ECLI:NL:RBROT:2022:5953

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
C/10/625570 / HA ZA 21-831
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsgeschil over herstelwerkzaamheden en gebreken in renovatie van een woning

In deze zaak tussen [persoon A] en de besloten vennootschap Gelijk Regelen B.V. betreft het een geschil over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de renovatie van een woning. De rechtbank Rotterdam heeft op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De eiseres, [persoon A], vorderde schadevergoeding van Gelijk Regelen B.V. omdat zij stelde dat de aannemer tekortgeschoten was in de uitvoering van de werkzaamheden, met name in het herstellen van gebreken die waren vastgesteld in een rapport van de Vereniging Eigen Huis (VEH). Gelijk Regelen B.V. voerde verweer en stelde dat [persoon A] in schuldeisersverzuim verkeerde door de aannemer niet de gelegenheid te geven de gebreken te herstellen.

De rechtbank oordeelde dat Gelijk Regelen B.V. niet aansprakelijk was voor de gestelde gebreken, omdat [persoon A] niet tijdig had gereageerd op de vooroplevering en de opleveringskeuring. De rechtbank wees de vorderingen van [persoon A] af en oordeelde dat de kosten voor herstel voor rekening van [persoon A] kwamen. In reconventie vorderde Gelijk Regelen B.V. betaling van een openstaande factuur van € 2.541,00, welke vordering door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank veroordeelde [persoon A] tot betaling van de proceskosten aan Gelijk Regelen B.V. en verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/625570 / HA ZA 21-831
Vonnis van 13 juli 2022
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L. Hennink te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GELIJK REGELEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B.V. Rafaela te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [persoon A] en Gelijk Regelen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 september 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
  • de brieven van deze rechtbank van 23 november 2021 en 24 maart 2022 waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 11 april 2022;
  • de e-mail van deze rechtbank van 25 maart 2022 waarbij enkele specifieke onderwerpen zijn genoemd ter bespreking op de mondelinge behandeling;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • akte overlegging productie-19 van Gelijk Regelen;
  • akte overlegging productie-33 van [persoon A] ;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 april 2022;
  • de e-mail van 28 april 2022 van [persoon A] met een reactie op het proces-verbaal;
  • de e-mail van deze rechtbank aan beide partijen van 28 april 2022 met het bericht dat de reactie namens [persoon A] aan de processtukken wordt toegevoegd en dat dit ook geldt voor een eventuele reactie van Gelijk Regelen op het proces-verbaal;
  • de akte na comparitie in conventie tevens eis in reconventie, met producties van Gelijk Regelen;
  • de nadere akte, met producties van [persoon A] .
1.2.
Het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Tussen [persoon A] en Gelijk Regelen is op 7 februari 2020 een bemiddelingsovereenkomst tot stand gekomen op basis waarvan Gelijk Regelen werkzaamheden heeft uitgevoerd ten behoeve van de aankoop en financiering door [persoon A] van een woning in Rotterdam (de “Woning”). De overeenkomst bevat een courtageverplichting van 2% van de aankoopprijs van de Woning met een minimum van € 2.420,00 (incl. btw).
2.2.
Tussen [persoon A] en Gelijk Regelen is op 16 april 2020 een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen op basis waarvan Gelijk Regelen de Woning volledig heeft gerenoveerd en verbouwd tot een driekamerwoning. De aanneemsom bedroeg € 40.438,00 (incl. btw).
2.3.
Op 17 april 2020 heeft de overdracht van de Woning plaatsgevonden. Begin mei 2020 is Gelijk Regelen gestart met de renovatiewerkzaamheden. Op 31 juli 2020 heeft een vooroplevering van de Woning plaatsgevonden. Hiervan is geen proces-verbaal opgemaakt.
2.4.
Bij e-mail van 23 september 2020 heeft Gelijk Regelen [persoon A] een factuur gestuurd voor de bemiddelingscourtage van € 2.541,00 met een betalingstermijn van zeven dagen. [persoon A] heeft deze factuur niet voldaan.
