ECLI:NL:RBROT:2022:5815

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
ROT 22/2978, ROT 22/2980 en ROT 22/2982
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Mededingingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake instemmingsbesluiten voor graafwerkzaamheden glasvezelnetwerk

Op 15 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken ROT 22/2978, ROT 22/2980 en ROT 22/2982. De zaak betreft instemmingsbesluiten voor graafwerkzaamheden aan twee aanbieders voor de uitrol van een glasvezelnetwerk in het gebied Buchten-Holtum. Delta Fiber Netwerk B.V. (DFN) heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, waarbij instemming is verleend aan E-Fiber Sittard-Geleen B.V. en DFN. DFN verzocht om voorlopige voorzieningen, maar de voorzieningenrechter heeft deze verzoeken afgewezen.

De voorzieningenrechter overwoog dat DFN onverschoonbaar te laat bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 29 april 2022, waardoor dit besluit onherroepelijk is geworden. De voorzieningenrechter stelde vast dat de bekendmaking van het besluit via het platform Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR) correct was uitgevoerd. DFN had de bezwaartermijn niet in acht genomen, wat leidde tot de afwijzing van de verzoeken om schorsing van de instemmingsbesluiten.

Daarnaast werd overwogen dat de belangen van openbare orde, veiligheid en het voorkomen van overlast in het instemmingsbesluit van 23 juni 2022 voldoende gemotiveerd waren. De voorzieningenrechter concludeerde dat het niet mogelijk was om meerdere partijen gelijktijdig in hetzelfde gebied glasvezel te laten aanleggen, en dat de opgelegde wachttermijn voor DFN redelijk was. De voorzieningenrechter wees de verzoeken om voorlopige voorzieningen af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/2978, ROT 22/2980 en ROT 22/2982

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juli 2022 in de zaken tussen

Delta Fiber Netwerk B.V. (DFN), te Schiedam, verzoekster

(gemachtigde: mr. W.G.B. van de Ven),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder (gemachtigden: mr. R.A.H. Vlecken en mr. S.J. Keuls).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
E-Fiber Sittard-Geleen B.V.(E-Fiber), te Zeist
(gemachtigden: mr. MJ. Geus en mr. J. van Roosmalen).

