In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Heerema Fleet Personnel B.V. (HFP) en haar werknemer, een sleepbootkapitein. HFP verzocht om ontbinding op basis van ernstig verwijtbaar handelen van de kapitein, met als belangrijkste redenen het alcoholgebruik aan boord en het creëren van een onveilige werksituatie voor een stagiair. De kapitein, die sinds 1997 in dienst was, ontkende de verwijten en verzocht om afwijzing van het verzoek, met een transitievergoeding en een billijke vergoeding in het geval van ontbinding.
De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. HFP had een onderzoek ingesteld naar onregelmatigheden, waaronder alcoholgebruik aan boord en ongepast gedrag jegens de stagiair. De rechter oordeelde dat de verwijten met betrekking tot de stagiair niet terecht waren, aangezien de stagiair zelf problemen had en er geen bewijs was van intimidatie of ongepast gedrag door de kapitein. Wat betreft het alcoholgebruik erkende de rechter dat er drank aan boord was, maar oordeelde dat dit niet voldoende was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De rechter benadrukte dat de ernst van het incident niet in verhouding stond tot de gevolgen van ontslag, vooral gezien de lange diensttijd van de kapitein.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van HFP tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en HFP veroordeeld in de kosten van de procedure. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de kapitein de beschikking kan afdwingen in afwachting van een eventuele hoger beroep.