Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 10 juni 2020 met producties, genummerd als 1 t/m 46;
- de conclusie van antwoord met producties, genummerd als 1 t/m 57;
- de conclusie van repliek met producties, genummerd als 58 t/m 83;
- de e-mail d.d. 30 december 2020 van de Gemeente waarin zij heeft kenbaar gemaakt af te zien van dupliek in het geval een mondelinge behandeling wordt bepaald;
- het tussenvonnis d.d. 8 februari 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de brief d.d. 19 maart 2021 van [eiseres] met producties, bijlagen 1 en 2 genoemd;
- de brief d.d. 1 april 2021 van [eiseres] met producties, genummerd als 84 t/m 86;
- de brief d.d. 8 april 2021 van [eiseres] met één productie, genummerd als 87;
- de e-mail d.d. 9 april 2021 waarbij de Gemeente op voorhand spreekaantekeningen heeft overgelegd alsook één productie, genummerd als 52.
2..De vaststaande feiten
HUUROVEREENKOMST KANTOORRUIMTE
- de elektrische installatie vanaf de meterkast (verlichting, stroomgroepen, schakelmateriaal, etc.)
- de sanitaire installatie vanaf de meter (wc, keuken, brandhaspels, etc.)
- het repareren van de betonnen vloer (kleine en grote reparaties)
- het plaatsen van een nieuwe entree aan de zijde van de [straatnaam 1]
- het verplaatsen van de bestaande overhead deur.
Verhuurder verleent huurder het recht van koop van het gehuurde, dit in verband met de investeringen die door de huurder gemaakt zijn, of zullen worden uitgevoerd.”
Op dit moment zijn er nog geen directe sloopplannen op de korte termijn voor dit pand en is de huurovereenkomst nog steeds van kracht. Deze heeft nog een looptijd tot 31-01-2020.”
Op 11 oktober 2018 heeft op initiatief van de heer [persoon A] een gesprek plaatsgevonden over de toekomstplannen van de gemeente met betrekking tot het pand [adres 2] - [adres 1] .
verlenging van rechtswege met 5 jaar art 7:292 BW”.
De erfpachtovereenkomst is op 17 mei 2015 door de gemeente op wettelijke gronden (artikel 5:87 BW) opgezegd. De gemeente is sindsdien volledig eigenaar geworden van de grond en de hierop aanwezige opstallen. Ook is op wettelijke gronden op dat moment de huurovereenkomst op de gemeente overgegaan.
26 juni 2019 door [eiseres] ingediende plan te beoordelen. De Gemeente heeft zich nadien op het standpunt gesteld dat zij niet wist dat [eiseres] nog (steeds) belangstelling had voor herontwikkeling aangezien de daarvoor benodigde Bibob-vragenlijst door [eiseres] tot dan toe niet was ingevuld.
De heer [persoon A] heeft per e-mail d.d. 28 februari 2020 een planning aan de gemeente gestuurd. In deze planning is opgenomen tot wanneer [eiseres] gebruik wil maken van het pand gelegen aan de [adres 1] .
Als raadslieden bent u namens uw cliënten [naam bedrijf 3] en [eiseres] betrokken bij het bedrijfsvastgoed aan de [adres 1] .
- de gemaakte afspraken met [eiseres] voor het mogen gebruiken van het pand tot 1 februari 2022 conform de door [eiseres] aangereikte planning;
- (…)
- de gemeente bezig is met een gebiedsontwikkeling waar het belangrijk is te komen tot een nieuwe ontwikkelingen dan wel herontwikkeling van bestaand bedrijfsvastgoed en dat daarbij geldt dat bedrijfsprocessen zoveel als mogelijk draaiend worden gehouden en het dus noodzakelijk is schuiflocaties te creëren en dat [eiseres] hierin haar medewerking verleend.
31 maart 2020.
30 december 2020, is door [eiseres] een tweede voorwaardelijk verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn ingediend.
3..De vordering
1 februari 2020 en de opzegging daarom nietig is;
27 oktober 2020 (onder 2.31) naar aanleiding van de ontruimingsbeschermingsprocedure dat de huurovereenkomst kwalificeert als 230a-bedrijfsruimte en daarvan niet in beroep te zijn gegaan.
4..Het verweer
12 percelen in erfpacht in ’s-Gravelandsepolder, waaronder het perceel gelegen tegenover het perceel waarop het gehuurde zich bevindt. Daarnaast heeft meegespeeld dat [persoon D] al in 2016 concrete belangstelling voor het perceel heeft getoond. [eiseres] heeft daarentegen, als niet zittend erfpachter, pas laat, te weten in juli 2019, concreet aangegeven te willen ontwikkelen aan de hand van een schetsplan. Op dat moment was De Gemeente al in onderhandeling met [naam bedrijf 4] en [persoon D] / [naam bedrijf 3] .
5..De beoordeling
Verhuurder verleent huurder het recht van koop van het gehuurde, dit in verband met de investeringen die door de huurder gemaakt zijn, of zullen worden uitgevoerd”. De kantonrechter begrijpt het door [eiseres] primair onder I gevorderde in combinatie met de stellingen in het lichaam van de dagvaarding in die zin, dat zij vordert dat de voornoemde koopoptie door de Gemeente wordt gerespecteerd en nagekomen.
1 februari 2020, althans niet rechtsgeldig heeft opgezegd en de opzegging daarom nietig is.
31 januari 2020. Artikel 7:228 lid 1 BW bepaalt dat een huur voor bepaalde tijd aangegaan, eindigt, zonder dat daartoe een opzegging vereist is, wanneer de tijd is verstreken. In artikel 3.3 van de huurovereenkomst zijn partijen van voornoemde bepaling echter afgeweken, in die zin dat de beëindiging van de huurovereenkomst dient plaats te vinden door opzegging tegen het einde van de huurperiode met inachtneming van een termijn van tenminste twaalf maanden. Vaststaat dat de Gemeente de huurovereenkomst, conform het bepaalde in artikel 3.3 van die huurovereenkomst, heeft opgezegd tegen het einde van de huurperiode en met inachtneming van de termijn van twaalf maanden.
verlenging van rechtswege met 5 jaar art 7:292 BW”, die [eiseres] van de Gemeente heeft ontvangen. Vaststaat immers dat [eiseres] deze huurovereenkomst na afloop van de bespreking met de Gemeente d.d. 11 oktober 2018 heeft ontvangen, en uit het gespreksverslag van die bespreking maakt de kantonrechter op dat in de betreffende bespreking door de Gemeente is gemeld, dat gelet op de plannen die de Gemeente met het bedrijventerrein heeft, de huurovereenkomst tegen het einde van 2018 zou worden opgezegd. De Gemeente heeft de huurovereenkomst vervolgens ook opgezegd bij brief van 8 januari 2019 tegen het einde van de huurperiode. Ook op basis van de enkele mededeling zoals door de Gemeente gedaan tijdens de bespreking d.d. 11 oktober 2018, inhoudende dat het [eiseres] vrij stond om een plan in te dienen, heeft [eiseres] er niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat de huurovereenkomst zou worden verlengd. De Gemeente heeft op voorhand immers al de nodige reserves gegeven.