ECLI:NL:RBROT:2022:5845

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
10/680336-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing en bedreiging, bewezenverklaring poging tot afpersing en bedreiging met geweld

In deze strafzaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van afpersing en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten van afpersing, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de afpersingen in juli en augustus 2018. De verklaringen van getuigen waren niet overtuigend genoeg en de rechtbank concludeerde dat de verdachte niet aanwezig was bij de afpersingen en niet de opdrachtgever was. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing en bedreiging met geweld. De verdachte had feitelijke handelingen verricht die niet ontkend werden, en de bedreigingen die hij had geuit waren van dien aard dat ze de vrees konden opwekken dat hij deze ook daadwerkelijk zou uitvoeren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de intimiderende aard van het gedrag van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/680336-18
Datum uitspraak: 14 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de P.I. Leeuwarden,
raadsman mr. R. van ’t Land, advocaat te Breda.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2019, 3 april 2019, 28 juni 2019 en 6 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 1 en 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft uitgebreid beargumenteerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.1.2.
Beoordeling
Het onderzoek Spruit werd gestart naar aanleiding van een aangifte van afpersing [naam slachtoffer 1] op 9 augustus 2018. Hij zou door drie mannen gedwongen zijn € 5.000,- te pinnen en aan hen af te geven om een schuld van het slachtoffer [naam slachtoffer 2] , de zwager van [naam slachtoffer 1] , af te lossen. [naam slachtoffer 1] verklaarde bij zijn aangifte dat hij ook op 6 juli 2018 was gedwongen € 5.000,- te betalen. Die betaling verliep via [naam persoon 1] , die als bemiddelaar fungeerde.
[naam slachtoffer 2] was mede-eigenaar van makelaarskantoor [naam makelaarskantoor] , dat hij samen met [naam persoon 2] runde. Uit de verklaringen in het dossier en de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] ter zitting, blijkt dat er medio 2018 twee conflicten speelden. Er speelde allereerst een conflict tussen de verdachte en [naam slachtoffer 2] . De verdachte zou met [naam slachtoffer 2] hebben afgesproken dat hij een pand via [naam makelaarskantoor] zou gaan huren. Dit pand werd verkocht door [naam slachtoffer 2] . De verdachte was daardoor boos op [naam slachtoffer 2] . Daarnaast bestond er een zakelijk conflict tussen [naam slachtoffer 2] en [naam persoon 2] (de twee eigenaren van het makelaarskantoor [naam makelaarskantoor] ). [naam slachtoffer 2] zou zich geld van het makelaarskantoor hebben toegeëigend, zonder het medeweten van [naam persoon 2] .
Gedurende het onderzoek heeft de verdediging er op aangedrongen de geluidsopnamen van de verhoren van [naam persoon 2] , [naam persoon 1] en [naam persoon 3] woordelijk uit te werken, omdat de oorspronkelijke processen-verbaal op meer punten niet overeenkomen met de werkelijk afgelegde getuigenverklaringen.
Dit is vervolgens gebeurd en uit de verbatim uitwerkingen van de verhoren blijkt dat [naam persoon 1] de gelegenheid heeft gehad om met [naam persoon 2] en [naam persoon 3] te praten. Verder vertellen de verbalisanten aan [naam persoon 1] wat andere getuigen verklaren en krijgt hij stukken mee. [naam persoon 2] wordt pas op 15 oktober 2018 gehoord. De verbalisanten stellen hem sturende vragen en overleggen met hem wat wel en niet in het proces-verbaal moet worden opgenomen. De rechtbank stelt vast dat uit de verbatim uitwerkingen onder meer volgt dat de verhoren een bepaalde mate van sturing bevatten, dat niet alles dat wordt gezegd ook wordt opgeschreven en dat er onderzoeksresultaten aan de getuigen zijn voorgehouden. Dit geeft blijk van een sturende en subjectieve wijze van waarheidsvinding van de verbalisanten in de verhoren met [naam persoon 2] en [naam persoon 1] .
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank slechts gebruik maken van de woordelijk uitgewerkte verklaringen van [naam persoon 2] en [naam persoon 1] en dan alleen voor zover deze door onafhankelijke bron worden bevestigd.