2.5.
Op 9 oktober 2020 heeft Vereniging Eigen Huis (“VEH”) in opdracht van [persoon A] een opleveringskeuring uitgevoerd in de Woning. Hierbij waren onder andere [persoon A] en de heer [persoon B] , namens Gelijk Regelen, aanwezig. Het “
Opleveringsrapport/Proces-verbaal van oplevering” van 9 oktober 2020 is door VEH direct na de keuring opgemaakt en daarna ter plekke digitaal ondertekend door [persoon A] en [persoon B] (“rapport VEH”). Beide partijen hebben een exemplaar van het rapport VEH ontvangen. Het rapport VEH vermeldt 33 gebreken, waarvan 4 ernstig.
2.6.
Bij e-mail van 19 oktober 2020 heeft [persoon A] Gelijk Regelen bericht dat zij wil dat Gelijk Regelen de gebreken zoals vermeld in het rapport VEH herstelt. Ook heeft [persoon A] om een precieze planning verzocht van de werkzaamheden en heeft zij erop gewezen dat het rapport VEH ten onrechte niet vermeldt dat ook sprake is van een gebrek in de achtergevel vanwege het ontbreken van een raam.
2.7.
Na een herinnering van [persoon A] reageert Gelijk Regelen bij e-mail van 10 november 2020 aanvankelijk met een betwisting van haar gebondenheid aan het rapport VEH, maar na een aankondiging van [persoon A] dat zij de aannemingsovereenkomst wil ontbinden, verklaart Gelijk Regelen bij brief van 20 november 2020 dat zij alsnog bereid is alle gebreken uit het rapport VEH te verhelpen en heeft zij voorgesteld dit in week 50 te doen, startend op 7 december 2020.
2.8.
Bij e-mail van 30 november 2020 heeft [persoon A] Gelijk Regelen verzocht aan te geven wanneer Gelijk Regelen welke werkzaamheden wil uitvoeren en hoeveel tijd daarmee gemoeid is. Ook schrijft [persoon A] dat ook alle kozijnen vervangen moeten worden. Bij e-mail en brief van 4 december 2020 heeft Gelijk Regelen [persoon A] bericht dat een exacte planning op voorhand niet is te geven en dat zij op 7 december 2020 aanwezig zal zijn bij de Woning voor het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden op basis van het rapport VEH.
2.9.
Op 7 december 2020 heeft Gelijk Regelen geen herstelwerkzaamheden kunnen uitvoeren omdat er niet open werd gedaan bij de Woning. Later die dag heeft [persoon A] Gelijk Regelen bericht dat zij niet op de hoogte was van de afspraak die dag vanwege een door Gelijk Regelen onjuist gebruikt e-mailadres, maar dat zij bovendien eerst een gedetailleerd plan van aanpak wil voordat Gelijk Regelen tot de Woning wordt toegelaten om de herstelwerkzaamheden uit te voeren. Bij e-mail van 8 december 2020 heeft [persoon A] opnieuw gevraagd om een exacte planning wanneer welke werkzaamheden uitgevoerd gaan worden en heeft zij opnieuw aangegeven dat ook de kozijnen vervangen moeten worden.
2.10.
Op 10 december 2020 heeft Gelijk Regelen [persoon A] bericht dat duidelijk is welke werkzaamheden zullen worden uitgevoerd, namelijk die tot herstel van de gebreken genoemd in het rapport VEH en dat een gedetailleerd plan van aanpak op voorhand niet mogelijk is nu dit onder meer afhangt van de eventueel benodigde materialen en levertijd. Gelijk Regelen heeft ook aangegeven dat zij niet gehouden is tot vervanging van alle buitenkozijnen omdat het rapport VEH op dit punt een veel beperktere verplichting bevat voor Gelijk Regelen. Gelijk Regelen heeft haar bereidheid van 20 november 2020 herhaald om de in het rapport VEH geconstateerde gebreken te verhelpen en vervolgens 14 december 2020 of 4 januari 2021 voorgesteld als nieuwe startdata voor de herstelwerkzaamheden.
