ECLI:NL:RBROT:2022:5912

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
C/10/629144 / FA RK 21-8778 en C/10/629271 / FA RK 21-8837
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek tot stiefouderadoptie en wijziging van geslachtsnaam van minderjarigen met betrekking tot contactherstel met biologische vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek tot stiefouderadoptie en de wijziging van de geslachtsnaam van twee minderjarigen. De stiefvader heeft verzocht om adoptie van de minderjarigen, die sinds 2013 bij hem en de moeder wonen. De biologische vader heeft de minderjarigen erkend, maar er is al lange tijd geen contact tussen hen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen geen behoefte hebben aan contact met hun biologische vader, die in het verleden betrokken is geweest bij geweld en alcoholproblemen. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie aangehouden, omdat het in het belang van de minderjarigen is dat zij de kans krijgen om hun biologische vader te leren kennen en mogelijk nieuwe herinneringen met hem op te bouwen. De rechtbank heeft wel het verzoek tot gezamenlijk gezag van de stiefvader en de moeder toegewezen, evenals de wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarigen naar die van de stiefvader. De rechtbank heeft de behandeling van het adoptieverzoek en het verzoek tot omgang aanhouden tot een later moment, om te zien of contactherstel mogelijk is. De kinderrechter heeft de minderjarigen aangesproken en hen aangemoedigd om de biologische vader een kans te geven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/629144 / FA RK 21-8778 en
C/10/629271 / FA RK 21-8837
Beschikking van 13 juli 2022 betreffende adoptie en de uitoefening van het omgangsrecht
in de zaken van:
C/10/629144 / FA RK 21-8778:
[naam stiefvader], hierna: stiefvader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.J. Verdult te Rotterdam.
In deze zaak zijn belanghebbenden:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.J. Verdult te Rotterdam,
en
[naam man], hierna: de man.
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. W.M. Vermeijden te Vlaardingen,
C/10/629271 / FA RK 21-8837:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. W.M. Vermeijden te Vlaardingen
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.J. Verdult te Rotterdam.

1..De procedures

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt uit:
C/10/629144 / FA RK 21-8778:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 22 november 2021;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op
14 december 2021;
  • het verweerschrift op het zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op 11 april 2022;
  • het bericht met bijlagen van 17 mei 2022 van de zijde van de man;
  • het bericht van 20 mei 2022 van de zijde van de vrouw;
  • het rapport van de raad, gedateerd 22 mei 2022;
C/10/629271 / FA RK 21-8837:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 23 november 2021;
  • het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 15 april 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden op 24 mei 2022. Daarbij zijn verschenen:
  • de stiefvader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [persoon A] .
1.3.
De minderjarigen zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. De minderjarigen hebben hier op 17 maart 2022 gebruik van gemaakt.
Daarnaast heeft de oudste minderjarige nog een brief aan de rechtbank gestuurd. Die brief is op 23 mei 2022 ingekomen en de essentie ervan is tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Uit de moeder zijn geboren de minderjarigen:
[naam minderjarige 1] , op [geboortedatum minderjarige 1] 2007 te [geboorteplaats minderjarige 1] , en
[naam minderjarige 2] , op [geboortedatum minderjarige 2] 2008 te [geboorteplaats minderjarige 2] .
2.2.
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3.
De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over de minderjarigen.
2.4.
De stiefvader, de man, de vrouw en de minderjarigen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.5.
De stiefvader en de vrouw zijn op 3 oktober 2014 te Rotterdam met elkaar gehuwd. De vrouw en de minderjarigen wonen sinds augustus 2013 bij de stiefvader. De stiefvader heeft nog twee meerderjarige kinderen uit een eerdere relatie, waarvan er nog één bij hem woont. De stiefvader en de vrouw hebben samen nog een minderjarig kind, [naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2016.

3..De beoordeling

3.1.
De stiefvader verzoekt:
- de stiefouderadoptie van de minderjarigen uit te spreken;
- te bepalen dat de geslachtsnaam van de minderjarigen wordt gewijzigd in die van hem.
3.2.
