In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat [voornaam minderjarige] ernstige problemen ondervindt door de scheiding van zijn ouders en de gevolgen daarvan. De ouders zijn in een complexe strijd verwikkeld en hebben moeite om samen te werken in het belang van hun kind. De moeder heeft verklaard dat een ondertoezichtstelling niet nodig is, omdat zij de zorg voor [voornaam minderjarige] volledig op zich neemt en er geen contact meer is met de vader. De vader is echter voorstander van de ondertoezichtstelling om weer contact met [voornaam minderjarige] te krijgen.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de minderjarige, de ouders en vertegenwoordigers van de Raad gehoord. Uit de stukken en de zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] kenmerken vertoont die in het autismespectrum liggen en dat hij veel baat heeft bij structuur en begeleiding. De ouders zijn niet in staat om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te waarborgen en hebben onvoldoende vertrouwen in elkaar. De kinderrechter heeft geoordeeld dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk is, omdat de ouders niet zelfstandig in staat zijn om de situatie te verbeteren.
De kinderrechter heeft daarom besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, met ingang van 24 juni 2022 tot 24 juni 2023. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 juli 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.