2.11.
In reactie daarop heeft [persoon A] bij e-mail van 11 december 2020 de aannemingsovereenkomst ontbonden met als reden dat Gelijk Regelen ten onrechte alleen bereid is om de herstelwerkzaamheden op basis van het rapport VEH uit te voeren en niet bereid is om ook de overige overeengekomen (herstel)werkzaamheden uit te voeren, waaronder het vervangen van de buitenkozijnen en het plaatsen van een raam en deur naar de tuin. In de e-mail geeft [persoon A] aan dat zij wil dat haar schade wordt vergoed en dat die schade in ieder geval gelijk is aan de te maken herstelkosten.
2.12.
Bij brief van 14 december 2020 heeft Gelijk Regelen [persoon A] bericht dat zij ondanks de ontbinding van de aannemingsovereenkomst door [persoon A] nog steeds bereid is de herstelwerkzaamheden op basis van het rapport VEH uit te voeren. Dit aanbod heeft [persoon A] afgewezen. Partijen zijn vervolgens niet nader tot elkaar gekomen. Bij e-mail van 20 mei 2021 heeft [persoon A] Gelijk Regelen bericht dat de kosten voor de (herstel)werkzaamheden
€ 41.620,22 bedragen. [persoon A] heeft de bijbehorende offertes bijgevoegd en Gelijk Regelen gevraagd of zij alsnog bereid is deze werkzaamheden uit te voeren, bij gebreke waarvan zij dit bedrag in rechte als schadevergoeding zal vorderen. Gelijk Regelen heeft aangegeven hiertoe niet meer bereid te zijn. Ten tijde van de mondelinge behandeling hadden de (herstel)werkzaamheden nog niet plaatsgevonden.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[persoon A] vordert, dat het de rechtbank behage om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
“a. te verklaren voor recht, dat Gelijk Regelen toerekenbaar tekort is geschoten door niet bereid te zijn de gebreken te herstellen, zoals weergegeven in het rapport van de
Vereniging Eigen Huis, alsmede over te gaan tot het plaatsen van raam en een deur naar de tuin;
b. Gelijk Regelen te veroordelen in de schade die [persoon A] heeft geleden van € 44.282,22 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van dagvaarden tot aan de dag der algehele voldoening;
c. Gelijk Regelen te veroordelen in vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van [persoon A] ;
d. Gelijk Regelen te veroordelen in de kosten van deze procedure”.
3.1.1.
Aan haar vorderingen legt [persoon A] ten grondslag dat Gelijk Regelen haar werkzaamheden onder de aannemingsovereenkomst niet volledig en niet goed heeft uitgevoerd. Gelijk Regelen heeft in strijd met de offerte in de tweede slaapkamer geen raam en deur naar de tuin aangebracht, maar alleen een tuindeur met daarin een raam. Met Gelijk Regelen is afgsproken dat zij hiervoor alsnog zou zorgdragen, maar die afspraak is Gelijk Regelen niet nagekomen. Daarnaast is Gelijk Regelen tekortgeschoten in haar verplichting om de in het rapport VEH genoemde gebreken te herstellen. Gelijk Regelen stelt ten onrechte dat zij alleen gehouden was om de in het rapport VEH genoemde gebreken te herstellen, maar niet ook om daarnaast nog andere werkzaamheden te verrichten, waaronder het vervangen van de buitenkozijnen en het plaatsen van een deur en een raam in de tweede slaapkamer. [persoon A] heeft Gelijk Regelen een aantal keer aangemaand om over te gaan tot voornoemde werkzaamheden en herstel, maar Gelijk Regelen heeft dat niet gedaan. Op grond van deze tekortkomingen heeft [persoon A] de aannemingsovereenkomst ontbonden en vordert zij thans (vervangende) schadevergoeding ter groote van de herstelkosten van
(thans) € 44.282,22.