De man verzoekt een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht (hierna: omgangsregeling) vast te stellen, inhoudende dat de minderjarigen gedurende één dagdeel per twee weken bij hem zullen zijn. Tegen de verzoeken van de stiefvader voert de man gemotiveerd verweer en hij meent dat de verzoeken moeten worden afgewezen. De man verzoekt zelfstandig om mede met het gezag te worden belast. Subsidiair verzoekt hij onderzoek en advies van de raad naar de verzochte adoptie, de omgangsregeling en het gezag.
3.3.
De moeder voert gemotiveerd verweer tegen de verzoeken van de man. Zij en de stiefvader verzoeken (subsidiair) om gezamenlijk te worden belast met het gezag over de minderjarigen. Als dat wordt toegewezen, verzoeken zij dat de geslachtsnaam van de minderjarigen wordt gewijzigd in die van de stiefvader.
Adoptie
3.4.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het verzoek tot stiefouderadoptie op zich aan bijna alle voorwaarden van de artikelen 1:227 en 1:228 BW wordt voldaan, maar dat het geschil zich toespitst op de vraag of adoptie in het kennelijk belang van de minderjarigen is en of op het tijdstip van de adoptie vast staat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat de minderjarigen niets meer van hun biologische vader te verwachten hebben als bedoeld in artikel 1:227 lid 3 BW. Bovendien spreekt de man het verzoek tegen (artikel 1:228 lid 1 sub d BW).
3.5.
De rechtbank zal eerst de relevante geschiedenis bespreken zoals die is gebleken uit de stukken, de gesprekken met de minderjarigen en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
De vrouw en de man hebben van ongeveer 2006 tot medio 2011 een affectieve relatie gehad en samengewoond. De relatie verliep stormachtig, er was sprake van verbaal een fysiek geweld en de man kampte met een alcoholverslaving en financiële problemen. Na beëindiging van de relatie hebben de vrouw en de man met een mediator een ouderschapsplan opgesteld waarin een omgangsregeling is afgesproken. Na een geweldsincident tussen de man en [voornaam minderjarige 1] eind 2013 heeft de vrouw de omgangsregeling stopgezet. Van dat geweldsincident heeft de vrouw aangifte gedaan. De officier van justitie heeft die zaak voorwaardelijk geseponeerd met een proeftijd van één jaar en een bijzondere voorwaarde, namelijk reclasseringstoezicht. Al jaren probeert de man weer contact met de minderjarigen te krijgen. In 2019 heeft hij een concreet verzoek daartoe aan de vrouw gericht. Dit is niet van de grond gekomen. De vrouw is de man wel geregeld gaan informeren over het wel en wee van de minderjarigen. De man heeft onder meer kaartjes naar de minderjarigen gestuurd.
Opgemerkt moet worden dat als in meer detail wordt gekeken, blijkt dat de man en de vrouw heel verschillend tegen de zaken aankijken. Dan gaat het om de ernst en frequentie van het geweld tijdens de relatie, in hoeverre de man wel of niet tijdens en na de relatie belangstelling toonde voor de minderjarigen, hoe en waarom het contact met de grootouders vaderszijde is verbroken, in hoeverre de vrouw wel of niet heeft meegewerkt aan contactherstel, enzovoorts. Van belang is ook dat de man ontkent dat hij destijds [voornaam minderjarige 1] heeft geslagen in het bijzijn van [voornaam minderjarige 2] , maar dat hij wel heeft meegewerkt aan het toezicht van de reclassering.
3.6.
