ECLI:NL:RBROT:2022:5933

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
10/222760-20, 10/103291-21, 10/146239-21, 10/271509-21 en 10/293085-21 vordering TUL VV: 10/019496-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, mishandeling, diefstal en vernieling, met bijzondere voorwaarden en gevangenisstraf

Op 30 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich gedurende een jaar schuldig heeft gemaakt aan tien strafbare feiten, waaronder bedreiging, mishandeling, diefstal en vernieling. De verdachte was veelal onder invloed van alcohol en drugs tijdens de gepleegde feiten. De rechtbank verwierp de verweren van de verdachte, waaronder noodweer en onrechtmatige doorzoeking van zijn tas. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en voortzetting van behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen respect had voor de eigendommen van anderen en dat zijn gedrag bijzonder intimiderend was voor de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van €240,- aan schadevergoeding. De rechtbank legde ook een maatregel op voor de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, waarbij de verdachte zich moet houden aan de voorwaarden die zijn gesteld door de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/222760-20, 10/103291-21, 10/146239-21, 10/271509-21 en
10/293085-21
Parketnummer vordering TUL VV: 10/019496-21
Datum uitspraak: 30 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsvrouw mr. C.G.Th. van de Weerd, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 april en 16 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen (in de zaak met parketnummer 10/146239-21 zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd) is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.J. de Groot heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de in totaal tien ten laste gelegde feiten op de vijf dagvaardingen;
  • toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht voor de onder 3 van parketnr. 10/146239-21 ten laste gelegde overtreding;
  • veroordeling van de verdachte voor de overige feiten tot een taakstraf voor de duur van 106 uren, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die de raadkamer van deze rechtbank heeft gesteld in het bevel schorsing voorlopige hechtenis van 30 december 2021;
  • verlenging van de proeftijd met één jaar van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/019496-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De hierna genoemde ten laste gelegde feiten heeft de verdachte bekend:
- feit 2 in de zaak met parketnummer 10/222760-20;
- het feit in de zaak parketnummer 10/271509-21;
- feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 10/293085-21.
Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 10/222760-20
Standpunt verdediging
De verdachte moet voor dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging (de rechtbank leest: de verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken), omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Tijdens een ruzie heeft de aangeefster hem aangevallen met haar vuisten en een stofzuigerslang en de verdachte heeft zich daartegen verweerd.
Beoordeling
Het beroep op noodweer wordt verworpen, omdat de hieraan ten grondslag gelegde feitelijke toedracht niet aannemelijk is geworden. De verklaring van de verdachte, dat hij is aangevallen door de aangeefster, wordt niet ondersteund door de inhoud van het dossier. Daarbij komt dat geen sprake kan zijn van een noodweersituatie, omdat de verdachte heeft verklaard dat hij zich eenvoudig had kunnen onttrekken aan de situatie met de aangeefster door haar woning te verlaten.
Omdat de rechtbank oordeelt dat geen sprake is van noodweer acht zij op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van de aangeefster.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 10/146239-21
Standpunt verdediging
De doorzoeking van de tas van de verdachte was onrechtmatig, omdat daar geen wettelijke bevoegdheid toe bestond. Dat levert een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering op. De resultaten van de doorzoeking van de tas moeten om die reden van het bewijs worden uitgesloten.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de politie in de nacht van 5 op 6 juni 2021 een melding heeft gekregen dat de verdachte een patroonhouder van een pistool aan de meldster had laten zien. Naar aanleiding van deze melding hebben de verbalisanten de verdachte aangetroffen en zijn kleding onderzocht op grond van artikel 52, tweede lid, van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM). De verbalisanten hebben tijdens deze fouillering ook gekeken in de tas die de verdachte bij zich droeg. Daarin zaten een patroonhouder, een vleeshamer en 22,09 gram hennep.
Een opsporingsambtenaar is op grond van artikel 52, tweede lid, van de WWM bevoegd een persoon aan zijn kleding te onderzoeken indien sprake is van concrete aanwijzingen voor een gepleegd of toekomstig strafbaar feit waarbij wapens zijn of zullen worden gebruikt of voor een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27 WWM. De WWM geeft ook de bevoegdheid aan de opsporingsambtenaar om de inhoud van een tas van die persoon te bekijken. Dit is neergelegd in artikel 50, eerste lid, van de WWM.
