zijn er volgens partijen niet (op de belastingschulden van de vennootschap na die bij de liquidatie aan de orde komen). Over de andere schulden van de nalatenschap is reeds in het tussenvonnis geoordeeld. [persoon A] heeft haar voorgeschoten kosten inmiddels – onbetwist – verhoogd naar € 15.560,44.
2.6.
Partijen kunnen derhalve na de verkoop van de woning en liquidatie van de vennootschap met de door hen gemaakte berekeningen zelf tot verdeling/vereffening van de nalatenschap overgaan. De schuldeisers zijn immers al vastgesteld, zodat zij zelf in staat moeten zijn om tot uitdeling aan de schuldeisers (zijnde partijen zelf) over te gaan. De uitdelingslijsten die beide partijen hebben opgesteld (productie 13 van [persoon A] en [persoon B] en productie 66 van [persoon C] en [persoon D] ) komen zo goed als overeen op twee punten na. Het eerste punt dat partijen verdeeld houdt, is of [persoon C] per 1 januari 2022 nog rente moet betalen over haar schuld aan de vennootschap. De rechtbank is van oordeel dat [persoon C] op het moment van verdelen/vereffenen de op dat moment verschenen rente voor 2022 zal moeten betalen (of verrekenen met haar vaderlijk erfdeel). Dat [persoon C] de rente normaal gesproken pas in december betaalt, betekent niet dat zij over heel 2022 geen rente meer verschuldigd is. Deze rente zal naar rato moeten worden berekend. Het tweede punt dat partijen verdeeld houdt, is of [persoon A] en [persoon B] op pagina 2 van hun berekening in productie 13 uitgaan van de juiste hoogte van de vaderlijke erfdelen. De rechtbank is van oordeel dat de berekening van [persoon A] en [persoon B] onjuist is, omdat zij daarin uitgaan van de vaderlijke erfdelen met rente tot de datum van overlijden van erflaatster, terwijl uitgegaan moet worden van de vaderlijke erfdelen met rente tot de datum van verdeling/vereffening.
2.7.
De rechtbank zal partijen gelasten om na verkoop van de woning en liquidatie van de vennootschap, de nalatenschap van erflaatster te verdelen conform de uitdelingslijsten van partijen (productie 13 van [persoon A] en [persoon B] en productie 66 van [persoon C] en [persoon D] ), met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 2.6. is overwogen over de verschillen, waarbij zij uiteraard de op dat moment bekende waardes van de bezittingen en schulden moeten invullen. Omdat die gegevens nu nog niet bekend zijn, zullen partijen dit zelf moeten uitrekenen.
2.8.
De rechtbank merkt daarnaast over productie 66 van [persoon C] en [persoon D] nog het volgende op. [persoon C] en [persoon D] hebben in productie 66 ook een bedrag opgenomen dat [persoon A] aan hen moet betalen vanwege haar onrechtmatig handelen (genaamd ‘compensatie vaderlijk erfdeeldoor [persoon A] te voldoen’). Dit bedrag behoort echter niet tot de verdeling/vereffening van de nalatenschap van erflaatster, maar is [persoon A] op andere gronden aan [persoon C] en [persoon D] verschuldigd. Dit hoort derhalve niet thuis in de uitdelingslijst.
Schade door onrechtmatig handelen
2.9.
Gelet op hetgeen in het tussenvonnis is overwogen zal [persoon A] worden veroordeeld om de schade te vergoeden die [persoon C] en [persoon D] hebben geleden door het onrechtmatig handelen van [persoon A] , bestaande uit het tekort op de vaderlijke erfdelen dat niet uit de nalatenschap van erflaatster betaald kan worden. Het is aan partijen zelf om dit tekort uit te rekenen na de verdeling/vereffening. Het is derhalve nu nog niet mogelijk is om het precieze schadebedrag vast te stellen, zodat de vordering zoals hierna bepaald zal worden toegewezen.
2.10.
De rechtbank merkt wat betreft de berekening van het schadebedrag nog het volgende op. De rechtbank volgt [persoon A] niet in haar standpunt dat dit tekort het verschil is tussen de hoogte van de vordering inclusief rente op het moment van overlijden van erflaatster en het bedrag dat uit de nalatenschap wordt verkregen. Het tekort is het verschil tussen de hoogte van de vordering inclusief rente tot het moment van daadwerkelijke verdeling/vereffening (zoals hiervoor bedoeld) en het bedrag dat uit de nalatenschap wordt verkregen. De rente na het overlijden van erflaatster behoort naar het oordeel van de rechtbank wel tot de schade van [persoon C] en [persoon D] , omdat in het testament van vader is opgenomen dat de rente loopt vanaf zijn overlijden tot de dag van voldoening van het verschuldigde. Zolang het vaderlijke erfdeel niet is betaald aan [persoon C] en [persoon D] , lijden zij hierdoor derhalve schade.