Feit 1 (afpersing juli 2018)
[naam slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat [naam persoon 1] hem op 5 juli 2018 waarschuwde dat men (“criminelen van een motorclub”) geld wilde hebben van [naam slachtoffer 2] . Ook vertelde [naam persoon 1] hem dat ze [naam slachtoffer 2] wilden pakken en dat [naam slachtoffer 2] beter een paar maanden kon onderduiken. [naam slachtoffer 1] verklaart dat hij toen aan [naam persoon 1] heeft gevraagd of [naam persoon 1] kon bemiddelen.
Op 6 juli 2018 heeft [naam persoon 1] volgens [naam slachtoffer 1] gezegd dat het helemaal foute boel was. Men wilde € 15.000,- hebben van [naam slachtoffer 2] en op die dag moest € 5.000,- betaald worden en dat [naam persoon 1] zou als bemiddelaar zou optreden. Hij had gezegd dat als [naam slachtoffer 2] niet zou betalen, men mogelijk bij [naam slachtoffer 1] uit zou komen omdat ze wisten dat er bij hem geld viel te halen. Uit angst heeft [naam slachtoffer 1] toen € 5.000,- gepind en aan [naam persoon 1] gegeven. [naam persoon 1] zou het geld pas overdragen aan degene die [naam slachtoffer 2] afperste als hij zou horen dat met dat bedrag alles klaar zou zijn en [naam slachtoffer 2] niet meer lastig zou worden gevallen.
[naam persoon 1] heeft verklaard dat hij [naam persoon 2] en de medeverdachte heeft ontmoet op het kantoor van [naam persoon 2] . De medeverdachte zou tegen hem hebben gezegd dat hij geld van [naam slachtoffer 2] wilde hebben en dat hij mannetjes naar het huis van [naam slachtoffer 2] zou sturen. Als [naam slachtoffer 2] niet kon betalen, zou men naar de volgende persoon gaan. [naam persoon 1] heeft verklaard dat hij toen meteen aan [naam slachtoffer 1] moest denken en dat hij toen [naam slachtoffer 1] heeft gebeld om € 5.000,- te gaan pinnen. [naam persoon 1] heeft het gepinde geld vervolgens opgehaald en aan de medeverdachte gegeven. De medeverdachte heeft verklaard dat hij op het kantoor van [naam persoon 2] is geweest voor het huren van een pand en dat [naam persoon 1] daar ook was. Weliswaar heeft [naam persoon 1] verklaard dat hij de € 5.000,- van [naam slachtoffer 1] aan de medeverdachte heeft gegeven, maar enerzijds wordt deze verklaring niet door een onafhankelijke bron bevestigd en anderzijds bewijst dat nog niet dat er sprake is geweest van afpersing. De verdachte ontkent dat hij hier iets mee te maken had.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de afpersing in juli 2018. Uit de aangifte van [naam slachtoffer 1] volgt dat hij niets weet van de achterliggende reden voor de afpersing. Er is geen bewijs dat er sprake is geweest van dwang door geweld of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] of [naam persoon 1] . Uit het dossier is ook niet vast te stellen dat de verdachte hierbij betrokken was. De verdachte wordt derhalve vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Feit 2 (afpersing augustus 2018)
Vast staat dat op 9 augustus 2018 drie mannen aan bij het slachtoffer [naam slachtoffer 1] hebben aangebeld en hem dwongen € 5.000,- te pinnen en aan hen af te geven. De drie mannen zijn aangehouden en verhoord. Zij bleken te zijn [naam persoon 4] , [naam persoon 5] en [naam persoon 6] . [naam persoon 6] heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. [naam persoon 5] heeft verklaard dat hij de verdachte en de medeverdachte niet kent en dat hij is meegegaan op verzoek van [naam persoon 4] . [naam persoon 4] heeft verklaard dat hij de verdachte en de medeverdachte wel kende. Hij heeft verder verklaard dat hij na een ontmoeting bij een hotel op verzoek van [naam persoon 2] en [naam persoon 1] naar het huis van [naam slachtoffer 1] is gegaan om het geld op te halen. De verdachte ontkent enige betrokkenheid te hebben bij de afpersing. Tevens was op het moment dat de drie mannen bij [naam slachtoffer 1] voor de deur stonden de wijkagent op een onaangekondigd bezoek bij de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte opdracht heeft gegeven tot het afpersen van [naam slachtoffer 1] . [naam persoon 4] heeft verklaard dat [naam persoon 2] en [naam persoon 1] hem tijdens een ontmoeting bij een hotel de opdracht hebben gegeven het geld te halen. De verdachte was bij die ontmoeting niet aanwezig. Gelet op het voorgaande is niet vast te stellen dat de verdachte de opdrachtgever is geweest of op andere wijze een rol als medepleger heeft gespeeld. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde derhalve niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feiten 3 en 4
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder 3 en 4 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat de woordkeuze van de verdachte niet handig was, maar dat hij niet het voorwaardelijk opzet heeft gehad om [naam slachtoffer 2] af te persen dan wel [naam persoon 2] te bedreigen. Voorts is aangevoerd dat de verklaring van [naam persoon 7] niet voor het bewijsmateriaal kan worden gebezigd, omdat de verdediging haar ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen en de verklaring van [naam persoon 7]
sole en decisiveis.