Gezien de melding dat de verdachte een patroonhouder bij zich had, wat strafbaar is op grond van de artikelen 3 en 26 WWM, waren er concrete aanwijzingen dat sprake was van een feit, zoals bedoeld in de artikelen 52, tweede lid, en 50, eerste lid, WWM. Die feitelijke omstandigheid is niet betwist door de verdediging. De verbalisanten waren dus bevoegd om de verdachte aan zijn kleding te onderzoeken maar zij mochten ook in zijn tas kijken. De in de tas aangetroffen voorwerpen zijn rechtmatig in beslag genomen. Het verweer wordt verworpen.
Een en ander betekent dat deze feiten bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 10/146239-21
Standpunt verdediging
De vleeshamer is geen wapen in de zin van de WWM. De verdachte had de vleeshamer niet bij zich met de bedoeling om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Hij moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Beoordeling
Op basis van het dossier en het onderzoek op de terechtzitting, kan worden vastgesteld dat de verdachte de vleeshamer bij zich had, toen hij rond middernacht, voor de tweede keer die week en tegen haar wil, aanbelde bij de woning van zijn ex-vriendin. Hij had haar in de periode daarvoor meermaals met de dood bedreigd.
De verdachte heeft niet uitgelegd waarom hij een vleeshamer bij zich had. Bovendien zat in diezelfde tas een patroonhouder. Een dergelijk voorwerp neem je normaal niet mee naar buiten en het is als zodanig te gebruiken als een (gevaarlijk) slagwapen. Onder deze omstandigheden is de vleeshamer aan te merken als een wapen van categorie IV van de WWM. Het verweer wordt verworpen.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte een wapen bij zich droeg in de zin van artikel 2, lid 1, categorie 4, onder 7 WWM.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1 van parketnummer 10/222760-20, onder 1 en 2 van parketnummer 10/103291-21 en onder 1, 2 en 3 van parketnummer 10/146239-21 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten onder 2 van parketnummer 10/222760-20, onder parketnummer 10/271509-21 en onder 1 en 2 van parketnummer 10/293085-21 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Ten aanzien van parketnummer 10/222760-20
1.
hij in de periode van 2 september 2020 tot en met 3 september 2020, te Alblasserdam, [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] meermalen
- in het gezicht te slaan en- te duwen;
2.
hij in de periode van 2 september 2020 tot en met 3 september 2020, te Alblasserdam, huissleutel en een autosleutel en een auto en een rijbewijs en een telefoon,
dietoebehoorden aan [naam slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van parketnummer 10/103291-21
1.
hij op 12 april 2021 te Alblasserdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur,
dieaan [naam slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield;
2.
hij op 14 april 2021 te Alblasserdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit,
dieaan [naam slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield;
Ten aanzien van parketnummer 10/146239-21
1.
hij op 6 juni 2021 te Alblasserdam een hulpstuk specifiek bestemd voor een wapen, te weten een patroonhouder voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 6 juni 2021 te Alblasserdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een vleeshamer, heeft gedragen;
3.
hij op 6 juni 2021 te Alblasserdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 22,09 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Ten aanzien van parketnummer 10/271509-21
hij op tijdstippen in de periode van 19 mei 2021 tot en met
28 augustus 2021 in Nederland [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting,
door die [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "kijk altijd over je kanker schouders heen, ik schiet je verrot" en "ik steek je huis in de fik als je slaapt met je kanker kind erbij kanker hoer";
Ten aanzien van parketnummer 10/293085-21
1.
hij
op26 oktober 2021 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden, zijn moeder [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [naam slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ ik vermoord je" en- “ik maak je kapot”;
2.
hij op 29 november 2021 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden, opzettelijk opsporingsambtenaren, te weten [naam agent 1], hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en [naam agent 2], brigadier bij de Eenheid
Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen:
- " Kankerlijers" en- "Kankerwouten" en- "Kanker Wim" en- "Jouw kanker achternaam" en- "Dan ga ik je opzoeken kanker Wim en dan heb je niet meer zo'n kanker grote bek" en- "Jij moet je kanker muil houden kanker Wim.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van parketnummer 10/222760-20

