ECLI:NL:RBROT:2022:6008

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/10/628981 / HA ZA 21-993
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake dwangsom en lijfsdwang bij tenuitvoerlegging van beschikking

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2022, gaat het om een bevoegdheidsincident met betrekking tot het opleggen van een dwangsom en/of het toepassen van lijfsdwang bij de tenuitvoerlegging van een beschikking. De eiseres, een zus van de erflater, vordert dat de gedaagde, die als executeur van de nalatenschap was aangesteld, wordt veroordeeld om rekening en verantwoording af te leggen. De gedaagde heeft in het incident aangevoerd dat de rechtbank onbevoegd is en dat de zaak doorverwezen moet worden naar de kantonrechter. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van de eiseres, en heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden tot een oordeel in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de hoofdzaak vervolgens naar de rol verwezen om de eiseres in de gelegenheid te stellen te reageren op de conclusie van antwoord van de gedaagde. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter M. Fiege.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/628981 / HA ZA 21-993
Vonnis in incident van 20 juli 2022
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. E.B.R. van Griethuysen te Haarlem,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. D.J. van der Weerdt te Vlaardingen.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 november 2021, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De feiten

2.1.
Op 12 februari 2015 overleed in Vlaardingen [naam] (hierna: ‘erflater’). [naam eiseres] is een zus van erflater.
2.2.
[naam gedaagde] is in de beschikking van de kantonrechter van 14 juli 2020 ontslagen als executeur van de nalatenschap van erflater en is in die beschikking gelast rekening en verantwoording van zijn beheer af te leggen als bedoeld in artikel 4:151 van het Burgerlijk Wetboek.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert in de hoofdzaak, met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten:
1. [naam gedaagde] te veroordelen om binnen één week na de betekening van dit vonnis te voldoen aan de beschikking van de kantonrechter van 14 juli 2020 (het afleggen van rekening en verantwoording van zijn beheer als executeur van de nalatenschap van erflater als bedoeld in artikel 4:151 Burgerlijk Wetboek), met een dwangsom van € 750,- voor iedere dag dat [naam gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet;
2. haar te machtigen om uitvoering van het afleggen van rekening en verantwoording te bewerkstelligen door middel van lijfsdwang/gijzeling van [naam gedaagde], zolang [naam gedaagde] daarmee in gebreke blijft, voor zover nodig te effectueren door middel van inzet van de sterke arm.
3.2.
[naam gedaagde] voert in het incident aan dat de rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van de vordering van [naam eiseres] en vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaard en de zaak doorverwijst naar de kantonrechter.

4..De beoordeling

in het incident
4.1.
[naam gedaagde] stelt dat omdat de kantonrechter bevoegd was kennis te nemen van het verzoekschrift dat heeft geleid tot de beschikking van 14 juli 2020, de kantonrechter ook bevoegd is kennis te nemen van de vordering van [naam eiseres] in deze zaak. Dit standpunt is onjuist (BenGH 17 december 2009, ECLI:NL:XX:2009:BL5284 beantwoording vraag 2). Een latere uitspraak over de dwangsom hoeft niet noodzakelijk gegeven te worden door de rechter die de hoofdveroordeling heeft uitgesproken.
4.2.
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) noemt in artikel 93 de zaken die de kantonrechter behandelt en beslist. Geen van de daar genoemde gevallen doet zich voor in deze zaak. Het gaat in deze zaak om het opleggen van een dwangsom (artikel 611a e.v. Rv) en/of het toepassen van lijfsdwang (artikel 585 e.v. Rv) bij de tenuitvoerlegging van de beschikking van 14 juli 2020. Dit is een vordering van onbepaalde waarde.
4.3.
De rechtbank acht zich bevoegd kennis te nemen van de vordering van [naam eiseres]. Een oordeel over de proceskosten wordt aangehouden tot een oordeel over de proceskosten in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak
4.4.
De rechtbank verwijst de hoofdzaak naar de rol om [naam eiseres] in de gelegenheid te stellen te reageren op de conclusie van antwoord van [naam gedaagde].

5..De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de vordering van [naam eiseres];
5.2.
houdt een beslissing over de proceskosten aan tot een beslissing daarover in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 7 september 2022voor een conclusie van repliek aan de kant van [naam eiseres].
Dit vonnis is gewezen door M. Fiege en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022.
414