ECLI:NL:RBROT:2022:600

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
C/10/622793 / HA RK 21-886
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en ontslag van executeurs in een nalatenschap met meerdere erfgenamen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de benoeming van een vereffenaar en het ontslag van executeurs in de nalatenschap van een overleden erflaatster. De verzoeker, die in zijn hoedanigheid van erfgenaam en executeur optrad, verzocht de rechtbank om een vereffenaar te benoemen, omdat de samenwerking met de mede-executeur problematisch was. De mede-executeur, die ook wettelijk vertegenwoordiger van haar kinderen was, had volgens de verzoeker tegenstrijdige belangen, wat de afwikkeling van de nalatenschap bemoeilijkte. De rechtbank oordeelde dat er op dat moment geen grondslag was om een vereffenaar te benoemen, omdat de nalatenschap ruimschoots voldoende was om de schulden te voldoen. Het verzoek werd afgewezen.

Daarnaast verzocht de verzoeker om ontslag van de mede-executeur op grond van gewichtige redenen. De rechtbank oordeelde dat zij onbevoegd was om dit verzoek te behandelen, omdat het ontslag van een executeur door de kantonrechter moet worden verleend. De rechtbank verwees het verzoek naar de kantonrechter voor verdere afhandeling. Ook de meer subsidiaire verzoeken van de verzoeker, waaronder de verdeling van de werkzaamheden tussen de executeurs, werden om dezelfde reden afgewezen en verwezen naar de kantonrechter.

De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werd de mogelijkheid geboden om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/10/622793 / HA RK 21-886
Beschikking van 20 januari 2022
in de zaak van
[naam verzoeker], pro se en in hoedanigheid van erfgenaam en executeur van de nalatenschap van [naam erflaatster],
wonende te [woonplaats verzoeker]
verzoeker,
advocaat mr. M.C.G. Stut te Rotterdam.
Belanghebbenden:
1.
[naam belanghebbende 1], (mede) in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [naam erflaatster],
2.
[naam belanghebbende 2],
beiden in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van:
  • [naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2016 te [geboorteplaats kind 1],
  • [naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2017 te [geboorteplaats kind 2],
beiden pro se en in hoedanigheid van erfgenaam van de nalatenschap van [naam erflaatster],
wonende te [woonplaats belanghebbenden 1 en 2],
advocaat mr. W.J. van der Kroon te Zoetermeer,

3. [naam belanghebbende 3],

4.
[naam belanghebbende 4],
beiden in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van:
  • [naam kind 3], geboren op [geboortedatum kind 3] 2010 te [geboorteplaats kind 3],
  • [naam kind 4], geboren op [geboortedatum kind 4] 2013 te [geboorteplaats kind 4],
beiden pro se en in hoedanigheid van erfgenaam van de nalatenschap van [naam erflaatster],
wonende te [woonplaats belanghebbenden 3 en 4].
advocaat mr. W.J. van der Kroon te Zoetermeer.
Partijen worden hierna respectievelijk “[naam verzoeker]”, “[naam belanghebbende 1]” (belanghebbende sub 1), “[naam belanghebbende 3]” (belanghebbende sub 3) en de kleinkinderen (belanghebbenden gezamenlijk in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers) genoemd.

1..Het procesverloop

1.1.
Op 23 juli 2021 is ter griffie ingekomen het verzoekschrift van [naam verzoeker], met producties. [naam belanghebbende 1], [naam belanghebbende 3] en de kleinkinderen hebben desgevraagd de rechtbank bericht dat zij verweer willen voeren tegen het verzoekschrift en op 18 oktober 2021 een verweerschrift, met producties, overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden in het gerechtsgebouw te Dordrecht op 29 oktober 2021. [naam verzoeker] is verschenen, bijgestaan door mr. M.C.G. Stut en [naam 1]. [naam belanghebbende 1], [naam belanghebbende 2], [naam belanghebbende 3] en [naam belanghebbende 4] zijn verschenen, bijgestaan door mr. W.J. van der Kroon.
1.3.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen geprobeerd om er onderling uit te komen. Partijen hebben de rechtbank op 23 december 2021 ([naam verzoeker]) en 3 januari 2022 ([naam belanghebbende 1], [naam belanghebbende 3] en de kleinkinderen) bericht dat dat niet gelukt is. Vervolgens is de datum van deze beschikking bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Op 18 oktober 2019 is te [plaatsnaam] overleden [naam erflaatster], geboren op [geboortedatum erflaatster] te [geboorteplaats erflaatster], laatstelijk wonende aan het adres [adres erflaatster] (hierna: erflaatster).
2.2.
[naam belanghebbende 1] en [naam belanghebbende 3] zijn de dochters van erflaatster, geboren uit het huwelijk tussen erflaatster en [naam 2]. Dit huwelijk is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
Erflaatster is in de tweede echt gehuwd geweest met [naam 3]. Dit huwelijk is ontbonden door zijn overlijden op 7 september 2015. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren. [naam 3] is de vader van [naam verzoeker]. [naam verzoeker] is derhalve de stiefzoon van erflaatster.
2.4.
Erflaatster heeft bij testament van 10 augustus 2018 over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft [naam verzoeker] en de kleinkinderen (de minderjarige kinderen van [naam belanghebbende 1] en [naam belanghebbende 3]) tot haar erfgenamen benoemd. [naam verzoeker] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. De kleinkinderen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
2.5.
In haar testament heeft erflaatster [naam belanghebbende 1] en [naam verzoeker] benoemd tot executeur. Beiden hebben deze benoeming aanvaard. In het testament is bepaald dat de executeurs de werkzaamheden uitsluitend gezamenlijk kunnen verrichten.
2.6.
Erflaatster heeft in haar testament [naam verzoeker] tot testamentair bewindvoerder benoemd met betrekking tot de erfrechtelijke verkrijgingen van de kleinkinderen tot hun achttiende levensjaar. [naam verzoeker] heeft de benoeming aanvaard. In het geval van ontstentenis, defungeren of weigering van de bewindvoering heeft erflaatster in haar testament [naam belanghebbende 1] tot bewindvoerder benoemd.