3.2.
Gelijk Regelen voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
in reconventie
3.3.
Gelijk Regelen vordert in reconventie dat het de rechtbank behage om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
“- [persoon A] te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 2.541,00, vermeerderd met de
wettelijke rente aan Gelijk Regelen vanaf de dag dat zij in verzuim is, althans de dag dat zij
de eis in reconventie heeft ingediend, althans een nader te bepalen moment door U E.A. bij
goede justitie bepaald;
- [persoon A] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten;
- [persoon A] te veroordelen in de proceskosten”.
3.3.1.
Aan haar vordering legt Gelijk Regelen ten grondslag dat [persoon A] op basis van de bemiddelingsovereenkomst de factuur van 23 september 2020 ad € 2.541 verschuldigd is en dat zij hiermee in verzuim is omdat de betalingstermijn van zeven dagen is verstreken en de factuur niet is voldaan.
3.4.
[persoon A] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.5.
Op de stellingen van partijen in conventie en reconventie wordt in het hiernavolgende ingegaan, voor zover van belang voor de beslissingen op de vorderingen.
4. De beoordeling
in conventie
4.1.
[persoon A] baseert de door haar gevorderde verklaring voor recht dat Gelijk Regelen toerekenbaar is tekortgeschoten op haar stelling dat Gelijk Regelen niet bereid was (i) de in het rapport VEH genoemde gebreken te herstellen en (ii) evenmin bereid was tot het plaatsen van raam en een deur naar de tuin.
Inhoud afspraken
4.2.
Partijen twisten over de vraag of is overeengekomen dat in de tweede slaapkamer een deur en een raam geplaatst zouden moeten worden. [persoon A] heeft gesteld dat dit zo is afgesproken en Gelijk Regelen heeft dit betwist. De aannemingsovereenkomst vermeldt op dit punt niet meer dan “
Verwijderen oude schuifpui en plaatsen raam en deur naar de tuin”, maar vermeldt niet waar de deur en het raam moeten komen. Los van de vraag wat op dit punt precies is overeengekomen, geldt dat de gevorderde verklaring voor recht dat Gelijk Regelen toerekenbaar tekort is geschoten door niet over te gaan tot het plaatsen van een raam en deur naar de tuin, zal worden afgewezen. Tussen partijen staat immers vast dat op 31 juli 2020 een vooroplevering van het werk heeft plaatsgevonden en dat [persoon A] toen niet op dit vermeende gebrek heeft gewezen en dat zij dit evenmin heeft gedaan bij de opleveringskeuring door VEH op 9 oktober 2020. Voor zover tussen partijen het ontbreken van een apart raam in de tweede slaapkamer al zou kwalificeren als een gebrek, zou dit een gebrek zijn dat [persoon A] op het tijdstip van de (voor)oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken en Gelijk Regelen had moeten melden (ex artikel 7:758 lid 3 BW). Nu [persoon A] dit heeft nagelaten, betekent dit dat, zo al sprake zou zijn van een gebrek, Gelijk Regelen hiervoor niet meer aansprakelijk is. Dit leidt ertoe dat de door [persoon A] gevorderde verklaring voor recht dat Gelijk Regelen toerekenbaar is tekortgeschoten omdat zij niet is overgegaan tot het plaatsen van raam en een deur naar de tuin, zal worden afgewezen.
Rapport VEH
4.3.