1..mishandeling;

2.

diefstal;
Ten aanzien van parketnummer 10/103291-21

1..

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

2..

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

Ten aanzien van parketnummer 10/146239-21
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

2.

handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

3.

handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

Ten aanzien van parketnummer 10/271509-21
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of brandstichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van parketnummer 10/293085-21
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2..

eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende ongeveer een jaar schuldig gemaakt aan tien strafbare feiten, veelal terwijl hij zwaar onder invloed was van alcohol en drugs. Hij heeft zijn moeder verbaal en zijn ex-vriendin meermaals in een tekstbericht met de dood bedreigd. De verdachte heeft zich tegen hen op een agressieve en intimiderende manier gedragen. Voor de slachtoffers moeten dit buitengewoon beangstigende gebeurtenissen zijn geweest.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een andere ex-vriendin. Hij heeft haar in haar gezicht geslagen en haar geduwd. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft de verdachte diverse goederen van haar gestolen en ruiten van een woning van een bekende van hem vernield. De verdachte heeft er zodoende blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander.
Verder heeft de verdachte tijdens zijn aanhouding twee politieambtenaren beledigd. Hij heeft hiermee het respect en het gezag ondermijnd ten aanzien van ambtenaren die een publieke taak verrichten. De politieambtenaren behoren onder normale omstandigheden hun werk te kunnen doen, en daarbij past niet dat zij allerlei scheldwoorden naar hun hoofd geslingerd krijgen.
Tot slot heeft de verdachte een patroonhouder, een wapen in de vorm van een vleeshamer en een gebruikershoeveelheid hennep in zijn bezit gehad.
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 april 2022. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank een rapport van Antes GGZ, afdeling reclassering, van 9 november 2021 gelezen. In aanvulling op dit rapport heeft Novadic-Kentron te Den Bosch, afdeling reclassering, een voortgangsverslag d.d. 30 maart 2022 opgemaakt. Hieruit blijkt het volgende. De verdachte verblijft sinds 5 januari 2022 op de forensische verslavingsafdeling (hierna: FVA) van Novadic-Kentron te Vught. De raadkamer van de rechtbank Rotterdam heeft de voorlopige hechtenis met ingang van die datum (het moment van aankomst op de FVA) onder voorwaarden geschorst. Sinds zijn verblijf op de FVA lijkt de verdachte een omslag te hebben gemaakt in probleembesef en hij zegt gemotiveerd te zijn tot verandering. Hij is bereid een langdurig behandeltraject aan te gaan en wil het opgezette traject onder de huidige voorwaarden voortzetten. De veranderde houding ten opzichte van hulpverlening en motivatie maakt dat Novadic-Kentron het reclasseringstoezicht en ingezette traject wil voortzetten onder voorwaarden die de raadkamer van de rechtbank Rotterdam heeft gesteld in het bevel schorsing voorlopige hechtenis van 30 december 2021.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de hoeveelheid door de verdachte gepleegde strafbare feiten en de aard en ernst daarvan (met uitzondering van de feiten 2 en 3 van parketnummer 10/146239-21, die beide een overtreding zijn) wordt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats geacht. De rechtbank kom dus tot een andere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Een deel van deze gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd, als spreekwoordelijke stok achter de deur, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Hieraan zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering verzocht, omdat zij die noodzakelijk acht om het recidiverisico te verminderen en de verdachte blijvend van zijn verslavingsproblematiek af te helpen.
Voor het opleggen van een taakstraf, zoals de officier van justitie heeft geëist, wordt geen aanleiding gezien.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde overtredingen (feiten 2 en 3 van parketnummer 10/146239-21) zal met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht worden bepaald dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd. Hoewel die feiten kwalijk zijn te noemen, acht de rechtbank het, gelet op de straf die voor de overige bewezenverklaarde feiten zal worden opgelegd en de beperkte financiële draagkracht van verdachte, niet opportuun om aan de verdachte voor deze overtredingen een aparte straf of maatregel op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank het passend en geboden om aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals hieronder vermeld.