Procesverloop

Bij besluiten van 29 april 2022 en 19 mei 2022 heeft verweerder instemming verleend tot graafwerkzaamheden aan E-Fiber met het oog op de uitrol van een glasvezelnetwerk in het gebied Buchten-Holtum, met een geldigheidsperiode van respectievelijk 22 april 2022 tot
21 april 2023 en 16 mei 2022 tot 21 april 2023. Bij het besluit van 23 juni 2022 heeft verweerder instemming verleend tot graafwerkzaamheden aan DFN met het oog op de uitrol van een glasvezelnetwerk in een deel van hetzelfde gebied, met een geldigheidsperiode van 24 april 2023 tot 29 januari 2024.
DFN heeft tegen deze drie besluiten bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een of meer voorlopige voorzieningen te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter heeft partijen over en weer in de gelegenheid gesteld om hun standpunten schriftelijk uit te wisselen en doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3. DFN heeft op 23 juni 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen aan E-Fiber verleende instemmingsbesluiten. Zoals verweerder en E-Fiber betogen, is door DFN onverschoonbaar te laat bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 april 2022 (artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, en 6:11 van de Awb). De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat aanvragen tot instemming worden ingediend via het platform Meldpunt Opbrekingen Openbare Ruimte (MOOR) en dat verweerder ook via MOOR instemming verleent. Volgens de voorzieningenrechter is dit een geschikte wijze van bekenmaking in de zin van artikel 3:41, tweede lid, van de Awb aan zowel E-Fiber als DFN. DFN is bekend met MOOR en maakt zelf ook gebruik van dit platform. De stelling in het nadere bericht van DFN van 6 juli 2022 dat het instemmingsbesluit niet via MOOR is bekendgemaakt op
29 april 2022, wordt niet gevolgd. Die datum staat immers vermeld in de door partijen overgelegde uitdraaien van de instemmingsbesluiten. Voorts volgt de voorzieningenrechter de uitleg die E-Fiber heeft gegeven over de werking van MOOR in haar nadere zienswijze van 11 juli 2022. Dit betekent dat de bezwaartermijn van zes weken aanving op 30 april 2022 en afliep op 10 juni 2022. Dat verzoekster het instemmingsbesluit eerst op 21 juni 2022 per e-mail heeft ontvangen, maakt dit niet anders. De verzending per e-mail vormt geen bekendmaking nu bekendmaking reeds had plaatsgevonden op 29 april 2022.
De stelling van DFN dat zij door de bekendmaking via MOOR op het verkeerde been was gezet doordat het startpunt van de werkzaamheden een week lag voor het instemmingsbesluit van 29 april 2022, kan haar niet baten. Niet valt in te zien dat het DFN daardoor niet duidelijk kon zijn dat het instemmingsbesluit op 29 april 2022 was genomen nu het op die datum op MOOR bekend is gemaakt en bekendmaking op MOOR steeds op dezelfde dag plaatsvindt als waarop er instemming is verleend. Dit betekent dat het instemmingsbesluit van 29 april 2022 onherroepelijk is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen ruimte om dit besluit te schorsen.
4. De voorzieningenrechter stelt verder aan de hand van de door E-Fiber verstrekte afbeeldingen – die niet zijn betwist – vast dat het grootste deel van de graafwerkzaamheden waarvoor DFN instemming heeft verzocht en gekregen in hetzelfde gebied ligt als waarop het instemmingsbesluit van 29 april 2022 ziet. Dit betekent dat DFN geen spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb heeft bij de schorsing van het instemmingsbesluit van 19 mei 2022 (dat betrekking heeft op de zogenoemde POP-locaties), omdat een schorsing van dit tweede besluit niet tot gevolg kan hebben dat DFN haar beoogde glasvezelnetwerk kan uitrollen in overeenstemming met haar aanvraag die ziet op de periode 24 januari 2022 tot 18 november 2022. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen reden om het instemmingsbesluit van 19 mei 2022 te schorsen.
5. Uit artikel 5:4, tweede lid, van de Telecommunicatiewet (Tw) volgt dat verweerder om redenen van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening in het instemmingsbesluit voorschriften kunnen opnemen. Gelet op onderdeel b van het derde lid kunnen die voorschriften mede zien op het tijdstip van de werkzaamheden, met dien verstande dat het toegestane tijdstip van aanvang, behoudens zwaarwichtige redenen van publiek belang als genoemd in het tweede lid, niet later mag liggen dan 12 maanden na de datum van afgifte van het instemmingsbesluit.
6. Verweerder heeft in het instemmingsbesluit van 23 juni 2022 aangevoerd dat om redenen van bereikbaarheid, veiligheid en beperken van overlast het niet mogelijk om meerdere partijen gelijktijdig in hetzelfde gebied glasvezel te laten aanleggen. In zijn verweerschrift heeft verweerder gemotiveerd uiteen gezet dat en waarom het volgens hem zeer onwenselijk is dat beide partijen tegelijk gaan graven in hetzelfde gebied met ieder vijf graafploegen. Daarbij is gewezen op de verkeersveiligheid, de bereikbaarheid van het gebied voor omwonenden, parkeerproblemen en de administratieve lasten. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder daarmee afdoende gemotiveerd dat de in artikel 5:4, tweede lid, van de Tw genoemde belangen er aan in de weg staan dat beide partijen tegelijk gaan graven in hetzelfde gebied. Nu E-Fiber voor het grootste deel van het gebied waarin DFN ook wil graven een onherroepelijke vergunning heeft, ligt niet voor de hand dat de aan DFN opgelegde wachttermijn in afwachting van de beslissing op bezwaar wordt geschorst. Of de lengte van de door verweerder opgelegde wachttermijn redelijk is, kan in deze procedure in het midden blijven nu een termijn totdat op het bezwaar is beslist in elk geval redelijk is.
7. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter evenmin reden om een voorziening te treffen ten aanzien van de geldigheidsperiode van de aan DFN verleende instemming. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat die periode niet langer is dan 12 maanden na de verleende instemming en dat ruimschoots voor het einde van die termijn een beslissing op bezwaar valt te verwachten.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2022.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.