Wat betreft de gevorderde verklaring voor recht dat Gelijk Regelen toerekenbaar is tekortgeschoten omdat zij niet bereid zou zijn de in het rapport VEH genoemde gebreken te herstellen, oordeelt de rechtbank als volgt.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Woning na de opleveringskeuring door VEH van 9 oktober 2020 nog gebreken vertoonde zoals opgenomen in het rapport VEH van diezelfde datum (zie hiervoor onder 2.5). De stelling van Gelijk Regelen dat zij niet aan het rapport VEH gebonden is omdat zij niet wist waarvoor zij tekende en zij geen commentaar op het rapport heeft kunnen leveren, is ongegrond. Gelijk Regelen was door [persoon A] voor de opleveringskeuring door VEH uitgenodigd. Als professioneel aannemer heeft Gelijk Regelen moeten begrijpen waarvoor zij tekende en als zij hierover twijfels had, had zij dat toen moeten aangeven. Nu zij dat niet heeft gedaan, geldt dat zij gebonden is aan het rapport VEH. Gelijk Regelen heeft zich nadien ook gedragen alsof zij aan het rapport VEH gebonden was door herhaaldelijk herstel op basis van het rapport aan te bieden.
4.5.
[persoon A] stelt dat Gelijk Regelen niet bereid was de gebreken te herstellen en beroept zich op de rechtsgevolgen hiervan, namelijk dat zij de gebreken voor eigen rekening kan laten herstellen en de kosten ervan als schade op Gelijk Regelen kan verhalen (artikel 7:759 lid 2 BW). Gelijk Regelen heeft onder verwijzing naar haar correspondentie van 20 november en 4, 10 en 14 december 2020 allereerst gemotiveerd betwist dat zij niet bereid zou zijn geweest om over te gaan tot herstel van de in het rapport VEH genoemde gebreken (zie hiervoor onder 2.6 - 2.12). Gelijk Regelen stelt dat zij hiertoe wel bereid was, maar dat zij door [persoon A] niet de gelegenheid is gegeven het herstel uit te voeren zodat [persoon A] in strijd met artikel 7:759 lid 1 BW heeft gehandeld waarin deze herstelbevoegdheid van de aannemer is opgenomen. Van enige tekortkoming aan haar kant is dan ook geen sprake, aldus Gelijk Regelen. Gelijk Regelen beroept zich op de rechtsgevolgen van het niet nakomen door [persoon A] van deze verplichting, namelijk dat [persoon A] daarmee in schuldeisersverzuim is komen te verkeren en er voor haar geen grond bestond om de aannemingsovereenkomst te ontbinden omdat er geen tekortkoming aan de zijde van Gelijk Regelen was.
4.6.
De rechtbank overweegt in dit kader dat zowel bij het beroep van [persoon A] op artikel 7:759 lid 2 BW, als bij het verweer van Gelijk Regelen op grond van artikel 7:759 lid 1 BW, de vraag centraal staat of Gelijk Regelen bereid was om de gebreken zoals vermeld in het rapport VEH te herstellen en of [persoon A] hiertoe de gelegenheid is gegeven.
4.7.
De strekking van de regeling in artikel 7:759 lid 1 BW is dat het bij een aannemingsovereenkomst in het algemeen gewenst is dat de aannemer het betalen van (vervangende en ook aanvullende) schadevergoeding zoveel mogelijk kan ontgaan door de gebreken in het opgeleverde werk, waarvoor hij aansprakelijk is, binnen een redelijke termijn weg te nemen (TM, Kamerstukken II 1992/93, 23 095, nr. 3, p. 29). Een uitzondering hierop bestaat indien het in verband met de omstandigheden niet van de opdrachtgever kan worden gevergd dat hij de aannemer toelaat tot het wegnemen van de gebreken.
4.8.