4.2.2.
Beoordeling
Feit 3 (poging tot afpersing)
De feitelijke handelingen worden niet ontkend door de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat het telefoongesprek op 18 juli 2018 heeft plaatsgevonden en dat hij die woorden heeft gebruikt. Verder heeft hij verklaard dat hij [naam persoon 7] heeft gevraagd om langs te gaan bij [naam slachtoffer 2] . [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat er twee mannen bij hem aan de deur zijn geweest die hem zeiden dat hij moest betalen. Kort nadat ze weg waren, werd [naam slachtoffer 2] nog door een van de mannen gebeld. De man zei dat hij die avond moest betalen. Tijdens dat gesprek hoorde [naam slachtoffer 2] de stem van de verdachte op de achtergrond. De verklaring van [naam slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaring van [naam persoon 7] . [naam persoon 7] heeft verklaard dat hij tweemaal bij [naam slachtoffer 2] aan de deur is geweest. De eerste keer was [naam slachtoffer 2] niet thuis, maar de tweede keer wel. Hij toen samen met een andere, donkere man. Zij moesten in opdracht van de verdachte zeggen dat [naam slachtoffer 2] de moest tekenen zodat de zaak niet meer van [voornaam slachtoffer 2] ( [naam slachtoffer 2] ) zou zijn en dat hij de sleutels van de auto’s moest inleveren. Zij waren echter vergeten te zeggen dat [naam slachtoffer 2] de sleutels van de auto’s moest inleveren, dus toen ze weer bij de verdachte waren, heeft de donkere man met [naam persoon 7] telefoon nog een keer naar [naam slachtoffer 2] gebeld.
De verdediging heeft als onderzoekswens onder meer ingediend om [naam persoon 7] als getuige te laten horen door de rechter-commissaris. Die onderzoekswens is toegewezen. De rechter-commissaris heeft in een proces-verbaal opgenomen dat de getuige [naam persoon 7] meermalen is opgeroepen om te verschijnen voor een getuigenverhoor, maar telkens niet verschenen is. De rechter-commissaris heeft daarop de medebrenging van de getuige gelast op het adres waarop de getuige stond ingeschreven en op het adres van zijn moeder. De getuige is op beide adressen niet aangetroffen. De rechter-commissaris heeft daarop geconstateerd dat alle getroffen inspanningen er niet toe hebben geleid dat de getuige kon worden gehoord en dat er geen verdere mogelijkheden worden gezien om dat alsnog te doen. Er ligt dus een goede reden ten grondslag aan het niet ondervragen van de getuige. In tegenstelling tot de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [naam persoon 7] niet
sole en decisiveis. [naam slachtoffer 2] heeft een verklaring afgelegd over de mannen die bij hem aanbelden en het telefoongesprek dat hij kort na dat bezoek heeft gevoerd. De verklaring van [naam persoon 7] ondersteunt de verklaring van [naam slachtoffer 2] . De verklaring van [naam persoon 7] staat derhalve niet op zichzelf en is ook niet van doorslaggevende aard. De verklaring van [naam persoon 7] kan naar het oordeel van de rechtbank voor het bewijs worden gebezigd.
