ECLI:NL:RBROT:2022:5905

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
ROT 21/4928
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de weigering van een WIA-uitkering. Eiser, die tot 30 juni 2018 als schoonmaker en slijper van schepen werkte, had een WIA-uitkering aangevraagd na een periode van ziekte. Het UWV weigerde de aanvraag op basis van de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 juli 2022, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser voerde aan dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische situatie en dat het onderzoek onzorgvuldig was. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de vereisten.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen die recht gaven op een WIA-uitkering. De aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) door de verzekeringsarts bezwaar en beroep werd als adequaat beschouwd, en de rechtbank vond dat de functies die het UWV had geselecteerd, passend waren voor eiser. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en veroordeelde het UWV tot betaling van proceskosten aan eiser, maar bevestigde de weigering van de WIA-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4928

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Berkouwer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 18 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd, omdat de mogelijkheden van eiser om te werken niet minder zijn geworden.
Bij besluit van 25 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teams-zitting van 4 juli 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Ook heeft eiser zich laten bijstaan door een tolk. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

1. Eiser was tot 30 juni 2018 werkzaam als schoonmaker en slijper van schepen voor ongeveer 38 uur per week bij [naam bedrijf] . Het UWV heeft eiser daarna een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiser zich op 12 september 2018 en 18 maart 2020 ziekgemeld. Eiser heeft meermalen een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) gekregen.
2. Per het einde van de wachttijd, 28 september 2020, heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA geweigerd, omdat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Op 7 oktober 2020 heeft eiser opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft beoordeeld of per deze datum alsnog recht op een WIA-uitkering is ontstaan.
3. Een arts [1] van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 7 oktober 2020. Daarbij heeft hij onderzocht of er sprake is van toegenomen beperkingen sinds de beoordeling bij het einde van de wachttijd. De arts stelt dat de benutbare mogelijkheden van eiser niet zijn gewijzigd. Nu de benutbare mogelijkheden niet gewijzigd zijn, kan eiser volgens het UWV niet per 7 oktober 2020 een WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep waren niet alle beperkingen meegenomen bij het vaststellen van de belastbaarheid. Daarop heeft zij de FML aangevuld. De aanpassingen in de FML geven aanleiding om een nieuw arbeidskundig onderzoek te doen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vier functies geselecteerd die eiser met zijn beperkingen nog kan doen. Drie daarvan gebruikt hij voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op basis van de middelste functie voor 15,03% arbeidsongeschikt is. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Hij verzoekt om dat wat in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen. Hij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Er is onvoldoende rekening gehouden met zijn beperkingen. Hij heeft nieuwe medische informatie overlegd. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Ook voert eiser aan dat onvoldoende belangenafweging heeft plaatsgevonden.

Waarover het gaat in deze zaak

6. In artikel 48, eerste lid, onder b en artikel 55, eerste lid, onder b, van de Wet WIA is bepaald dat wanneer een verzekerde bij het einde van een wachttijd geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, hij alsnog recht heeft op een WIA-uitkering als binnen vijf jaar sprake is van volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid.
7. Om alsnog in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet er bij eiser dus sprake zijn van volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, voortvloeiend uit dezelfde ziekteoorzaak. Ook moet deze toename van beperkingen hebben plaatsgevonden binnen vijf jaar na de eerdere weigering.
8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat er geen sprake is van volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om toegenomen beperkingen in de periode tussen het einde van de wachttijd en de dag per wanneer de beperkingen volgens eiser zijn toegenomen, dus tussen 28 september 2020 en 7 oktober 2020.

