ECLI:NL:RBROT:2022:5931

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
10/054201-22 vordering TUL VV: 09/153535-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en bewezenverklaring poging tot zware mishandeling na straatruzie onder invloed van alcohol

Op 30 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 3 maart 2022, waarbij de verdachte, onder invloed van alcohol, een man meerdere keren in het gezicht sloeg en hem vervolgens, terwijl het slachtoffer bewusteloos was, tegen het hoofd trapte. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de poging tot doodslag, maar bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling, en vroeg om een gevangenisstraf van zes maanden.

De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet wettig en overtuigend was bewezen en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen, op basis van de verklaringen van getuigen die de geweldshandeling hadden waargenomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn handelen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard, wat leidde tot de bewezenverklaring van de zware mishandeling.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat het nieuwe feit een andersoortig delict betrof. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, evenals de gevolgen voor de omstanders die getuige waren van het geweld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/054201-22
Parketnummer vordering TUL VV: 09/153535-21
Datum uitspraak: 30 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. S. Meeuwsen, advocaat te Gorinchem.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair, impliciet primair, ten laste gelegde (poging tot doodslag);
  • bewezenverklaring van het primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 09/153535-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak primair, impliciet primair, ten laste gelegde zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde
Standpunt verdediging
De verdachte moet van de hem verweten poging tot zware mishandeling worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat hij een trap tegen het hoofd van [naam slachtoffer] heeft gegeven. Dit verwijt is met name gebaseerd op de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2]. Maar die verklaringen zijn onvoldoende betrouwbaar, omdat zij op belangrijke punten onderling niet overeenkomen. Deze verklaringen kunnen daarom niet als bewijs worden gebezigd.
Beoordeling
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2]. Zij hebben weliswaar op enkele punten wisselend verklaard, maar op essentiële punten, zoals de geweldshandelingen die de verdachte zou hebben gepleegd, hebben zij gelijkluidend en gedetailleerd verklaard. Hun verklaringen kunnen dus voor het bewijs worden gebezigd.
Beide getuigen hebben verklaard dat de verdachte [naam slachtoffer] een aantal maal heeft geslagen en daarna een trap tegen zijn hoofd heeft gegeven, nadat [naam slachtoffer] van het eerdere geweld bewusteloos was geraakt. Ook dit onderdeel van de tenlastelegging acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen. Het verweer wordt verworpen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is en dat een trap daartegen botbreuken of ander zwaar lichamelijk letsel als gevolg kan hebben. Door zijn handelen heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 maart 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen in het gezicht van die [naam slachtoffer] heeft geslagen en- vervolgens terwijl die [naam slachtoffer] bewusteloos is tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair, impliciet subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft tijdens een ruzie op straat, terwijl hij onder invloed van alcohol was, een man meerdere keren in zijn gezicht geslagen en, toen die man bewusteloos was geraakt, hem tegen het hoofd getrapt. Het slachtoffer heeft hierdoor meerdere breuken in het neusbeen en bloeduitstortingen in zijn gezicht opgelopen.
Door zijn handelen heeft de verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Kwalijk is ook dat het geweld heeft plaatsgevonden op klaarlichte dag in een drukbezocht stadspark. Meerdere omstanders zijn ongewild getuige geweest van het geweld. Het moet ook voor hen een beangstigende ervaring zijn geweest. Verder versterkt dit soort feiten de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
De rechtbank heeft in het uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 mei 2022 gelezen dat dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, maar niet voor een geweldsdelict. Verder is het rapport van 11 februari 2022 van het Leger des Heils, afdeling reclassering, gelezen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit wordt het opleggen van een gevangenisstraf op zijn plaats geacht. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De rechtbank komt tot een iets lagere strafoplegging dan de officier van justitie, in die zin dat zij een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk zal opleggen om er voor te zorgen dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 15 juni 2021 van de politierechter in de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven dagen, waarvan vijf dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 juni 2021.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van dit feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Hoewel daarom in beginsel de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf kan worden gelast, ziet de rechtbank daar nu geen aanleiding toe, omdat het bewezenverklaarde een andersoortig feit betreft dan het feit waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd. De vordering wordt afgewezen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, impliciet primair, ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het primair, impliciet subsidiair, ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken, niet naleeft;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 juni 2021 van de politierechter in de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 juni 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 maart 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal op/in/tegen het gezicht, althans het hoofd van die
[naam slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- ( vervolgens) (terwijl die [naam slachtoffer] bewusteloos is) op/in/tegen het gezicht, althans
het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 maart 2022 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, op/in/tegen het gezicht, althans het hoofd te slaan
en/of stompen en/of
- ( vervolgens) (terwijl die [naam slachtoffer] bewusteloos is) op/in/tegen het gezicht, althans
het hoofd te schoppen en/of trappen.