De stiefvader en de vrouw menen dat zij de man heel veel kansen hebben gegeven om een rol van betekenis in het leven van de minderjarigen te kunnen vervullen. Al die kansen heeft de man verbruid. De minderjarigen hebben de man sinds 2013 niet meer gezien. Zij hebben geen behoefte aan contact en daar zelfs grote weerstand tegen, waarvoor de stiefvader en de vrouw begrip hebben. Intussen hebben de vrouw en de minderjarigen hun traumatische ervaringen door middel van lange therapieën enigszins verwerkt. Wat er ook zij van de hervonden stabiliteit van de man, de stiefvader, de moeder en vooral de minderjarigen kunnen niet zomaar over het verleden heenstappen. Daarvoor heeft de man hen te vaak teleurgesteld en is er geen vertrouwen meer in hem. Op de aan hem gegeven informatie over de minderjarigen reageert de man niet. De minderjarigen zijn inmiddels opgegroeid in een warm en stabiel gezin. Het initiatief voor de adoptie is vanuit de minderjarigen zelf gekomen. De stiefvader, de vrouw en de minderjarigen willen graag de vaderrol van de stiefvader en het gezin zoals dat er feitelijk is, juridisch bevestigd zien.
3.7.
Tijdens de kindgesprekken hebben de minderjarigen bevestigd dat ze geen contact met de man willen hebben. De stiefvader zien zij als hun vader. [voornaam minderjarige 1] heeft verteld dat het idee van adoptie inderdaad vanuit hen is ontstaan. Zij en [voornaam minderjarige 2] willen ook graag de achternaam [achternaam stiefvader] krijgen, zodat ze één gezin zijn met hun stiefzussen en halfbroertje. [voornaam minderjarige 1] heeft er geen vertrouwen in dat de man daadwerkelijk is veranderd. Ze heeft alleen slechte herinneringen aan hem. In de brief die zij daarna nog aan de rechtbank heeft gestuurd, vertelt zij dat er meer dingen zijn gebeurd dan die ene traumatische ervaring in 2013 die haar nog levendig voor de geest staat. [voornaam minderjarige 1] wil absoluut geen omgangsregeling.
3.8.
De man erkent dat hij lange tijd afhankelijk is geweest van alcohol en gezondheidsproblemen heeft gekend. Al die tijd heeft hij geen stabiele factor voor de vrouw of de minderjarigen kunnen zijn. Hij betreurt dat. Desondanks is hij de minderjarigen blijven koesteren. Sinds 2018 drinkt hij geen druppel alcohol meer. Inmiddels heeft hij een nieuwe partner en met haar en haar twee kinderen vormt hij een gezin. Hij heeft werk, doet vrijwilligerswerk en is inmiddels schuldenvrij. Hij heeft de vrouw alle bewijzen van de hulpverleningstrajecten laten zien. Hoewel hij sinds 2019 wordt geïnformeerd door de vrouw, mocht hij daar volgens zijn advocaat niet op reageren. Op kaartjes en kleine cadeautjes die hij stuurt, krijgt hij geen enkele reactie. De man heeft daarom het gevoel dat de vrouw zich verschuilt achter de onwil van de minderjarigen. Hij wil graag weer een rol spelen in het leven van de minderjarigen. Daarbij ziet hij zichzelf niet als opvoeder of iets dergelijks en hij wil het tempo van de minderjarigen en de vrouw aanhouden. Eventuele deskundige hulp bij contactherstel is welkom. Volgens de man is de strafrechtelijke veroordeling van de stiefvader een contra-indicatie voor adoptie.
3.9.
In het raadsrapport adviseert de raad om het verzoek tot adoptie af te wijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad dat advies nader toegelicht. De raad begrijpt dat de minderjarigen de gevonden rust willen behouden en dat zij zich veilig voelen bij de stiefvader. Het vaderbeeld van de man is echter wel heel negatief en dat kan nadelig zijn voor de persoonlijke ontwikkeling van de minderjarigen. Tijdens de mondelinge behandeling ziet de raad dat de stiefvader en de moeder enerzijds en de man anderzijds complimenteus naar elkaar kunnen zijn en dat geeft mogelijkheden. De deur staat een stukje open en met hulp kan het negatieve vaderbeeld misschien wijzigen. De raad adviseert niet nu al een omgangsregeling vast te leggen, maar voor adoptie is het nog te vroeg.
3.10.
De rechtbank overweegt als volgt.
