Wat de rechtbank vindt
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschrijft in zijn rapport van 18 maart 2021 de informatie van internist [naam internist 1] van 14 februari 2019 en van internist [naam internist 2] van 12 augustus 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat uit het verslag van [naam internist 1] geen objectieve bevindingen naar voren komen die duiden op ernstige fysieke afwijkingen (longen, hart). Geen bloedarmoede en geen structurele rustperioden overdag terwijl de slaapuren normaal zijn. Ook in de informatie van [naam internist 2] staan geen bevindingen die wijzen op meer beperkingen (inclusief urenbeperking) dan is aangegeven in de FML van 21 december 2018. Ook de bevindingen van de arts van 21 december 2018 en de bedrijfsarts van 29 september 2018, geven geen aanleiding tot het aannemen van meer fysieke beperkingen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kunnen er op basis van het verzekeringsgeneeskundig protocol ME/CVS beperkingen worden aangenomen, maar deze zijn niet altijd aan de orde. Wel moeten de beperkingen worden overwogen bij de individuele beoordeling van de betreffende cliënt. Dit is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook gebeurd. Ook kan op basis van het protocol een urenbeperking worden aangenomen maar dat is niet altijd het geval. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet op basis van de informatie van [naam internist 1] geen medische grond voor het aannemen van een urenbeperking. Ook in het dagverhaal zoals omschreven in het rapport van de arts van 21 december 2018 staan geen structurele rustperioden overdag en/of structureel slapen overdag ongeacht de activiteiten. Verder is er geen reden voor het aannemen van een urenbeperking op preventieve gronden. De duurbelastbaarheid wordt alleen op preventieve gronden beperkt bij een bepaald typen aandoeningen. Dit is bij eiseres niet van toepassing.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in zijn rapport van 25 augustus 2021 nogmaals aan dat uit het rapport van internist [naam internist 1] geen objectieve bevindingen naar voren komen die duiden op ernstige fysieke afwijkingen. Er is geen sprake van bloedarmoede en er worden geen structurele rustperioden overdag aangegeven terwijl de slaapuren normaal zijn. De bevindingen bij onderzoek zijn niet hetgeen eiseres in de anamnese aan subjectieve klachten weergeeft. Verder citeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit het rapport van de arts van 21 december 2018 bij “dagverhaal” onder “werkdag” en “niet-werkdag”. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er geen aanknopingspunten voor een structurele urenbeperking bij verder geheel passende arbeid. Ten aanzien van het gebruik van Alprazolam overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres dit ook al gebruikte toen zij nog werkte en ook autoreed. De dosering die eiseres slikt betreft op grond van het Farmacotherapeutisch kompas een lage dosering.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder gereageerd in zijn rapport van 22 december 2021. Hij beschrijft de nieuwe gegevens die eiseres heeft overgelegd. Het gaat om het intakeverslag van het Revalidatiecentrum Drechtsteden en een brief van de neuroloog van 8 november 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de medische informatie geen nieuwe medische gegevens bevat die een andere belastbaarheid doet veronderstellen op de data in geding. En deze informatie dateert ook van ruim na de data in geding.
16. Eiseres voert aan dat er opnieuw geen sprake is van een deugdelijke motivering en zorgvuldige vaststelling van de mogelijke fysieke beperkingen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onder andere ten onrechte geen rekening gehouden met haar medicijngebruik.
17. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom er geen aanleiding is voor het aannemen van fysieke beperkingen. Op basis van de beschikbare medische informatie zijn er geen objectieve bevindingen die duiden op ernstige fysieke afwijkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opgemerkt dat eiseres Alprazolam ook al gebruikte toen zij nog werkte en ook autoreed. Dit volgt uit het rapport van de arts van 21 december 2018. De rechtbank kan deze motivering volgen en ziet geen aanleiding om dit voor onjuist te houden. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te volgen.
18. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts in het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling met betrekking tot de ziekmelding van 16 augustus 2019 wel aanzienlijk meer (fysieke) beperkingen en een urenbeperking heeft opgenomen in een FML.
19. De rechtbank overweegt het volgende. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 25 augustus 2021 uitgelegd dat, de verzekeringsarts in het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling op 2 december 2020 heeft beschreven dat de behandelingen intensiever zijn geworden en er meer klachten zijn. Hij vindt het daarom aannemelijk dat de belastbaarheid van eiseres minder is geworden. De rechtbank kan deze uitleg volgen.
20. De rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep schriftelijk gevraagd om zich uit te laten over zijn opmerking “Ook de fysieke belasting in de functies is overigens gering” in het rapport van 9 juli 2019 in het kader van de Ziektewetbeoordeling. En in te gaan op de vraag hoe zich dit verhoudt tot het in het geheel niet aannemen van fysieke beperkingen in de WIA-procedure.
21. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 26 april 2022 toegelicht dat deze opmerking is gerelateerd aan de geclaimde beperkingen (moeheid) van eiseres. Wanneer eiseres op de datum in geding fysieke beperkingen zou hebben, dan nog zouden de genoemde functies geschikt zijn, omdat de fysieke belasting in de functies heel gering is, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank vindt deze motivering toereikend.
22. Eiseres voert verder aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog steeds onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een urenbeperking niet aan de orde is en dat er ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen voor de later gediagnostiseerde spanningshoofdpijn en tinnitus. Zij stelt dat zij deze klachten wel heeft aangegeven bij de arts in december 2018.
23. De rechtbank overweegt als volgt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat hij geen reden ziet voor het aannemen van een urenbeperking. Volgens hem komen uit het verslag van [naam internist 1] geen structurele rustperioden overdag naar voren terwijl de slaapuren normaal zijn. Daarnaast staat in het rapport van de arts beschreven dat eiseres op een werkdag 1 tot 1,5 uur slaapt. Er zijn geen structurele rustperioden overdag op niet-werkdagen. Verder heeft hij toegelicht dat bij personen bij wie CVS is vastgesteld niet altijd een urenbeperking aan de orde is. Die redenering kan de rechtbank volgen. Maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft naar aanleiding van vragen van de rechtbank in zijn rapport van 26 april 2022 dat in de FML van 7 december 2020 voldoende rekening is gehouden met de hoofdpijn en de tinnitus door (onder andere) een urenbeperking van vier uur per dag, twintig uur per week. Dat betekent dat dus wel degelijk een urenbeperking moet worden aangenomen. Deze urenbeperking komt echter niet voor in de FML van 21 december 2018.
De arbeidskundige beoordeling
24. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 19 maart 2021 overwogen dat uit het rapport van 18 maart 2021 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar voren komt dat de FML van 21 december 2018 geen bijstelling behoeft en nog altijd van kracht is, en dat daarom de conclusies uit de rapporten van 17 juni 2019 en 21 november 2019 gehandhaafd blijven. In de FML van 7 december 2020 wordt echter anders dan in de FML van 21 december 2018 uitgegaan van een urenbeperking. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 april 2022 komt naar voren dat deze urenbeperking blijkbaar nodig wordt acht in verband met de hoofdpijnklachten en de tinnitus van eiseres. De arbeidskundige beoordeling, die is gebaseerd op de FML van 21 december 2018, kan daarom niet in stand blijven.