Gelet op de verklaringen van [naam slachtoffer 2] en van [naam persoon 7] en de verklaring van de verdachte waarin hij de feitelijke handelingen bekent, is het onder 3 ten laste gelegde naar oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4 (bedreiging)
De verdachte heeft bekend de spraakberichten naar [naam persoon 2] te hebben gestuurd. Hij was boos op [naam persoon 2] omdat het in zijn ogen de schuld van [naam persoon 2] was dat hij als opdrachtgever werd gezien voor de afpersing van [naam slachtoffer 1] . Het versturen van de berichten was een ongecontroleerde uiting van woede.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor veroordeling ter zake van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat de bedreiging in het algemeen de vrees kan opwekken dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte bekende bewoordingen in het algemeen de vrees kunnen opwekken dat de verdachte ze ook daadwerkelijk zou uitvoeren. Het onder 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
hij in de periode van 01 april 2018 tot 23 oktober 2018 te Dordrecht
te samen en in vereniging met anderen
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om;
met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en meerdere auto's en diens (aan)deel in de vennootschap [naam makelaarskantoor] , geheel toebehorende aan voornoemde [naam slachtoffer 2] ,:
- woordelijk tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd:
"Luister heb jou gisteren gezegd dat je die auto's in moet leveren. Ik weet ze zijn van de bank, ze staan op de zaak. De zaak ben je kwijt want die heb je bestolen en gestolen en gestolen. Je hebt mij gebruikt met meneer [naam persoon 8] , je hebt mij gebruikt met [naam persoon 9] met dat huis dus ik geef je één kans.
Vanavond, dat is de laatste kans die ik je geef, vanavond die auto's bij de zaak. Allebei. Papieren ga je tekenen, naar [naam persoon 2] toe en dan ben je schuldvrij. Ga je het niet doen en na vanavond, en ik weet het je gaat vrijdag op vakantie, zou ik niet doen als ik jou was als die auto's daar niet staan. Want als je op vakantie gaat dan zou 'k maar goed op je huisje passen. Dus.. ik geef jou de kans vanavond die auto's bij de zaak, sleutels in de auto, van de Fiat en van de BMW. Die gaan gewoon op de zaak door die auto's. Die Fiat gaat terug, je moest 15.000,- betalen en je hebt 5 betaald, dan ben je van je schuld af. Dus die auto's daar allebei naartoe, dan ben je van je schuld af en we gaan je ook niet meer lastig vallen in een zaak waar je zoveel heb gestolen en gedaan heb en noem maar op. Want ik mag je toch al niet [voornaam slachtoffer 2] , dus maak het nou niet gekker dan het is, ik geef je nog één laatste kans en daarna na vanavond niet dan mag je niet meer betalen. Dan mag je niet meer betalen dus onthou goed wat ik je zeg. Goed, dit is geen dreigement dit is een belofte, als jij de boel wil pikken en bestelen moet je ook op de blaren zitten vriend dus onthou wat ik je gezegd heb nu ik geef je nog één laatste kans dan ben je overal van af. De rechtszaak daar ben je ook van af want dinges die gaat alles, gaat ie je alles betichten van heling diefstal of weet ik het allemaal wat er komt, verduistering, dus dan wordt dat allemaal ingetrokken.
Dus vanavond die auto's daar. Dit is de laatste waarschuwing die ik je geef, ik ga je ook niet meer bellen, niet meer appen, en we komen ook niet meer praten met je. Goed? Dus ik hoop dat je slim bent, dat je het doet dan ben je overal van af dan heb [naam persoon 2] waar die recht op heb en klaar. Hee, de kous is af. Maar doe je het niet dan gaat dit nog een hele lange geschiedenis voor je hebben. Ja. Hoi",
en
- meermalen mensen naar (de woning van) die [naam slachtoffer 2] heeft afgestuurd;
4.