De minderjarigen worden al bijna negen jaar opgevoed door de vrouw én de stiefvader. De vrouw en de minderjarigen hebben zich met moeite ontworsteld aan de zeer moeilijke ervaringen die zij met de man hebben gehad. Zij voelen zich één gezin, samen met hun stiefzussen en halfbroertje. De stiefvader ziet de minderjarigen als zijn eigen dochters en heeft hen ook zo opgevoed. Dat siert hem. Dat zij dit met zijn allen juridisch bevestigd willen zien door middel van adoptie, is goed voorstelbaar. De vraag of het verzoek daarom toewijsbaar is, is echter niet zomaar beantwoord.
De rechtbank is ervan overtuigd dat de man zijn leven inderdaad weer goed op de rails heeft. Hij heeft zijn alcoholverslaving onder controle gekregen en alleen dat al is een compliment waard. Dat een alcoholverslaving een levenslang aandachtspunt blijft, maakt zijn leven niet minder stabiel. Dat de rechtbank die overtuiging heeft, maakt niet dat de vrouw, de stiefvader en zeker de minderjarigen die overtuiging óók moeten hebben. Sterker, door de bagatelliserende houding van de man over wat er in het verleden allemaal is gebeurd en zeker zijn ontkennende houding over het incident met [voornaam minderjarige 1] (en [voornaam minderjarige 2] ) in 2013, hoeft hij niet op enig begrip te rekenen. De man moet kennelijk nog beter onder ogen zien wat hij met zijn alcoholverslaving en andere problematiek heeft veroorzaakt in het leven van de vrouw en de minderjarigen. Hij zal daar met hen over in gesprek moeten gaan en mogelijk meermaals zijn excuses aanbieden. Daar moet hij dan wel de kans voor krijgen. De rechtbank is van oordeel dat hij die kans verdiend heeft. Dat het veel te lang heeft geduurd voordat hij zijn problemen de baas is geworden en dat hij zich veel te lang veel te weinig heeft bekommerd om de minderjarigen, maakt dat niet anders.
De rechtbank merkt daarbij op dat de weerstand van de minderjarigen weliswaar begrijpelijk is, maar dat het voor de langere termijn niet wenselijk is om daaraan toe te geven. Het is voor hun ontwikkeling van groot belang dat zij hun biologische vader kunnen kennen en zo mogelijk nieuwe en betere herinneringen aan hem kunnen krijgen.
De rechtbank is daarom met de raad van oordeel dat in dat opzicht zowel het verzoek tot adoptie van de stiefvader als het verzoek tot omgang van de man, te vroeg komt. Adoptie verbreekt immers alle banden met de man, terwijl er op dit moment nog helemaal geen ruimte is voor een omgangsregeling. De minderjarigen zullen zich door een uitgesproken adoptie niet gemotiveerd voelen voor contactherstel met de man en aan een vastgestelde omgangsregeling zullen zij niet willen meewerken.
3.11.
Het zal daarom anders moeten. Dit is tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken. De rechtbank verwijt de vrouw niet dat zij zich verschuilt achter de onwil van de minderjarigen, zoals de man stelt. Wel vindt de rechtbank dat de vrouw zich, samen met de stiefvader, meer kan inspannen om te voldoen aan haar wettelijke plicht de ontwikkeling van de banden van de minderjarigen met de man te bevorderen (artikel 1:247 lid 3 BW). Daarbij hoort, naast het motiveren van de minderjarigen daartoe, het ruimer informeren van de man over de bezigheden van de minderjarigen, zodat hij daarbij kan aansluiten in zijn communicatie met hen. Ook kan zij de man helpen bij het vinden van de goede vorm, toon en timing van die communicatie.
De man kan op zijn beurt gerichter en frequenter aandacht geven aan de minderjarigen, zonder het zicht te verliezen op het gewenste tempo. Daarbij is het van belang dat hij open staat voor hun beeld van hem en hoe zij hem hebben ervaren. Hij zal bereid moeten zijn om waar mogelijk en waar nodig oprechte excuses te maken, ook al heeft hij tot nu toe een ander beeld van het verleden.