Overige vorderingen in conventie
2.11.
De conventionele vordering onder III betreft een vordering voor recht te verklaren dat [persoon C] en [persoon D] geen (aanvullend) beroep kunnen doen op hun legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster, althans voor recht te verklaren dat de giften van erflaatster aan [persoon A] vallen onder de reikwijdte van art. 4:69 lid 1 BW, althans de voor de berekening van de legitieme portie relevante giften van erflaatster aan [persoon A] vast te stellen op een totaalbedrag van € 281.815,50. In rechtsoverweging 4.30. van het tussenvonnis is echter overwogen dat [persoon C] en [persoon D] geen aanvullend beroep meer doen op hun legitieme portie, zodat de legitieme portie niet meer berekend hoeft te worden. Gelet hierop hebben [persoon A] en [persoon B] geen belang meer bij de door hen gevorderde verklaring voor recht, zodat deze wordt afgewezen.
2.12.
De conventionele vordering onder IV betreft een verklaring voor recht dat dat [persoon A] niet gehouden is de schulden van de nalatenschap van erflaatster (waaronder de vaderlijke erfdelen) uit haar privévermogen te voldoen, noch voor de voldoening van die schulden aansprakelijk kan worden gehouden. Deze verklaring kan gelet op wat in het tussenvonnis is overwogen over de aansprakelijkheid van [persoon A] niet worden toegewezen, zodat deze vordering wordt afgewezen.
2.13.
Onder VI hebben [persoon A] en [persoon B] gevorderd dat het conservatoir beslag op de woning aan de [adres 2] te Oud-Beijerland wordt opgeheven. Daartoe is geen reden, gelet op de veroordeling van [persoon A] om de schade van [persoon C] en [persoon D] te betalen, zodat deze vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
2.14.
Gelet op de aard van het geschil en de relatie van partijen, zal de rechtbank de proceskosten in conventie en in reconventie compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Voor een veroordeling van een partij in de daadwerkelijke proceskosten is derhalve geen plaats.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.15.
[persoon A] heeft voorts gevorderd om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [persoon A] is bang dat [persoon C] en [persoon D] direct tot executie van het vonnis zullen overgaan, alsmede tot het instellen van hoger beroep. Volgens [persoon A] komt zij dan in de problemen, omdat zij een financiering zal moeten regelen voor het betalen van de schade.
2.16.
Bij de beoordeling van een vordering op grond van artikel 233 Rv dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Bij de belangenafweging moet de kans van slagen van een eventueel aan te wenden rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing blijven en wordt degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688).
2.17.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal [persoon A] de schade pas hoeven te betalen aan [persoon C] en [persoon D] zodra de nalatenschap van erflaatster verdeeld/vereffend is. Van directe executie na het vonnis zal derhalve geen sprake zijn, zodat [persoon A] na het vonnis de tijd heeft om (alvast) de financiering voor de betaling van de schade te regelen. De rechtbank zal derhalve het vonnis, als gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3..De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
gelast de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflaatster aldus, dat [persoon C] en [persoon D] de woning aan de [adres 1] te Oud-Beijerland verkopen en de vennootschap [naam vennootschap] . liquideren en dat partijen vervolgens de nalatenschap van erflaatster verdelen/vereffenen conform de uitdelingslijsten van partijen (productie 13 van [persoon A] en [persoon B] en productie 66 van [persoon C] en [persoon D] ), dit met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen (met name rechtsoverwegingen 2.5 tot en met 2.8), waarbij zij de op dat moment bekende waardes van de bezittingen en schulden moeten toepassen;
3.2.
veroordeelt [persoon A] om nadat de nalatenschap van erflaatster is verdeeld/vereffend de schade te vergoeden die [persoon C] en [persoon D] hebben geleden door het onrechtmatig handelen van [persoon A] , bestaande uit het tekort op de vaderlijke erfdelen dat niet uit de nalatenschap van erflaatster betaald kan worden, dit met inachtneming van hetgeen in dit vonnis is overwogen (met name rechtsoverwegingen 2.9 en 2.10);
3.3.
verklaart het voorgaande uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5.
wijst af het meer of anders door partijen gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022.
3120