hij in de periode van 09 augustus 2018 tot en met 31 augustus 2018 te Dordrecht, [naam persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam persoon 2] dreigend (via ingesproken berichten) de woorden toe te voegen:
"Krijg de kanker jij, vieze vuile kankerhond dat je bent, nou maar ineens ga je praten dat we mekaar met rust laten, vieze kankerhond, ik laat jou nooit meer met rust kankerhond. Weet je hoeveel kosten ik aan jou heb gehad, kankerlijer, mensen vast en dan zo praten. Jij komt dadelijk aan de beurt, ik zweer het echt, ik sla heel die vieze vuile dikke kankerkop van je, kankerhond dat je bent" en/of
"Vuile kankerlijer dat je bent, zo praten, ik slacht jou heel je kankerfamilie, kankerhond dat je bent, luister nu ben je aan de beurt, nu je dit gezegd hebt jij bent aan de beurt kankerhond“
In deze bewezenverklaring heeft de rechtbank een kennelijke verschrijving in de tenlastelegging aangepast.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot medeplegen van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2..bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen door bedreiging met geweld gepoogd het slachtoffer te dwingen tot afgifte van geld, auto’s en zijn aandeel in zijn makelaarskantoor. Daarnaast heeft de verdachte een ander slachtoffer bedreigd met de dood. Dergelijke intimiderende feiten zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid. Niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij mensen in het algemeen die direct of indirect geconfronteerd worden met dit soort feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 9 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte recentelijk niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Daarbij speelt in het bijzonder een rol dat de verdachte mensen bij de aangever thuis langs stuurt, wat heel erg intimiderend is. Hij heeft op de zitting op geen enkele wijze laten blijken dat hij inziet hoe fout zijn handelen is geweest. Gebleken is ook dat dit intimiderend gedrag van de verdachte zeker geen incident is geweest. Hij is eerder in elk geval bij [naam persoon 8] en bij [naam persoon 9] langs gegaan om hen te intimideren.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank verder acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 23 oktober 2018 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 23 oktober 2018 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 3,5 jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van anderhalf jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, zal de rechtbank daarmee rekening houden en dit verdisconteren in de op te leggen gevangenisstraf.
De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank - anders dan de officier van justitie - de onder 1 en 2 ten laste gelegde afpersingen niet bewezen acht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 57, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. R.J. Verbeek en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 05 juli 2018 en/of 06 juli 2018 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] hoeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (5.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [naam slachtoffer 1] , in elk geval een ander of ander en dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het aan die [naam slachtoffer 3] en/of (door tussenkomst van die [naam slachtoffer 3] ) aan die [naam slachtoffer 1] mededelen, althans kenbaar maken dat:
-verdachte en/of zijn mededaders) 15.000 euro, althans een geldbedrag, van [naam slachtoffer 2] (zijnde de zwager van deze [naam slachtoffer 1] ) wilde(n) hebben en/of
-verdachte en/of zijn mededader(s) wat mannetjes/mensen naar het gezin en/of de woning van die [naam slachtoffer 2] zouden sturen om geld op te halen en/of
-verdachte en/of zijn mededaders) naar de 'volgende' zouden gaan indien het niet zou lukken om geld bij/van die [naam slachtoffer 2] te halen en/of
-verdachte en/of zijn mededader(s) lid zijn van een motorclub en dat ze bij die [naam slachtoffer 1] zouden kunnen uitkomen, als [naam slachtoffer 2] niet zou betalen,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 09 augustus 2018 te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een ander of andoren, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (5.000 euro), in elk geval van énig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- onder meer woordelijk zeggen tegen die [naam slachtoffer 1] :
* "Ik denk dat je wel weet waarom we hier zijn toch?" en/of
* "Maar je weet het zelf ook wel denk ik bedoel we komen hier nou niet voor niks met alle respect maar het moet wel opgelost worden weet je want anders wordt het gewoon heel naar. Dus." en/of
* "Kijk als ik hier kom met die boys dan is het einde (ntv) zeg maar. Volgende halte is gewoon echt heel naar." en/of
* "Nee er wordt helemaal niet gebeld het wordt nu opgelost enne dat wordt gedaan." en/of
* "Dus ik zou zeggen heb je dat envelopje klaar of anders danne." en/of "
* "Nee dan moeten we effe op pad.", en/of
* "Nee het zijn er 5 want je had er eerst 10 (nvb) moeten betalen het zijn er nu 5 geworden. Kijk (nvb) in principe hebben we je al handen boven het hoofd omdat het een allemaal he een beetje naar verhaal is enzovoort. Maar het moet er wel komen weet je want echt de volgende stap is heel naar." en/of
* "Heb je je telefoon in je zak?" en/of
* "Nee ja. Nou mooi als je die effe af wil geven." en/of
* "Zo, Dan gaan nou effe naar het bankie toe en dan is alles klaar en danne : zeggen we elkaar oen goeie vaarwel en danne." en/of
* "Dan is het schluss (fon)." en/of
* "Je heb eh.. Kijk en als je nog één (nvb) zo doorgaat met buren en aandacht en dinge.." en/of
* "Dan gaan we in een hele andere modus over." en/of
* "Het beste zou ik gewoon meerijden je schoenen aantrekken en die 5 rooie halen en klaar dan ben je overal vanaf",
althans woorden van gelijke dreigende/intimiderende aard/strekking en/of
- afpakken van de telefoon van die [naam slachtoffer 1] en/of
- betreden van de woning van die [naam slachtoffer 1] en/of
- plaats nemen in de auto bij die [naam slachtoffer 1] en/of meerijden naar een pinautomaat;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2018 tot 23 oktober 2018 te Dordrecht in elk geval in Nederland
te samen en in vereniging met anderen
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om;
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of één of meerdere auto's en/of diens (aan)deel in de vennootschap [naam makelaarskantoor] , in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
- onder meer woordelijk tegen die [naam slachtoffer 2] heeft geschreeuwd/gezegd:
"Luister heb jou gisteren gezegd dat je die auto's in moet leveren. Ik weet ze zijn van de bank, ze staan op de zaak. De zaak ben je kwijt want die heb je bestolen en gestolen en gestolen. Je hebt mij gebruikt met meneer [naam persoon 8] , je hebt mij gebruikt met [naam persoon 9] met dat huis dus ik geef je één kans.
