Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift was ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het klaagschrift was gericht tegen een beslag dat was gelegd op een cryptocurrency-adres van de klager in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen van geld via cryptotransacties. De rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard, wat betekent dat het beslag onterecht was gelegd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 16 juni 2021 werd een schriftelijk bevel gegeven aan de crypto-exchange Binance om het totale bedrag op het cryptocurrency-adres van de klager te bevriezen en aan de Belastingdienst/FIOD uit te leveren. Binance heeft op 18 oktober 2021 aan deze vordering voldaan, waarna de cryptovaluta in beslag zijn genomen. De klager stelde dat het beslag onrechtmatig was, omdat het Openbaar Ministerie niet bevoegd was om beslag te leggen.
De officier van justitie concludeerde tot ongegrondverklaring van het beklag, stellende dat de klager betrokken was bij witwassen via cryptotransacties. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de klager daadwerkelijk betrokken was bij de strafbare feiten. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat er niet van de rechter kan worden gevergd om in te gaan op de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten het beklag gegrond te verklaren en gelast de teruggave van de in beslag genomen cryptocurrency aan de klager. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.