ECLI:NL:RBROT:2022:5827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
ROT 21/1615
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep tegen UWV-besluit over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had in eerste instantie een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, maar het UWV had op 4 september 2020 besloten dat hij geen recht had op deze uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser ging tegen dit besluit in beroep, maar het UWV verklaarde op 10 maart 2021 het bezwaar ongegrond. Vervolgens herzag het UWV op 4 mei 2022 de beslissing op bezwaar, wat leidde tot de intrekking van het beroep door eiser op 19 mei 2022.

De rechtbank heeft het beroep tegen de beslissing van 10 maart 2021 mede gericht geacht tegen de herziening van het besluit op 4 mei 2022. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, omdat het UWV hem tegemoet was gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanspraak op proceskosten niet heeft bestreden en heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt voor rechtsbijstand. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- en het griffierecht van € 49,- dat eiser heeft betaald, moet ook door het UWV worden vergoed.

De rechtbank heeft in haar beslissing het UWV opgedragen om het griffierecht en de proceskosten aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam, in aanwezigheid van griffier S. Hoeijmans. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1615

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 4 september 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat hij vanaf 10 september 2020 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 10 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Met het besluit van 4 mei 2022 heeft het UWV de beslissing op bezwaar van 10 maart 2021 herzien.
De rechtbank heeft het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 10 maart 2021 met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht geacht tegen de beslissing op bezwaar van 4 mei 2022.
Met de brief van 19 mei 2022 heeft mr. N. Köse-Albayrak, het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Nadat partijen (stilzwijgende) toestemming hebben gegeven om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Op grond van het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Eiser heeft bij intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden. Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. Omdat eiser het griffierecht heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, moet verweerder aan eiser het griffierecht van € 49,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van in totaal € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan op 4 juli 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.