4.2.In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.
5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht met ingang van 28 september 2020 heeft vastgesteld op minder dan 35%. Daarbij moet de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat is met gangbare arbeid ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
6. Het onderzoek van de primaire arts is gebaseerd op dossierstudie, anamnese en eigen lichamelijk en psychisch onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, is bij de hoorzitting van 31 maart 2021 aanwezig geweest en heeft wat in bezwaar is aangevoerd en de in bezwaar bij brief, met bijlagen, van 21 april 2021 ontvangen informatie van de huisarts meegewogen.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in de rapportage van 3 mei 2022 aan dat de vermoeidheidsklachten van eiser alleen op indirecte wijze objectiveerbaar zijn uit (dag)verhalen al dan niet consistente klachtvermelding en uit klachtvermelding/rapportages van behandelaars. Daarbij komt dat veel rusten (zonder stoornis in de medisch objectiveerbare energiehuishouding) de vermoeidheidsklacht juist versterkt of averechts werkt. Bij de vermoeidheidsklacht is dus de recuperatiewens of -praktijk geen maat voor de fysiek noodzakelijke rustbehoefte. Bij eiser stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep vast dat hij PTSS heeft en dat de vermoeidheid en uitputting het gevolg zijn van het mentaal onder controle houden van zijn emoties en het onderhevig zijn aan heftige emoties als het niet lukt. Daarbij is er zeker een verband tussen het ervaren van veel emoties en vermoeidheid. De EMDR-therapie die eiser onderging in 2x4 dagen was extreem vermoeiend, want dat vindt plaats door in korte tijd hevige emoties herhaaldelijk op te roepen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep erkent dat eiser vermoeidheidsklachten heeft en dat die klachten te maken hebben met zijn PTSS en dat hij daarom overdag behoefte heeft aan recuperatie. Ook stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep vast dat de vermoeidheid en de hyperarousel niet wordt ontkend en dat deze zelfs (mede)kenmerkend zijn voor de aandoening die nog niet helemaal over is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft nog aan dat veel rusten de vermoeidheidsklachten kan versterken, maar dit wordt in algemene zin opgemerkt en lijkt niet ten aanzien van eiser te zijn vastgesteld.
Gelet op de feitelijke vaststelling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op grond van het dagverhaal, de anamnese en de rapportages van de behandelaars van eiser dat eiser vermoeidheidsklachten heeft die voortvloeien uit PTSS en die bij eiser leiden tot de behoefte om overdag te recupereren, kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep zonder nadere motivering niet volgen in de conclusie dat dit niet leidt tot een op indirecte wijze vastgestelde medisch objectiveerbare stoornis in de energiehuishouding waardoor er op energetische gronden een indicatie is voor een urenbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij de oordeelsvorming gebruik gemaakt van het dagverhaal, de anamnese en de rapportages van de behandelaars zoals in de standaard Onderzoeksmethoden is vastgelegd en waarvan in de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid is vastgelegd dat deze onderdelen gericht zijn op of raakvlakken hebben met mogelijk energieverlies en een toegenomen recuperatienoodzaak. De verzekeringsarts bezwaar en beroep legt niet uit waarom de bevindingen niet leiden tot een urenbeperking. Er wordt slechts vastgesteld dat de vastgestelde feiten daar niet toe leiden. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel uit artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan of met een aanvullende motivering, of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Met inachtneming van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen zal verweerder nader moeten motiveren of er al dan niet sprake moet zijn van een urenbeperking, en zo ja, hoe groot de urenbeperking is en wat voor gevolgen dat heeft op de verdiencapaciteit van eiser op de datum in geding.
9. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Als verweerder wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.