ECLI:NL:RBROT:2022:5832

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
C/10/639342 / JE RK 22-1310
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat [voornaam minderjarige] ernstige problemen ondervindt door de scheiding van zijn ouders en de gevolgen daarvan. De ouders zijn in een complexe strijd verwikkeld en hebben moeite om samen te werken in het belang van hun kind. De moeder heeft verklaard dat een ondertoezichtstelling niet nodig is, omdat zij de zorg voor [voornaam minderjarige] volledig op zich neemt en er geen contact meer is met de vader. De vader is echter voorstander van de ondertoezichtstelling om weer contact met [voornaam minderjarige] te krijgen.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de minderjarige, de ouders en vertegenwoordigers van de Raad gehoord. Uit de stukken en de zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] kenmerken vertoont die in het autismespectrum liggen en dat hij veel baat heeft bij structuur en begeleiding. De ouders zijn niet in staat om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te waarborgen en hebben onvoldoende vertrouwen in elkaar. De kinderrechter heeft geoordeeld dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk is, omdat de ouders niet zelfstandig in staat zijn om de situatie te verbeteren.

De kinderrechter heeft daarom besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, met ingang van 24 juni 2022 tot 24 juni 2023. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 juli 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/639342 / JE RK 22-1310
datum uitspraak: 24 juni 2022

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 3 juni 2022, ingekomen bij de griffie op
3 juni 2022.
Op 24 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [voornaam minderjarige] , die apart is gesproken en ook schriftelijk zijn mening kenbaar heeft gemaakt,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, te weten mw. [naam vertegenwoordigster 1] .
Ook is verschenen mw. [naam vertegenwoordigster 2] als vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna de GI. Vanwege uitloop van de zitting was zij echter niet in de gelegenheid om langer te blijven wachten op de behandeling van de zaak.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.

De standpunten

De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
[voornaam minderjarige] heeft veel last van de situatie tussen zijn ouders. Hij heeft moeite met de scheiding van zijn ouders en dat zijn vader het gezin heeft verlaten. [voornaam minderjarige] heeft ook kind-eigen problematiek en moeite om de wereld te begrijpen.
De ouders zijn bezig om hun beëindigde relatie te verwerken. Zij hebben ieder hun eigen visie op de opvoeding van [voornaam minderjarige] en op hoe de situatie is verlopen. De ouders moeten gaan samenwerken. Zij lijken daarin handelingsverlegen.
Het is belangrijk dat een jeugdbeschermer de regie zal nemen om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] klem komt te zitten en nog meer last krijgt van de situatie.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat een ondertoezichtstelling niet nodig is. Ter onderbouwing van dit standpunt is het volgende aangevoerd.
Het rapport van de Raad is grotendeels achterhaald. Het gaat immers over een opvoedsituatie die al ruim een jaar niet meer actueel is. Het rapport gaat over de problemen van de ouders om samen de opvoeding van [voornaam minderjarige] te verzorgen. De feitelijke situatie is dat de moeder de volledige zorg voor [voornaam minderjarige] draagt en dat hij al maanden geen contact meer met zijn vader heeft. Ondanks diverse pogingen van jeugdzorg is het niet gelukt om een normaal contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn vader tot stand te brengen. Ook is het de vraag waarom een ondertoezichtstelling wordt opgelegd als de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] volgens het jeugdteam en eerdere hulpverlening door de moeder passend en goed is. De moeder blijft bovendien meewerken aan pogingen om contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn vader te bewerkstelligen. In het rapport van de Raad is vermeld dat beide ouders naar hun eigen rol moeten kijken. Deze passage wekt bij de moeder de indruk dat het probleem bij haar zou liggen. De professionals hebben echter bij de Raad aangegeven dat de aanpak van de moeder past bij de behoefte van [voornaam minderjarige] , dat zij openstaat voor hulp en dat zij kan reflecteren. Bovendien heeft de moeder jaren geleden al om hulp gevraagd. Zij is altijd bereid geweest om hulpverlening te aanvaarden. Zij erkent de problemen. Het is de moeder echter niet duidelijk op welke wijze een ondertoezichtstelling de situatie kan veranderen.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij het eens is met een ondertoezichtstelling en dat het belangrijk is dat hij weer contact met [voornaam minderjarige] zal krijgen. De vader zal [voornaam minderjarige] daarin echter niet dwingen en geeft [voornaam minderjarige] , hoe pijnlijk dat ook voor de vader is, hierin de ruimte.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hij laat kenmerken zien die in het autismespectrum liggen. Door zijn kind-eigen problematiek heeft [voornaam minderjarige] veel baat bij duidelijkheid, regelmaat, structuur en begeleiding. Hij heeft moeite met het uiten en reguleren van zijn emoties en gevoelens. Zo heeft [voornaam minderjarige] veel onbegrip over de reden van de scheiding van zijn ouders en de door zijn vader gemaakte keuzes. Hierin speelt de geloofsovertuiging van [voornaam minderjarige] ook een rol. Hij ervaart gevoelens van boosheid, teleurstelling en verdriet en voelt zich in de steek gelaten door zijn vader.
Ondanks de ingezette hulpverlening in de afgelopen jaren hebben de ouders moeite om in het belang van [voornaam minderjarige] te communiceren en samen te werken en is er sprake van een complexe strijd tussen de ouders. Door hun verschillende karakters, verschillende emotionele behoeften en visieverschillen op de opvoeding van [voornaam minderjarige] is het de ouders nog niet gelukt om tot eenzelfde visie en wederzijds begrip te komen om compromissen ten aanzien van [voornaam minderjarige] te sluiten. De ouders hebben onvoldoende vertrouwen in elkaar. Ook de relatie tussen [voornaam minderjarige] en zijn vader is verstoord. Zij hebben nauwelijks tot geen contact met elkaar. De ouders hebben grote moeite om deze situatie in het belang van [voornaam minderjarige] te veranderen. Daarom is hulpverlening in het vrijwillig kader niet langer toereikend en passend.
Nu de ouders niet zelfstandig in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige] af te wenden en ervoor te zorgen dat hij onbelast contact met zijn beide ouders heeft, is op dit moment hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Het is een goede vraag van de moeder op welke wijze hulpverlening in het gedwongen kader de situatie kan verbeteren nu er al diverse vormen van hulpverlening in het verleden zijn ingezet. De kinderrechter acht het echter in het belang van [voornaam minderjarige] dat een nieuwe start wordt gemaakt, waarbij het wenselijk is dat een jeugdbeschermer als regisseur een aparte hulpverlener voor de moeder, voor de vader en voor [voornaam minderjarige] bij voorkeur van dezelfde organisatie zal inzetten om ervoor te zorgen dat op de een of andere manier de situatie draaglijker voor hen kan worden gemaakt. Door middel van de inzet van (intensieve) hulpverlening is het van belang om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en zijn opvoedingsomgeving te waarborgen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 24 juni 2022 tot 24 juni 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.