De rechtbank ziet geen aanleiding partijen te verwijzen naar hulpverlening. Niet alleen zijn de wachtlijsten over het algemeen te lang, maar daarnaast is het de vraag of de minderjarigen daarbij zijn gebaat. Gelet op de toezeggingen die partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben gedaan, zullen partijen zich tot het uiterste inspannen om contactherstel te bereiken. Indien zij, of ieder voor zich, daar hulp bij wensen, gaat de rechtbank ervan uit dat zij die zelf weten te vinden.
3.12.
Zowel de stiefvader en de vrouw als de man hebben tijdens de mondelinge behandeling toegezegd zich hiervoor in te willen spannen. Daarbij is er ook aandacht geweest voor de aanzienlijke vrijheidsstraf die de stiefvader binnenkort moet gaan uitzitten. Volgens de vrouw is daar alles voor geregeld en kan zij, hoewel het een spannende tijd zal zijn, de gegeven opdracht er wel bij hebben. De man begrijpt dat dit ook van hem flexibiliteit en begrip vraagt.
3.13.
De kinderrechter wil hierbij ook wat tegen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zelf zeggen.
Ik begrijp best dat jullie helemaal geen zin hebben in contact met jullie biologische vader. Voor het gemak noem ik hem nu verder [voornaam biologische vader] ; dat is voor jullie misschien ook prettiger. Terecht zeggen jullie dat hij genoeg kansen heeft gehad en dat jullie stiefvader nu jullie echte papa is. Maar [voornaam biologische vader] is lange tijd heel ziek geweest. Dat is wat een alcoholverslaving is: een ziekte. Door die ziekte heeft [voornaam biologische vader] gedaan wat hij heeft gedaan. Inmiddels is dat lang geleden en hoewel [voornaam biologische vader] misschien niet volledig van die ziekte is genezen, is hij wel veranderd. Hij heeft zijn leven weer op orde. Ik vind dat [voornaam biologische vader] opnieuw een kans van jullie moet krijgen om dat te bewijzen. Ik vind dat alle kansen die [voornaam biologische vader] tijdens zijn ziekte heeft gehad, en die hij flink heeft verknald, als één kans moet worden gezien en dat hij nu een tweede kans verdient. Volgens mij zijn jullie oud genoeg om dat te begrijpen én om hem die kans te kunnen geven. Bovendien geeft dat jullie ook kansen. Jullie kunnen hem daardoor zelf over jullie boosheid en verdriet vertellen. Ik hoop dat [voornaam biologische vader] naar jullie zal luisteren en zo mogelijk sorry kan zeggen voor wat hij heeft gedaan en ook voor wat hij allemaal juist niet heeft gedaan. Misschien dat jullie beeld van hem dan een beetje verandert en dat er ruimte komt om ook weer leuke herinneringen aan hem te krijgen. Waarschijnlijk vinden jullie dat nu helemaal niet belangrijk, maar ik weet dat het voor later wél belangrijk kan zijn. Ik gun jullie én [voornaam biologische vader] die kans.
Ik ben bang dat als nu de adoptie wordt uitgesproken, [voornaam biologische vader] helemaal uit jullie leven verdwijnt. Dat vind ik niet goed en daarom spreek ik de adoptie nu nog niet uit. Ik vind dat iedereen, dus ook jullie, nog een keer moeten onderzoeken hoe [voornaam biologische vader] op een positieve manier in jullie leven betrokken kan zijn. Daarom ga ik de beslissing op het adoptieverzoek voor een jaar aanhouden. Dat wil dus niet zeggen dat de adoptie helemaal van de baan is. Ik wil het gewoon over een jaar nog eens bekijken. Ik hoop dat het risico dat [voornaam biologische vader] door de adoptie uit jullie leven verdwijnt dan is verminderd.
Ik besef dat dit niet is wat jullie willen. Ik besef ook dat het komende jaar toch al spannend is omdat jullie stiefvader een hele tijd naar de gevangenis moet. Toch vind ik dat het onderzocht kan worden. Tijdens de mondelinge behandeling hebben jullie moeder, jullie stiefvader en [voornaam biologische vader] beloofd daar hard aan te zullen werken. Ik hoop dat jullie dat ook doen.
Gezag
3.14.
