Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[persoon A 1] ,
[persoon A 2],
1..De procedure
- het tussenvonnis van 11 november 2020 en de daarin genoemde stukken;
- het deskundigenbericht van 5 mei 2021;
- de conclusie na deskundigenbericht, tevens wijziging van eis in reconventie, van de zijde van [persoon A 1] c.s. van 8 september 2021;
- de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van Dobey van 17 november 2021;
- de akte uitlating producties van de zijde van [persoon A 1] c.s. van 23 februari 2022.
2..De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
[ Afbeelding tabel met gegevens en info van partijen ]
[ Afbeelding rapport met info over partijen ]
verminderingvan het bedrag ad € 105.554 naar € 103.371. Reeds daarom is de rechtbank van oordeel dat de eiswijziging kan worden toegestaan.
€ 65.759.
€ 3.630inclusief btw bedragen, welke kosten tot een bedrag van € 3.000 betaald zijn door Achmea Rechtsbijstand, en welke kosten volgens [persoon A 1] c.s. en volgens zijn rechtsbijstandsverzekeraar door [persoon A 1] c.s. verhaald moeten worden op de aansprakelijke partij. De rechtbank begrijpt hieruit dat [persoon A 1] c.s. last en volmacht van hun verzekeraar hebben om deze bedragen in eigen naam te innen.
€ 6.701inclusief btw bedragen, betaald moeten worden door Dobey.
€ 5.556inclusief btw, en vordert vergoeding van deze kosten, stellende dat het gezien de in reconventie toewijsbare vordering van [persoon A 1] c.s. eveneens voor vergoeding in aanmerking komende schade betreft - al dan niet in de vorm van een kostenveroordeling - waarvoor Dobey aansprakelijk is.
€ 15.887( € 3.630 + € 6.701 + € 5.556) als schade toewijzen.
€ 3.333aan buitengerechtelijke incassokosten, inclusief btw. [persoon A 1] c.s. stelt dat de btw steeds door hem is betaald en het honorarium door Achmea Rechtsbijstand. Voorwaarde voor vergoeding door de rechtsbijstandsverzekeraar is, zo stelt [persoon A 1] c.s. en Dobey betwist dit niet, dat [persoon A 1] c.s. verplicht is om de kosten van rechtsbijstand, waaronder de buitengerechtelijke kosten, zoveel mogelijk te verhalen op de Dobey. De rechtbank begrijpt ook hier dat [persoon A 1] c.s. last en volmacht van hun verzekeraar hebben om deze bedragen in eigen naam te innen.
€ 18.392toewijzen ter zake de wettelijke rente tot 31 december 2021.
€ 103.371(€ 65.759 bruto margeverlies +
€15.887 kosten deskundigen +
€ 3.333 buitengerechtelijke kosten + € 18.392 wettelijke rente tot 31 december 2021).
€ 352.215,50 van Dobey gevorderd - zie het primair gevorderde onder 2 in haar conclusie na deskundigenbericht - waarvan een groot gedeelte niet toewijsbaar is. Omdat aldus beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank reden om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
in reconventiegeoordeeld heeft dat sprake is van verjaring, staat er niet aan in de weg dat [persoon A 1] c.s. ter afwering van de vorderingen van Dobey
in conventie, nog een beroep op dwaling kan doen. Artikel 3:51 lid 3 BW bepaalt immers dat een beroep in rechte op een vernietigingsgrond te allen tijde kan worden gedaan ter afwering van een op de rechtshandeling steunende vordering of andere rechtsmaatregel. De rechtbank verwijst ook naar het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 13 februari 2017, onder 2 op pagina 2.
welrekening zijn gehouden met deze concurrent, dan zouden de realistische resultaten in het eerste exploitatiejaar afgerond € 14.000 zijn geweest, in het tweede exploitatiejaar € 19.000 en in het derde jaar € 22.500.
welvermelden van concurrent [naam tuincentrum] op 2,8 kilometer afstand, zou [persoon A 1] c.s. volgens de deskundige een 50 % lagere omzet hebben gehad in het eerste exploitatiejaar, een 41 % lagere omzet in het tweede exploitatiejaar en een 37 % lagere omzet in het derde exploitatiejaar dan voorgespiegeld door Dobey. Dergelijke verschillen resulteren in (ongeveer) de door [persoon A 1] c.s. hiervoor genoemde bedragen onder rechtsoverweging 2.52. Dobey heeft de stelling van [persoon A 1] c.s. dat het zonneklaar is dat hij bij dergelijke te verwachten lage bedrijfsresultaten niet zou hebben gecontracteerd - te minder omdat de huurlasten al aan de (te) hoge kant waren - niet weersproken. Op grond van deze feiten en omstandigheden komt [persoon A 1] c.s. op grond van artikel 6:228 lid 1 onder a BW ter afwering van de vorderingen van Dobey een succesvol beroep op dwaling toe.
- griffierecht € 1.548
- salaris advocaat
15.248,50
3..De beslissing
€ 103.371te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 31 december 2021 tot de dag van volledige betaling;