Wat de rechtbank vindt

9
.Met betrekking tot het verzoek van eiser om de gronden in bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen, oordeelt de rechtbank dat een dergelijk verzoek, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van het UWV daarop tekortschiet, onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waarover de rechtbank zich moet uitlaten.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
11. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser telefonisch gesproken en op het spreekuur gezien. Op basis van dit onderzoek stelt hij dat er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden en dat hij in vergelijking met de beoordeling per het einde van de wachttijd geen wezenlijk andere gezondheidsklachten ziet. De bestaande beschrijving van de belastbaarheid acht hij nog toereikend.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 16 augustus 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd. Ook heeft zij eiser gesproken op de hoorzitting en aanvullend onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de beoordeling van de arts aangevuld moet worden en past de FML aan.
13. In beroep heeft eiser aanvullende medische informatie van de anesthesioloog en het revalidatiecentrum overlegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar aanvullende rapport van 2 maart 2022 de informatie van de anesthesioloog beoordeeld. Zij stelt op basis van deze informatie dat er medische gronden zijn om meer beperkingen aan te nemen en past de FML aan. Ter zitting heeft het UWV toegelicht dat de informatie van het revalidatiecentrum betrekking heeft op de situatie na een beroerte, die eiser heeft gehad in december 2021. Dit betreft de medische situatie ruim na de datum in geding.
14. De rechtbank volgt het UWV in haar uitleg dat de informatie van het revalidatiecentrum betrekking heeft op de situatie ruim na de datum in geding. Daarmee kan aan deze informatie niet de waarde worden toegekend, die eiser daaraan toegekend wil zien.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars met betrekking tot de datum in geding betrokken in haar beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
Medische beoordeling
16. De arts heeft beoordeeld dat de FML, die is opgesteld per het einde van de wachttijd, de beperkingen van eiser voldoende ondervangt. In deze FML zijn beperkingen aangenomen voor de fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 augustus 2021 gesteld dat er geen rekening is gehouden met de klachten van eiser ten gevolge van diabetes. Zij heeft daarom meer beperkingen aangenomen voor risicovolle omstandigheden, zoals werken op hoogtes en het besturen van een voertuig, en voor fysiek zware arbeid.
18. Eiser vindt dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen op grond van zijn klachten. Eiser heeft dit onderbouwd met medische informatie van de anesthesioloog en van het revalidatiecentrum.
19. In het aanvullende rapport van 2 maart 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van de informatie van de anesthesioloog aanvullende beperkingen aangenomen voor lopen, staan en trappenlopen.
20. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. De toename van eisers klachten door de beroerte is niet relevant voor de beoordeling van deze zaak, omdat de beroerte geruime tijd na 7 oktober 2020 heeft plaatsgevonden.
21. De rechtbank constateert wel dat de aanpassing van de verzekeringsgeneeskundige grondslag (FML) betekent dat het bestreden besluit een gebrek bevat. Het arbeidsongeschiktheidspercentage blijft echter onder de 35%, waardoor dit gebrek eiser niet benadeelt. Daarom kan dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gepasseerd.
De arbeidskundige beoordeling
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 20 augustus 2021 op basis van de FML gesteld dat de functies die in de arbeidskundigebeoordeling per het einde van de wachttijd zijn geselecteerd nog steeds geschikt zijn. Het gaat om de volgende functies:
  • (111160) Textielproductenmaker;
  • (111180) Productiemedewerker industrie;
  • (111220) Lader, losser.
Deze drie functies zijn gebruikt voor het berekenen van de mate van arbeidsongeschiktheid. Daarnaast is nog een reservefunctie geselecteerd: (111190) Inpakker.
23. In het aanvullend rapport van 23 maart 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep beoordeeld of deze functies nog steeds passend zijn op basis van de aangepaste FML van 2 maart 2022. Twee van de geselecteerde functies, namelijk ‘Lader, losser’ en ‘Inpakker’ zijn niet meer passend en worden verworpen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft twee andere functies geselecteerd die wel geschikt zijn. Dit zijn: (267051) Monteur printplaten en (267071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen. De functie ’Monteur printplaten’ vervangt de functie ‘Lader, losser’ in de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Op basis van de middelste functie heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep berekend dat de mate van arbeidsongeschiktheid 15,03% is.
24. Eiser heeft aangevoerd dat de geduide functies zijn belastbaarheid overschrijden. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de gronden gericht tegen de functies ‘Lader, losser’ en ‘Inpakker’, nu deze functies inmiddels zijn verworpen door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Tegen de functies ‘Textielproductenmaker’ en ‘Productiemedewerker industrie’ heeft eiser aangevoerd dat hij geen ervaring heeft met deze werkzaamheden, door geheugenverlies moeite heeft om instructies tot zich te nemen en dat hij concentratieproblemen heeft.
25. In het aanvullende rapport van 14 februari 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat deze functies de belastbaarheid niet overschrijden. Eiser is niet beperkt geacht op de onderdelen ‘vasthouden van aandacht’, ‘herinneren’ en ‘zelfstandig of doelmatig handelen’. Ook is er geen ervaring vereist voor het uitoefenen van de functies. De werkzaamheden worden tijdens het werk aangeleerd.
26. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapporten van 20 augustus 2021, 14 februari 2022 en 23 maart 2022 voldoende heeft uitgelegd waarom de geduide functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Op basis van de beroepsgronden ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat deze functies niet geschikt zijn voor eiser.
27. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 7 oktober 2020 met deze functies 84,97% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als schoonmaker en slijper, zodat eiser voor de overige 15,03% arbeidsongeschikt is.
Belangenafweging
28. De grond van eiser dat onvoldoende belangenafweging heeft plaatsgevonden slaagt niet. De beëindiging van de WIA-uitkering van eiser is gebaseerd op dwingendrechtelijke bepalingen van de Wet WIA. In dat kader is er geen plaats voor het meewegen van de individuele belangen die iemand heeft bij de toekenning van een WIA-uitkering.

Wat is de conclusie van de rechtbank?

29. Het UWV heeft terecht geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen, op grond van dat er geen sprake is van gedeeltelijke of volledige arbeidsongeschiktheid.
30. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb vormt aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten die eiser in beroep heeft gemaakt. Voor de bijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en is ter zitting verschenen. Dit zijn twee proceshandelingen. Per handeling wordt een vergoeding toegekend van € 759,-. De proceskostenvergoeding wordt daardoor €1.518,-. Ook moet het UWV het griffierecht van € 49,- aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiser;
 bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 49,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y.A.J. van Egmond, griffier op 18 juli 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel van 18 januari 2021 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.