ECLI:NL:RBROT:2022:5827
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep tegen UWV-besluit over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had in eerste instantie een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, maar het UWV had op 4 september 2020 besloten dat hij geen recht had op deze uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser ging tegen dit besluit in beroep, maar het UWV verklaarde op 10 maart 2021 het bezwaar ongegrond. Vervolgens herzag het UWV op 4 mei 2022 de beslissing op bezwaar, wat leidde tot de intrekking van het beroep door eiser op 19 mei 2022.
De rechtbank heeft het beroep tegen de beslissing van 10 maart 2021 mede gericht geacht tegen de herziening van het besluit op 4 mei 2022. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten, omdat het UWV hem tegemoet was gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanspraak op proceskosten niet heeft bestreden en heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt voor rechtsbijstand. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- en het griffierecht van € 49,- dat eiser heeft betaald, moet ook door het UWV worden vergoed.
De rechtbank heeft in haar beslissing het UWV opgedragen om het griffierecht en de proceskosten aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam, in aanwezigheid van griffier S. Hoeijmans. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.