ECLI:NL:RBROT:2022:5889

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
C/10/637338 / JE RK 22-986
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder, die woont te [woonplaats]. [voornaam minderjarige] verblijft momenteel in een pleeggezin en is onder toezicht gesteld tot 20 juli 2022. Eerder zijn er al verschillende beschikkingen genomen, waaronder een machtiging tot uithuisplaatsing die op 6 mei 2022 is verlengd tot 20 juni 2022.

De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] te verlengen voor een periode van zes maanden. Dit verzoek is gedaan in het kader van de noodzakelijke hulpverlening aan de moeder, die is aangemeld bij Ipse de Bruggen. De uitslag van een IQ-onderzoek, dat op 4 juli 2022 wordt verwacht, is cruciaal voor het verdere hulpverleningstraject. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en bijzondere toegang verleend aan een begeleider vanuit het Centrum voor Dienstverlening.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat er positieve ontwikkelingen zijn in de situatie van [voornaam minderjarige], die zich goed ontwikkelt in het pleeggezin. Echter, de noodzakelijke hulpverlening aan de moeder is nog niet op gang gekomen, waardoor terugplaatsing van [voornaam minderjarige] op dit moment niet mogelijk is. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 20 juli 2022, maar heeft de beslissing over het resterende deel van het verzoek aangehouden. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige] moet worden uitgebreid om te beoordelen of de moeder in staat is om de nodige zorg te bieden.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 16 juni 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/637338 / JE RK 22-986
datum uitspraak: 9 juni 2022

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2021 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 6 mei 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage met bijlagen van de GI van 2 juni 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 9 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.A. Hoogendijk,
- de vader, [naam vader] , als informant,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam 1] en mw. [naam 2] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan mw. [naam 3] , begeleider vanuit het Centrum voor Dienstverlening van beide ouders.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 20 april 2022 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 20 juli 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 26 april 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing
van [voornaam minderjarige] in voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken. De kinderrechter heeft bij beschikking van 6 mei 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 20 juni 2022. De beslissing op het verzoek is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI verzoekt [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden. De periode tot 26 oktober 2022 resteert.
De GI heeft het resterende deel van het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder is aangemeld bij Ipse de Bruggen. Om het verdere hulpverleningstraject te kunnen bepalen is het belangrijk dat de uitslag van het IQ-onderzoek bekend is. Deze wordt 4 juli aanstaande verwacht.
Ipse de Bruggen kan nog niet aangeven of hetgeen aan haar geboden kan worden voldoende is voor de moeder. Vandaar dat tevens aan een plaatsing in een moeder-kindhuis wordt gedacht. Er moet nog uitgezocht worden of dit samen kan.
De bedoeling is dat [voornaam minderjarige] op 23 juli aanstaande overgeplaatst wordt naar tante [naam 4] . Tot die tijd is voortzetting van de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij het huidige pleeggezin noodzakelijk.
De bezoekmomenten verlopen goed. De komende tijd zullen die verder worden uitgebreid en geobserveerd.

De standpunten

Door en namens de moeder is ingestemd met verlenging van de uithuisplaatsing voor de duur van de lopende ondertoezichtstelling. De moeder had het liefst gezien dat [voornaam minderjarige] inmiddels weer thuis zou zijn, maar de moeder is ook blij met de huidige ontwikkelingen. De moeder laat in de omgang zien dat zij de tips en adviezen goed oppakt.
Het is jammer dat de hulpverlening nog niet is gestart, omdat dit een voorwaarde is voor terugplaatsing van [voornaam minderjarige] . De moeder was graag al met hulpverlening aan de slag gegaan. Aangezien het nog niet duidelijk is of Ipse de Bruggen de hulp kan bieden die nodig is, is het belangrijk dat alvast over alternatieven wordt nagedacht. Daarnaast wil de moeder dat de omgang frequenter plaatsvindt, bij voorkeur drie keer per week.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is van een positieve ontwikkeling. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich goed in het pleeggezin.
Hij kan echter nog niet teruggeplaatst worden bij de moeder, omdat de noodzakelijke hulpverlening nog geregeld moet worden. De moeder is aangemeld bij Ipse de Bruggen. De uitslag van het IQ-onderzoek is van belang om het hulpverleningstraject te kunnen bepalen.
[voornaam minderjarige] kan eind juli worden overgeplaatst naar tante [naam 4] . De moeder staat hierachter. [voornaam minderjarige] kan bij de tante blijven zolang als dat nodig is.
Gezien wordt verder dat de omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige] goed verloopt. De moeder pakt de tips en adviezen die gegeven worden op en past deze ook toe. Daarnaast is ook de omgang met de vader recent gestart. Daarmee kan er ook zicht komen op de opvoedvaardigheden van de vader.
Nu de uitslag van het IQ-onderzoek nog niet bekend is, is het onduidelijk of Ipse de Bruggen de hulpverlening kan bieden die de moeder nodig heeft. Alternatieven zijn vooralsnog niet voorhanden.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
De kinderrechter geeft de GI in overweging om de komende periode alvast naar alternatieven te kijken, om te voorkomen dat er onnodig tijd verloren gaat als blijkt dat Ipse de Bruggen de moeder afwijst.
Daarnaast acht de kinderrechter het van belang dat de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder in frequentie en/of duur wordt uitgebreid, zodat beoordeeld kan worden of de moeder ook structureel in staat is om tips en adviezen op te volgen en [voornaam minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft.
Aangezien de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing zoals verzocht door de GI de duur
van de ondertoezichtstelling overschrijdt, zal de kinderrechter de machtiging tot
uithuisplaatsing slechts verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de belissing op het verzoek voor het resterende deel aanhouden.
Nu er reeds een zitting is gepland voor de verdere behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling, acht de kinderrechter het wenselijk dat het aangehouden deel van onderhavige verzoek gelijktijdig met dat verzoek zal worden behandeld.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 20 juli 2022;
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbende en mr. E.A. Hoogendijk in deze zaak zal plaatsvinden op
6 juli 2022 te 15.30 uurin het
gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbende en mr. E.A. Hoogendijk;
gelast de oproeping van de vader,
als informant,tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI uiterlijk één week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbende en mr. E.A. Hoogendijk) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.