3..Het geschil

3.1.
[naam verzoeker] heeft verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
[naam 4], kantoorhoudende te [adres],
te benoemen tot vereffenaar in de nalatenschap van erflaatster, althans een beslissing te
nemen zoals de rechtbank in goede justitie juist acht;
Subsidiair:
[naam belanghebbende 1] te ontslaan als executeur wegens gewichtige redenen met ingang van datum beschikking, althans met ingang van een datum zoals de rechtbank juist acht;
hangende het onderzoek [naam belanghebbende 1] als executeur te schorsen, althans voorlopige voorzieningen te treffen zoals de rechtbank juist acht;
voorwaardelijk, uitsluitend voor het geval [naam belanghebbende 1] als executeur wordt ontslagen en
[naam verzoeker] als enig benoemde executeur resteert, ook [naam verzoeker] als executeur te ontslaan
(op eigen verzoek);
4. [naam 4], kantoorhoudende te [adres], te benoemen als executeur in de nalatenschap van erflaatster, te bepalen dat deze executeur de executele zal uitvoeren overeenkomstig de op haar kantoor gebruikelijke wijze en te bepalen dat deze executeur recht heeft op loon en haar werkzaamheden zal verrichten tegen het door haar kantoor gebruikelijk gehanteerde uurtarief van € 190,- per uur inclusief BTW;
Meer subsidiair:
een verdeling van de werkzaamheden tussen [naam verzoeker] en [naam belanghebbende 1] vast te stellen zoals de rechtbank juist acht;
Uiterst subsidiair:
een beslissing te nemen zoals de rechtbank in goede justitie juist acht;
kosten rechtens.
3.2.
[naam belanghebbende 1] en [naam belanghebbende 3] en de kleinkinderen hebben als zelfstandige tegenverzoeken verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
het primaire verzoek van [naam verzoeker] af te wijzen;
het subsidiaire en meer subsidiaire verzoek van [naam verzoeker] te verwijzen naar de kantonrechter, omdat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van deze verzoeken;
om de zelfstandige verzoeken van verweerders, strekkende tot het ontslag van [naam verzoeker] als executeur en testamentair bewindvoerder, eveneens te verwijzen naar de kantonrechter ter verdere afdoening;
kosten rechtens.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Primaire verzoek: benoeming vereffenaar
4.1.
[naam verzoeker] en [naam belanghebbende 1] zijn executeurs in de nalatenschap van erflaatster. Volgens het testament van erflaatster kunnen [naam verzoeker] en [naam belanghebbende 1] hun executeurswerkzaamheden alleen gezamenlijk uitoefenen. Volgens [naam verzoeker] verloopt de samenwerking met [naam belanghebbende 1] zeer moeilijk, omdat hij en [naam belanghebbende 1] over alles twisten (de notaris die de verklaring van erfrecht dient op te maken, de voorgeschoten kosten en welke kosten wel dan niet voor vergoeding in aanmerking komen). Hierdoor loopt de afwikkeling van de nalatenschap moeizaam. Volgens [naam verzoeker] heeft [naam belanghebbende 1] ook meerdere petten op, namelijk die van executeur, van wettelijk vertegenwoordiger van haar kinderen die erfgenaam zijn en van schuldeiser door haar beroep op de legitieme portie. Deze tegenstrijdige erfrechtelijke belangen zal de afwikkeling van de nalatenschap alleen nog maar verder bemoeilijken naar de mening van [naam verzoeker]. Hij wil daarom – primair – dat op grond van artikel 4:203 lid 1 onder a BW een vereffenaar benoemd wordt.
4.2.
[naam belanghebbende 1], [naam belanghebbende 3] en de kleinkinderen hebben zich op het standpunt gesteld dat het primaire verzoek van [naam verzoeker] moet worden afgewezen, omdat [naam belanghebbende 1] en [naam verzoeker] executeurs zijn in de nalatenschap van erflaatster en er dan geen vereffenaar benoemd kan worden. Daarnaast is [naam belanghebbende 1] van mening dat ze er samen met [naam verzoeker] uit kan komen.
4.3.
De nalatenschap is door de kleinkinderen beneficiair aanvaard. Als er een executeur is en deze kan aantonen dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden van de nalatenschap te voldoen, dan hoeft de nalatenschap op grond van de artikelen 4:202 lid 1 sub a BW en 4:149 lid 1 onder d BW niet vereffend te worden en eindigt de taak van de executeur niet.
4.4.
