Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1..[naam eiser 1],
2.
[naam eiser 2],
3.
[naam eiser 3],
1..[naam gedaagde 1],
2.
[naam gedaagde 2],
3.
HERPERDUIN PARKBEHEER B.V.,
1..De procedure
- de mondelinge behandeling van 30 mei 2022.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vorderen de eisers, bestaande uit [naam eiser 1], [naam eiser 2] en [naam eiser 3], betaling van een bedrag van € 37.122,42 van de gedaagden, [naam gedaagde 1], [naam gedaagde 2] en Herperduin Parkbeheer B.V., wegens onbetaalde kosten voor de stalling en verzorging van vier paarden. De eisers hebben in 2020 een mondelinge overeenkomst gesloten met de gedaagden voor de stalling, training en verzorging van de paarden. De gedaagden hebben een aantal facturen betaald, maar zijn vanaf januari 2021 in gebreke gebleven. De eisers hebben hun activiteiten in 2021 van België naar Nederland verplaatst en hebben de paarden onder zich gehouden op basis van een retentierecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de openstaande vorderingen van de eisers, aangezien zij de overeenkomst zijn aangegaan met [naam eiser 2]. De rechtbank heeft geoordeeld dat het retentierecht rechtsgeldig is ingeroepen en dat de gedaagden de kosten voor stalling en verzorging van de paarden moeten vergoeden. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van € 32.014,12, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.