ECLI:NL:RBROT:2022:5861

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
10-063649-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging ISD-maatregel na herhaaldelijke winkeldiefstallen door verdachte met verslavingsproblematiek

Op 20 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die veelvuldig is veroordeeld voor diefstal. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel. De officier van justitie, mr. S.B. Epozdemir, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 maart 2022 in Rotterdam een leesbril, haartrimmer, scheerset en draagtas heeft gestolen uit de Action.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn in de overwegingen meegenomen. De verdachte heeft een ernstige verslavingsproblematiek en is in een vicieuze cirkel van recidive terechtgekomen. Eerdere pogingen tot reclasseringstoezicht zijn niet haalbaar gebleken, waardoor de rechtbank heeft besloten tot oplegging van de ISD-maatregel.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en om de recidive van de verdachte te beëindigen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en heeft in de vijf jaren voorafgaand aan het feit meerdere keren een vrijheidsbenemende straf opgelegd gekregen. De rechtbank heeft de duur van de maatregel vastgesteld op twee jaren, met de mogelijkheid voor de verdediging om na zes maanden om een tussentijdse beoordeling te verzoeken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-063649-22
Datum uitspraak: 20 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. S. Ploegmakers, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • oplegging aan de verdachte van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.

4..Bewijs en bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 maart 2022 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in de Action (gevestigd op [adres delict] ) heeft weggenomen een leesbril en een haartrimmer en een scheerset en een draagtas, toebehorende aan de Action.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn vervelende feiten die voor de winkeliers veel hinder en schade veroorzaken. Uit dit handelen blijkt dat de verdachte weinig respect toont voor de eigendommen van anderen.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 12 mei 2022 blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
GGZ Antes Advies heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 juni 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is in 2020 vanuit Letland naar Nederland verhuisd. In de periode daarvoor heeft hij langdurig in Letland gedetineerd gezeten. Tijdens die detentie is hij verslaafd geraakt aan verdovende middelen. Toen hij vernam dat zijn partner het geld dat hij vanuit Nederland aan haar stuurde niet gebruikte voor het aflossen van hun schulden, maar voor een nieuwe partnerrelatie, is betrokkene door het niet kunnen verwerken en omgaan met zijn gevoelens, weer veelvuldig harddrugs gaan gebruiken. Als gevolg hiervan verloor hij zijn baan en woonomgeving.
De leefgebieden van de verdachte zijn ontwricht. Zijn forse verslavingsproblematiek maakt dat hij in een vicieuze cirkel verkeert die niet te doorbreken is. Momenteel bevindt hij zich in een netwerk van medegebruikers waar het verkrijgen en gebruiken van drugs centraal staat. Of er problemen zijn op het gebied van psychosociaal functioneren is niet met zekerheid te zeggen. Door het ontbreken van enige stabiliteit, de ernst van de verslavingsproblematiek en de taalbarrière kan er momenteel geen gerichte behandeling of begeleiding worden aangeboden om deze leefgebieden op orde te krijgen. Een eerder reclasseringstoezicht bleek niet haalbaar omdat de verdachte bleef recidiveren en er geen behandeling geboden kan worden in zijn taal.
Ondanks de motivatie van de verdachte om te komen tot een gedragsverandering, heeft de reclassering geen passende interventies om het risico op recidive te verminderen en de verdachte te ondersteunen. Een reclasseringstoezicht is niet haalbaar. Een langdurige gefaseerde opzet binnen een stringenter kader zoals een ISD-maatregel is nodig om het risico op recidive te verlagen, te komen tot een gedragsverandering en de leefgebieden op orde te krijgen.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de door de reclassering noodzakelijke geachte maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Hij is volgens voormeld uittreksel Justitiële Documentatie in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Zijn delictgedrag hangt immers, zo heeft hij ook zelf verklaard, sterk samen met zijn verslaving.
Ook is voldaan aan de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ (Stcrt. 2013, 35061) omdat in de vijf jaren voorafgaand aan het door de verdachte begane feit voor meer dan tien misdrijffeiten proces-verbaal is opgemaakt tegen de verdachte, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
De rechtbank onderschrijft daarom de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen eist dat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. Deze maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte. De maatregel strekt er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek van de verdachte.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van de verdediging om de duur van de ISD-maatregel te beperken tot een jaar, dan wel te beslissen tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Gelet op de taalbarrière en de hardnekkige verslavingsproblematiek van de verdachte valt te verwachten dat de maximale duur van de maatregel nodig is om te komen tot een gedragsverandering bij de verdachte en beëindiging van de recidive. Het is aan de verdediging om eventueel na verloop van zes maanden om een tussentijdse beoordeling te verzoeken.
Alles afwegend wordt de oplegging van de ISD-maatregel passend en geboden geacht.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt op de plaatsing van de verdachte in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter, en mrs. M.K. Asscheman-Versluis en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 maart 2022 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de Action (gevestigd op [adres delict] ) heeft weggenomen een leesbril en/of een haartrimmer en/of een scheerset en/of een draagtas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehorende aan de Action, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.