Op dit moment zijn [naam verzoeker] en [naam belanghebbende 1] nog executeur in de nalatenschap van erflaatster. [naam belanghebbende 1] heeft gesteld dat de nalatenschap van erflaatster ruimschoots voldoende is om de schulden van de nalatenschap te voldoen. [naam verzoeker] heeft niet gesteld dat de goederen van de nalatenschap niet ruimschoots toereikend zijn om de schulden van de nalatenschap te voldoen. Overigens blijkt dit ook niet uit de door [naam verzoeker] overgelegde boedelbeschrijving. Dit voorgaande betekent dat er op dit moment geen grondslag is om een vereffenaar te benoemen, zodat het primaire verzoek wordt afgewezen. Deze beslissing had anders kunnen zijn als het subsidiaire verzoek van [naam verzoeker] wordt toegewezen en [naam belanghebbende 1] en hijzelf als executeur ontslagen worden. Op dit moment is daar echter nog geen sprake van en de rechtbank kan daarop niet vooruit lopen, zodat het verzoek om een vereffenaar te benoemen wordt afgewezen.
Subsidiaire verzoek: ontslag executeur
4.5.
Subsidiair heeft [naam verzoeker] verzocht om [naam belanghebbende 1] te ontslaan als executeur op grond van artikel 4:149 lid 2 BW om gewichtige redenen. Volgens [naam verzoeker] is het wantrouwen tussen hem en [naam belanghebbende 1] te groot en zijn zij niet in staat om samen de nalatenschap af te wikkelen. Als [naam belanghebbende 1] wordt ontslagen, dan wil [naam verzoeker] ook ontslagen worden als executeur, zodat daarna een vereffenaar benoemd kan worden.
4.6.
[naam belanghebbende 1], [naam belanghebbende 3] en de kleinkinderen hebben als verweer gevoerd dat de rechtbank onbevoegd is om een executeur te ontslaan, zodat het verzoek verwezen moet worden naar de kantonrechter. Daarnaast zijn zij van mening dat [naam verzoeker] zelf de gewichtige reden is, omdat hij zelf een aanbod van [naam belanghebbende 1] om de nalatenschap af te wikkelen in de wind slaat.
4.7.
Op grond van artikel 4:149 lid 1 aanhef en onder f BW eindigt de taak van de executeur door ontslag dat de kantonrechter hem met ingang van een bepaalde dag verleent. Dit betekent derhalve dat de rechtbank onbevoegd is om van het ontslagverzoek kennis te nemen. De rechtbank zal dit verzoek daarom verwijzen naar de kantonrechter.
Meer subsidiaire verzoek: verdeling van de werkzaamheden
4.8.
De rechtbank is ook onbevoegd om de door [naam verzoeker] verzochte verdeling van de werkzaamheden – die overigens niet is onderbouwd – toe te wijzen, omdat de kantonrechter op grond van artikel 4:142 lid 3 BW hiertoe bevoegd is. Dit meer subsidiaire verzoek wordt derhalve ook verwezen naar de kantonrechter.
Uiterst subsidiaire verzoek: beslissing in goede justitie
4.9.
De rechtbank ziet op dit moment geen reden om in goede justitie een beslissing te nemen, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
Zelfstandig tegenverzoek
4.10.
[naam belanghebbende 1], [naam belanghebbende 3] en de kleinkinderen hebben als zelfstandig tegenverzoek verzocht om [naam verzoeker] te ontslaan als executeur en testamentair bewindvoerder. Ook wat deze zelfstandige tegenverzoeken betreft is de rechtbank onbevoegd om hierop te beslissen (op grond van artikel 4:149 lid l aanhef en onder f BW en artikel 4:164 lid 1 aanhef en onder e BW), zodat de zelfstandige tegenverzoeken ook worden verwezen naar de kantonrechter.
Proceskosten
4.11.
Gelet op de relatie tussen partijen worden de proceskosten van het primaire en uiterst subsidiaire verzoek gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank
wijst het primaire en uiterst subsidiaire verzoek af;
compenseert wat betreft het primaire en uiterst subsidiaire verzoek de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart zich onbevoegd om de subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken en om de zelfstandige tegenverzoeken te behandelen en te beslissen;
verwijst de zaak wat betreft de subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken en wat betreft de zelfstandige tegenverzoeken in de stand waarin deze zich bevindt naar de kantonrechter te Rotterdam, locatie Dordrecht.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2022. [1]
3120

Voetnoten

1.Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.