8..Vordering benadeelde partij

Ter zake van de onder parketnummer 10/103291-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [naam benadeelde]. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 582,96 aan materiële schade, bestaand uit een bedrag van
€ 482,96 ter zake van vernielde ruiten en een bedrag van € 100,- wegens vernielde bloembakken van zijn buren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van een bedrag van € 482,96 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en afwijzing van het overige gevorderde.
De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering van € 482,96 omdat die onvoldoende is onderbouwd. Verder moet de vordering van € 100,- primair worden afgewezen, subsidiair moet de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de bloembakken niet van hem zijn.
Beoordeling
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 (van parketnummer 10/103291-21) bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De verdachte heeft immers het raam van de voordeur en het keukenraam van de woning van de benadeelde partij vernield. Omdat uit de offerte die de benadeelde partij bij zijn vordering heeft overgelegd, niet blijkt wat de exacte kosten zijn voor het repareren van het raam van de voordeur en het keukenraam, zal de rechtbank de schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op een bedrag van € 240,-.
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van een doucheraam. In de onderhavige procedure is niet komen vast te staan dat de verdachte schade aan een doucheraam heeft toegebracht, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering zal worden verklaard. Dat geldt ook voor de vordering tot vergoeding van de schade aan de bloembakken, omdat deze schade niet is toegebracht door de bewezen verklaarde feiten.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 april 2021, de datum van de tweede vernieling.
Omdat de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 27 april 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van -kort gezegd- het voorhanden hebben van een vuurwapen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 22 april 2021.
Het merendeel van de hierboven bewezen verklaarde feiten is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Gelet echter op de straf die aan de verdachte zal worden opgelegd, zijn huidige motivatie om zijn leven op orde te krijgen en het traject dat hij daarvoor zal volgen, zoals opgenomen in de bijzondere voorwaarden, ziet de rechtbank geen aanleiding om de vordering toe te wijzen of de proeftijd te verlengen. De vordering zal worden afgewezen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 266, 267, 285, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 van parketnummer 10/222760-20, onder 1 en 2 van parketnummer 10/103291-21, onder 1, 2 en 3 van parketnummer 10/146239-21, onder parketnummer 10/271509-21 en onder 1 en 2 van parketnummer 10/293085-21 heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten onder 2 en 3 van parketnummer 10/146239-21 geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte voor de overige bewezen verklaarde feiten tot een
gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 50 (vijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Novadic-Kentron te Den Bosch, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt; Hij verblijft, zo lang de Novadic-Kentron dat nodig vindt, in de Novadic-Kentron Kliniek te Vught, dan wel een soortgelijke instelling;
2. de veroordeelde zal zich, indien de reclassering dat nodig acht, onder behandeling zal stellen van een door reclassering aan te wijzen zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich klinisch te laten behandelen voor ten hoogste 6 maanden. Hij verblijft daarbij, zo lang Novadic-Kentron dat nodig vindt, in de Novadic-Kentron Kliniek te Vught, dan wel een soortgelijke instelling; Een langer (klinisch) verblijf kan, maar is dan vrijwillig. De veroordeelde zal zich daarbij houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing en verblijf;
3. de veroordeelde zal verblijven bij een instelling voor begeleid of beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan Novadic-Kentron te Den Bosch, afdeling reclassering, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 240,00 (zegge: tweehonderdveertig euro), aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde] te betalen
€ 240,00 (zegge: tweehonderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 240,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst afde gevorderde
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 7 april 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum op 30 juni 2022.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Ten aanzien van parketnummer 10/146239-21
1.
hij op of omstreeks 6 juni 2021 te Alblasserdam een hulpstuk specifiek bestemd voor een wapen en/of essentiële onderdelen van vuurwapens en/of op de onderdelen van wapens die van wezenlijke aard zijn als bedoeld in art. 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonhouder voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 6 juni 2021 te Alblasserdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een vleeshamer heeft gedragen;
3.
hij op of omstreeks 6 juni 2021 te Alblasserdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22,09 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Ten aanzien van parketnummer 10/222760-20
1.
hij, in of omstreeks de periode van 02 september 2020 tot en met 03 september 2020, te Alblasserdam, [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
- in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen) en/of
- te duwen;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 2 september 2020 tot en met 3 september 2020 te Alblasserdam, een huissleutel en/of een autosleutel en/of een auto en/of een rijbewijs en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van parketnummer 10/103291-21
1.
hij op of omstreeks 12 april 2021 te Alblasserdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (ruit van een) deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2021 te Alblasserdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 10/271509-21
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 mei 2021 tot en met
28 augustus 2021 te Alblasserdam, althans in Nederland, [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting,
door die [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "kijk altijd over je kanker schouders heen, ik schiet je verrot" en/of "ik steek je huis in de fik als je slaapt met je kanker kind erbij kanker hoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 10/293085-21
1.
hij, in of omstreeks de periode van 26 oktober 2021 tot en met 27 oktober 2021 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden, zijn moeder [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [naam slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen:
- " ga maar niet werken, want morgen ligt ze in een mortuarium” en/of
- “ ik vermoord je" en/of
- “ ik maak je kapot”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij, op of omstreeks 29 november 2021 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden, opzettelijk één of meerdere (opsporings)ambtenaren, te weten [naam agent 1], hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam en/of [naam agent 2], brigadier bij de Eenheid
Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen:
- " Kankerlijers" en/of
- " Kankerwouten" en/of
- " Kanker Wim" en/of
- " Jouw kanker achternaam" en/of
- " Dan ga ik je opzoeken kanker Wim en dan heb je niet meer zo'n kanker grote bek" en/of
- " Jij moet je kanker muil houden kanker Wim",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.