Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking uithuisplaatsing
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
[naam kind 1] ,
[naam moeder] ,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
De standpunten
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 juni 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind 1]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, momenteel onvoldoende in staat is om de veiligheid van [naam kind 1] te waarborgen. De moeder en [naam kind 1] verblijven sinds december 2021 in een babyhuis, waar de zorgen over de situatie van [naam kind 1] zijn toegenomen. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft op 24 mei 2022 een verzoek tot uithuisplaatsing ingediend, omdat de moeder emotioneel niet beschikbaar is en niet in staat is om adequate stappen te zetten voor de verzorging van [naam kind 1]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de moeder is bijgestaan door haar advocaat, mr. F.O. Ligeon-Merton. De opa en oma van [naam kind 1] zijn bereid om voor de minderjarige te zorgen, maar kunnen de moeder niet in huis nemen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind 1]. De beschikking verleent een machtiging tot uithuisplaatsing tot 22 augustus 2022 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft tevens aangegeven dat de GI een actieve rol moet aannemen in de begeleiding van de moeder en dat er praktische zaken geregeld moeten worden voor de toekomst.