Vast is komen te staan dat Gelijk Regelen bereid was tot het herstel over te gaan, maar dat [persoon A] haar hiervoor geen gelegenheid heeft gegeven. Weliswaar heeft Gelijk Regelen aanvankelijk betwist dat zij gehouden was aan het rapport VEH, maar nadat [persoon A] in reactie daarop opnieuw had aangedrongen op herstel, heeft Gelijk Regelen in haar brief van 20 november 2020 alsnog uitdrukkelijk aangegeven bereid te zijn tot herstel conform het rapport VEH en een concrete datum voorgesteld. [persoon A] heeft daarop voor de start van de herstelwerkzaamheden ten onrechte de voorwaarde gesteld dat naast het herstel op basis van rapport VEH, ook nog andere herstelwerkzaamheden moesten plaatsvinden, waaronder het vervangen van de buitenkozijnen en het plaatsen van een deur en een raam in de tweede slaapkamer. Wat het raam in de tweede slaapkamer betreft, is hiervoor onder 4.2 overwogen dat [persoon A] die eis niet heeft mogen stellen. Wat het vervangen van de buitenkozijnen betreft, heeft Gelijk Regelen betwist hiertoe gehouden te zijn omdat zij tot niet meer verplicht is dan wat het rapport VEH op dit punt vermeldt, namelijk (punt 30) “
buitendeurkozijn schilderwerk niet gereed” en zij heeft aangegeven dit te zullen herstellen. [persoon A] heeft de eis tot vervanging van alle buitenkozijnen dan ook niet mogen stellen. In het rapport VEH staan met betrekking tot de buitenkozijnen los van het hiervoor genoemde punt 30 geen andere gebreken vermeld. Als [persoon A] van mening was dat de buitenkozijnen ook op andere punten gebreken vertoonden, had zij haar klachten hierover eerder kenbaar moeten maken, namelijk tijdens de vooroplevering van 31 juli dan wel bij de opleveringskeuring van 9 oktober 2020 (vgl. hiervoor onder 4.2).
4.9.
Tot slot heeft [persoon A] ook ten onrechte vooraf een “
gedetailleerd plan van aanpak” van Gelijk Regelen geëist voordat zij met de herstelwerkzaamheden in de Woning zou mogen starten. [persoon A] miskent daarmee dat het in beginsel aan de aannemer is om te bepalen op welke wijze het herstel moet plaatsvinden. Gelijk Regelen heeft [persoon A] bovendien bericht dat de aard van de herstelwerkzaamheden ook voldoende duidelijk uit het rapport VEH volgen en dat de planning ook mede afhangt van de voortgang van de werkzaamheden en de eventuele levertijd van benodigde materialen. Voor het maken van een afspraak voor de start van de herstelwerkzaamheden en de verdere planning heeft Gelijk Regelen zich ook voldoende ingespannen. Zij heeft [persoon A] meerdere malen verschillende data voorgesteld waarop zij zou willen starten met de herstelwerkzaamheden op basis van het rapport VEH. [persoon A] heeft in reactie daarop telkens de eis gesteld dat ook nog andere werkzaamheden, dus los van het rapport VEH, moeten worden verricht. Toen Gelijk Regelen daartoe niet bereid bleek, heeft [persoon A] de aannemingsovereenkomst bij e-mail van 11 december 2020 ontbonden en aangegeven (vervangende) schadevergoeding te wensen. Hiermee heeft zij Gelijk Regelen definitief duidelijk gemaakt niet langer prijs te stellen op uitvoering van de herstelwerkzaamheden door haar. Met het voorgaande heeft [persoon A] dan ook in strijd gehandeld met artikel 7:759 lid 1 BW door Gelijk Regelen ten onrechte niet de gelegenheid te geven de herstelwerkzaamheden uit te voeren. Er is geen sprake van een tekortkoming van Gelijk Regelen op dit punt.
4.10.
[persoon A] heeft verder geen omstandigheden gesteld op grond waarvan van haar niet kon worden gevergd dat zij Gelijk Regelen zou toelaten tot het wegnemen van de gebreken. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat Gelijk Regelen toerekenbaar is tekortgeschoten omdat zij niet bereid was om de in het rapport VEH genoemde gebreken te herstellen, zal worden afgewezen.
Vervangende schadevergoeding - herstelkosten
4.11.
[persoon A] vordert vervangende schadevergoeding die zij begroot op de herstelkosten ad € 44.282,22. Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.1 - 4.10 is overwogen, zijn de door [persoon A] gestelde tekortkomingen niet komen vast te staan. Dit betekent dat de aansprakelijkheid van Gelijk Regelen daarop niet kan worden gebaseerd en dat de buitengerechtelijke ontbinding van [persoon A] van 11 december 2020 geen effect heeft gesorteerd omdat die op deze beweerde tekortkomingen is gebaseerd.
