ECLI:NL:RBROT:2022:6016

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
9915053 BM VERZ 22-3369
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om uitkering van kindsdelen in verband met verblijf in verpleeghuis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van twee bewindvoerders, die de machtiging vroegen om over te gaan tot uitkering van de kindsdelen van de erflater, [naam 3]. De erflater is op 25 mei 2011 overleden en heeft in zijn testament een ouderlijke boedelverdeling ingesteld, waarbij zijn echtgenote, [naam betrokkene], en zijn drie kinderen, waaronder de bewindvoerders, als erfgenamen zijn benoemd. De bewindvoerders stelden dat de echtgenote in een verpleeghuis verblijft en dat zij een hoge eigen bijdrage in de kosten betaalt. Ze verzochten de kantonrechter om de kindsdelen uit te keren om de kosten voor de echtgenote te verlagen.

De kantonrechter heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van het testament van de erflater, dat op 7 februari 1986 is opgemaakt. In het testament zijn specifieke situaties genoemd waaronder de kindsdelen opeisbaar zijn, zoals het overlijden van de echtgenote, hertrouwen, faillissement, aanvraag tot surséance van betaling of onder curatele stelling. De kantonrechter concludeert dat geen van deze situaties zich voordoet en dat noch een onderbewindstelling noch een verblijf in een verpleeghuis als opeisbaarheidsgrond in het testament is opgenomen. De kantonrechter merkt op dat de regeling van het meerderjarigenbewind al enige tijd bestond ten tijde van het opmaken van het testament, en dat de erflater deze situaties had kunnen opnemen als hij dat had gewild.

Daarom concludeert de kantonrechter dat de kindsdelen niet opeisbaar zijn en dat er geen andere gronden zijn gesteld die tot toewijzing van het verzoek kunnen leiden. Het verzoek wordt afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9915053 BM VERZ 22-3369
dossiernummer: BM 7890
uitspraak:

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

inzake het verzoek van:

[naam 1],

wonende te [adres 1],

en

[naam 2],

wonende te [adres 2],
bewindvoerders over de goederen van [naam betrokkene] (hierna: betrokkene).

Verloop van de procedure

De kantonrechter beslist op het volgende processtuk:
1. het aangehechte verzoekschrift dat ter griffie is binnengekomen op 3 juni 2022.

Beoordeling van het verzoek

Op 25 mei 2011 is [naam 3] overleden (hierna te noemen: erflater). Blijkens de verklaring van erfrecht heeft erflater een ouderlijke boedelverdeling ingesteld waarbij zijn echtgenote (betrokkene) en zijn drie kinderen (waaronder de beide bewindvoerders) tot enige erfgenamen zijn benoemd. Thans verzoeken de bewindvoerders de kantonrechter om machtiging te verlenen om over te gaan tot het uitkeren van de kindsdelen. Daarbij voeren de bewindvoerders aan dat betrokkene in een verpleeghuis verblijft waarvoor zij een hoge eigen bijdrage in de kosten betaalt. Met de uitkering van de kindsdelen beogen de bewindvoerders de kosten voor betrokkene te verlagen.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Blijkens het testament van erflater, opgemaakt op 7 februari 1986, zijn de kindsdelen in de volgende situaties opeisbaar:
bij overlijden van betrokkene, alsmede bij haar eventueel hertrouwen, wanneer zij in staat van faillissement wordt verklaard, bij haar aanvraag tot surséance van betaling of indien zij onder curatele wordt gesteld.
Geen van die situaties is hier aan de orde, terwijl noch een onderbewindstelling noch een verblijf in een verpleeghuis in het testament als opeisbaarheidsgrond wordt genoemd. Dit terwijl de regeling van het meerderjarigenbewind ten tijde van het opmaken van het testament al gedurende ruim drie jaar werking had en dus had kunnen worden opgenomen indien erflater dat wenste. Hetzelfde geldt voor het verblijf in een verpleeghuis: ook dat had erflater in het testament kunnen opnemen als opeisbaarheidsgrond.
Gelet op het testament van erflater kan de kantonrechter niet anders dan vast te stellen dat de kindsdelen niet opeisbaar zijn, terwijl andere gronden die tot toewijzing van het verzoek kunnen leiden niet zijn gesteld of gebleken. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.