Vanavond, dat is de laatste kans die ik je geef, vanavond die auto's bij de zaak. Allebei. Papieren ga je tekenen, naar [naam persoon 2] toe en dan ben je schuldvrij. Ga je het niet doen en na vanavond, en ik weet het je gaat vrijdag op vakantie, zou ik niet doen als ik jou was als die auto's daar niet staan. Want als je op vakantie gaat dan zou 'k maar goed op je huisje passen. Dus.. ik geef jou de kans vanavond die auto's bij de zaak, sleutels in de auto, van de Fiat en van de BMW. Die gaan gewoon op de zaak door die auto's. Die Fiat gaat terug, je moest 15.000,- betalen en je hebt 5 betaald, dan ben je van je schuld af. Dus die auto's daar allebei naartoe, dan ben je van je schuld af en we gaan je ook niet meer lastig vallen in een zaak waar je zoveel heb gestolen en gedaan heb en noem maar op. Want ik mag je toch al niet [voornaam slachtoffer 2] , dus maak het nou niet gekker dan het is, ik geef je nog één laatste kans en daarna na vanavond niet dan mag je niet meer betalen. Dan mag je niet meer betalen dus onthou goed wat ik je zeg. Goed, dit is geen dreigement dit is een belofte, als jij de boel wil pikken en bestelen moet je ook op de blaren zitten vriend dus onthou wat ik je gezegd heb nu ik geef je nog één laatste kans dan ben je overal van af. De rechtszaak daar ben je ook van af want dinges die gaat alles, gaat ie je alles betichten van heling diefstal of weet ik het allemaal wat er komt, verduistering, dus dan wordt dat allemaal ingetrokken.
Dus vanavond die auto's daar. Dit is de laatste waarschuwing die ik je geef, ik ga je ook niet meer bellen, niet meer appen, en we komen ook niet meer praten met je. Goed? Dus ik hoop dat je slim bent, dat je het doet dan ben je overal van af dan heb [naam persoon 2] waar die recht op heb en klaar. Hee, de kous is af. Maar doe je het niet dan gaat dit nog een hele lange geschiedenis voor je hebben. Ja. Hoi",
althans woorden van gelijke dreigende/intimiderende aard/strekking en/of
- ( meermalen) mannetjes/mensen op/naar (de woning van) die [naam slachtoffer 2] heeft afgestuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de periode van 09 augustus 2018 tot en met 31 augustus 2018 te Dordrecht, in elk geval in Nederland,
[naam slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling en/of met brandstichting, door die [naam slachtoffer 4] dreigend (via ingesproken berichten) de woorden toe te voegen:
"Krijg de kanker jij, vieze vuile kankerhond dat je bent, nou maar ineens ga je praten dat we mekaar met rust laten, vieze kankerhond, ik laat jou nooit meer met rust kankerhond. Weet je hoeveel kosten ik aan jou heb gehad, kankerlijer, mensen vast en dan zo praten. Jij komt dadelijk aan de beurt, ik zweer het echt, ik sla heel die vieze vuile dikke kankerkop van je, kankerhond dat je bent" en/of
"Vuile kankerlijer dat je bent, zo praten, ik slacht jou heel je kankerfamilie, kankerhond dat je bent, luister nu ben je aan de beurt, nu je dit gezegd hebt jij bent aan de kankerhondbeurt" en/of
“Kankerlijer, ik brand je zaak plat, ik ga je pakken”,
althans woorden van gelijke dreigende/intimiderende aard/strekking.