Gevolgen niet bieden herstelmogelijkheid
4.12.
Omdat [persoon A] Gelijk Regelen ten onrechte geen gelegenheid heeft gegeven om de herstelwerkzaamheden op basis van het rapport VEH uit te voeren, verkeert [persoon A] bovendien vanaf 11 december 2020 in schuldeisersverzuim (artikel 7:659 lid 1 jo. 6:58 BW). Dit brengt met zich dat Gelijk Regelen ten aanzien van haar verplichting tot herstel van de gebreken vanaf dat moment niet meer in verzuim kon raken (artikel 6:61 lid 2 BW). Vóór 11 december 2020 verkeerde Gelijk Regelen evenmin in verzuim omdat zij [persoon A] juist had bericht bereid te zijn de herstelwerkzaamheden uit te voeren, maar [persoon A] dit ten onrechte verhinderde (zie hiervoor onder 4.8 -4.10). Bovendien zou een eventueel verzuim aan de zijde van Gelijk Regelen op dit punt zijn geëindigd met het verzuim van [persoon A] (artikel 6:61 lid 1 BW).
4.13.
Dit betekent dat de kosten die [persoon A] thans stelt te moeten maken om de gebreken op grond van het rapport VEH te herstellen en die zij thans ten titel van schadevergoeding vordert, voor haar rekening dienen te blijven. Er bestaat geen grond om Gelijk Regelen in deze schade te veroordelen, ook niet voor wat betreft de door Gelijk Regelen hierdoor uitgespaarde kosten indien zij wel tot het herstel zou zijn toegelaten. Door de onterechte weigering van [persoon A] om Gelijk Regelen de gelegenheid te geven om over te gaan tot het herstel, een wettelijke bevoegdheid van Gelijk Regelen, heeft [persoon A] het voortduren van haar schade op dit punt zelf in de hand gehad. Gelijk Regelen verkeert ook niet in verzuim. Aan een beoordeling van de omvang van de schade van [persoon A] komt de rechtbank dan ook niet toe. De vordering van [persoon A] tot betaling van € 44.282,22 zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.14.
Nu er voor Gelijk Regelen geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Proceskosten
4.15.
[persoon A] zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gelijk Regelen worden begroot op:
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat €
2.785,00 (2,5punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.861,00.
in reconventie
Bemiddelingskosten
4.16.
[persoon A] erkent dat zij bemiddelingskosten verschuldigd is aan Gelijk Regelen, maar stelt dat deze kosten verrekend moeten worden met haar vordering op Gelijk Regelen. Nu [persoon A] geen vordering op Gelijk Regelen heeft (zie hiervoor in conventie), kan van verrekening geen sprake zijn. De gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zal worden toegewezen vanaf 1 oktober 2020, de dag waarop [persoon A] vanwege het verstrijken van de betalingstermijn in verzuim was.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
De door Gelijk Regelen gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen omdat zij [persoon A] niet vooraf heeft geïnformeerd over de gevolgen van het uitblijven van de betaling van de factuur. Dit had wel gemoeten omdat [persoon A] een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (artikel 6:96 lid 6 BW).
Proceskosten
4.18.
[persoon A] zal als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot deze kosten op € 478,00 aan salaris advocaat (1,0 punten × tarief € 478,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst af de vorderingen van [persoon A] ,
5.2.
veroordeelt [persoon A] tot betaling van de proceskosten aan Gelijk Regelen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Gelijk Regelen begroot op € 4.861,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [persoon A] tot betaling van € 2.541,00 aan Gelijk Regelen te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 1 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele betaling,
5.5.
veroordeelt [persoon A] tot betaling van de proceskosten aan Gelijk Regelen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Gelijk Regelen begroot op € 478,00,
5.6.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en op 13 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.
[3455/2294]