Uit het voorgaande blijkt dat de man al heel lang geen contact heeft met de minderjarigen en niet op de hoogte is van het dagelijkse reilen en zeilen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man verklaard dat hij graag betrokken wil worden bij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, maar zich daar niet mee wil gaan bemoeien.
Gelet daarop ziet de rechtbank aanleiding dat verzoek af te wijzen omdat dit anderszins in het belang is van de minderjarigen (artikel 1:253c BW).
Aan de andere kant is de stiefvader al sinds 2013 betrokken bij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Aan de voorwaarden om de stiefvader samen met de vrouw te belasten met het gezag over de minderjarigen (artikel 1:253t BW) wordt voldaan. Omdat de adoptie vooralsnog niet wordt toegewezen, ziet de rechtbank aanleiding om dit subsidiaire verzoek van de stiefvader en de vrouw wel toe te wijzen. Hiermee wordt het gezinsverband dat de minderjarigen hebben met de stiefvader, de vrouw (en stiefzus en halfbroertje) bevestigd. Duidelijk moet zijn dat de man daar niet aan kan tornen. Met de stiefvader en de vrouw is de rechtbank van oordeel dat, mede in het licht van de belangen van de man, er geen gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van de minderjarigen worden verwaarloosd.
Geslachtsnaam
3.15.
Het verzoek tot geslachtsnaamswijziging wordt om dezelfde redenen toegewezen.
Omgang
3.16.
Het verzoek om een omgangsregeling vast te stellen, zal de rechtbank ook aanhouden. Als iedereen zich inzet voor contactherstel, bestaat de kans dat er over een jaar een vorm van omgang tot de mogelijkheden behoort. Dat kan dan worden beoordeeld.
Raadsonderzoek
3.17.
De raad heeft al onderzoek gedaan naar en advies uitgebracht over het adoptieverzoek. Het verzoek van de man om gezamenlijk gezag met de vrouw wordt afgewezen en het verzoek van de stiefvader en de vrouw om gezamenlijk te worden belast met het ouderlijk gezag wordt toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de raad (nader) onderzoek te laten doen naar de omgangsregeling. Het subsidiaire verzoek van de man wordt afgewezen.
Aanhouding
3.18.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de behandeling van het adoptieverzoek en het verzoek tot omgang aanhouden tot na te noemen datum. De advocaten van partijen wordt verzocht tegen genoemde datum schriftelijk aan de rechtbank te berichten over het verloop van het contactherstel en daarbij tevens gemotiveerd aan te geven op welke wijze volgens partijen moet worden voortgeprocedeerd.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
belast [naam stiefvader] en [naam vrouw] gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de minderjarigen [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2007 te [geboorteplaats minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2008 te [geboorteplaats minderjarige 2] ;
4.2.
bepaalt dat van deze beslissing, zodra deze in kracht van gewijsde is gegaan, aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijzigt de geslachtsnaam van de minderjarigen in [achternaam stiefvader] , zodat zij voortaan [voornaam minderjarige 1] [achternaam stiefvader] en [voornaam minderjarige 2] [achternaam stiefvader] zullen heten en gelast toevoeging van een latere vermelding daarvan aan de aktes van geboorte;
4.5.
gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam en aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Capelle aan den IJssel op voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW;
4.6.
wijst af het meer of anders verzochte ten aanzien van het ouderlijk gezag en het raadsonderzoek;
en alvorens verder te beslissen:
4.7.
bepaalt dat de behandeling van de zaak ten aanzien van de adoptie en de omgangsregeling wordt aangehouden tot
1 juli 2023 PRO FORMA,met verzoek aan de advocaten van partijen uiterlijk twee weken vóór laatstgenoemde datum schriftelijk aan de rechtbank te berichten over de resultaten van het contactherstel en daarbij tevens gemotiveerd aan te geven op welke wijze volgens partijen moet worden voortgeprocedeerd;
4.8.
bepaalt dat partijen, hun advocaten en de raad voor de kinderbescherming op de pro-formadatum niet tijdens de mondelinge behandeling behoeven te verschijnen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.J.P.M. Hulsman op 13 juli 2022.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.