ECLI:NL:RBROT:2022:5776

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
10-249289-21, 10-230934-21, 10-241101-21 en 10-297923-21 (gevoegd) / TUL VV: 10-068893-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor meerdere diefstallen, heling, vernieling en beschadiging met schadevergoeding slachtoffers

Op 20 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder diefstal, heling, vernieling en beschadiging. De rechtbank heeft de verdachte, die eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van tweehonderd uren. De proeftijd is vastgesteld op twee jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, die zijn daden pleegde om zijn verslaving aan harddrugs te bekostigen, een kans moet krijgen om aan zichzelf te werken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels gevolgd, met uitzondering van de vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf verlengd met één jaar, met handhaving van de bijzondere voorwaarden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-249289-21, 10-230934-21, 10-241101-21 en 10-297923-21 (gevoegd)
Parketnummer vordering TUL VV: 10-068893-19
Datum uitspraak: 20 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. C.A. Pietsch, advocaat te Breda.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 juni 2022 (zulks na verwijzing naar de meervoudige kamer door de politierechter) en van 27 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen voorzien van een doorlopende nummering en zal die nummering in dit vonnis aanhouden. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.J. Wijnands heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, alsmede een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door honderd dagen hechtenis;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-068893-19.

4..Bewijs en bewezenverklaring

Vrijspraak feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering en bewezenverklaring feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5 en 6
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte die feiten, voor zover bewezen te verklaren, heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte die feiten heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair) (parketnummer 10-249289-21)
hij op 23 juli 2021 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit en autodeur, die aan [naam slachtoffer 1] toebehoorden heeft vernield
respectievelijkbeschadigd;
2. (10-230934-21)
hij op 28 augustus 2021 te Rotterdam, een fiets (merk: Spirit) heeft verworven
envoorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. (10-241101-21)
hij op 21 januari 2021 te Rotterdam meerdere goederen (waaronder een polijstmachine, accuboormachine en Seiko Mazda horloges), die aan [naam slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. (10-241101-21)
hij op 21 januari te Rotterdam een fiets, die aan [naam slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5. (10-297923-21)
hij op 6 juli 2021 te Rotterdam, een rugtas met inhoud, die aan [naam slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
6. (10-297923-21)
hij op 6 juli 2021 te Rotterdam, geldbedragen van in totaal 49,60 euro,
dieaan [naam slachtoffer 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte telkens die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens gebruik te maken van de pinpas van die [naam slachtoffer 4] , tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..(subsidiair) (parketnummer 10-249289-21)

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen;

2..(parketnummer 10-230934-21)

opzetheling;

3..(parketnummer 10-241101-21)

diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

4..(parketnummer 10-241101-21)

diefstal;

5..(parketnummer 10-297923-21)

diefstal;

6..(parketnummer 10-297923-21)

diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, heling, vernieling en beschadiging. Dat zijn ergerlijke feiten die voor veel schade en ongemak hebben gezorgd voor de slachtoffers. De verdachte, die de feiten pleegde om zijn verslaving aan harddrugs te bekostigen, heeft zich niet om anderen bekommerd en geen enkel respect voor andermans eigendommen getoond.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juni 2022 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 april 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een problematische jeugd gehad, waarbij hij al vanaf jonge leeftijd gedragsproblemen liet zien. Hij heeft een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis waarbij hij met regelmaat onbereikbaar was voor de hulpverlening of vluchtgedrag liet zien. Sinds juli 2020 staat de verdachte onder toezicht van de volwassen reclassering. Het nodig geachte diagnostisch onderzoek en behandeling zijn om uiteenlopende redenen nog niet van de grond gekomen. Zo was de verdachte ingesteld op medicatie, maar nam hij deze niet in waardoor zijn emotionele toestand niet stabiliseerde en de diagnose en behandeling stagneerden.
Er is duidelijk sprake van psychische problematiek, een pro criminele houding en een patroon van antisociaal- en impulsief gedrag. De verdachte heeft onvoldoende copingsvaardigheden en lijkt gemakkelijk over te kunnen gaan tot delictgedrag om zijn financiële tekorten op te lossen. Hij heeft moeite om de gevolgen van zijn handelen te overzien en is niet zelfstandig in staat zijn leven op orde te krijgen. Al deze zaken maken dat het risico op recidive hoog is.
Inmiddels is de psychische toestand van de verdachte gestabiliseerd. Hij is medicatietrouw, stelt zich begeleidbaar op en de behandeling bij Fivoor kan worden opgestart. De reclassering wil de verdachte nog een kans geven en de verdachte is bereid hieraan mee te werken.
De rechtbank is van oordeel dat gezien een en ander niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat dit de huidige positieve ontwikkeling zou doorkruisen. Op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de verdachte bij Fivoor inmiddels is opgestart. De gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd en daarnaast zal als onvoorwaardelijke straf een taakstraf worden opgelegd. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een kans moet worden gegeven om te laten zien dat hij aan zichzelf wil werken met als doel op het rechte pad te blijven en in de toekomst geen strafbare feiten meer te plegen.
Gelet op de hierna te noemen beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling, zal de rechtbank aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf geen bijzondere voorwaarden verbinden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

[naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd, ter zake van de onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij [naam benadeelde 3] heeft zijn vordering tot schadevergoeding ingetrokken, zodat de rechtbank deze benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard(vul de feitaanduidingen in), zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De vorderingen van de overige benadeelde partijen zullen hierna afzonderlijk worden besproken.
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 1] (feit 1)
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering in zoverre worden toegewezen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op immateriële schade, onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 23 juli 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] dus een schadevergoeding betalen van
€ 631,44, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in het dictum vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 2] (feit 2)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Deze vordering heeft betrekking op een wegenomen kinderstoeltje. Niet is gebleken dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal dan wel heling van dit stoeltje.
Beoordeling
De verdachte zal worden veroordeeld in de door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gevorderde reiskosten van € 18,50.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 augustus 2021.
De benadeelde partij is niet-ontvankelijk in het resterende gedeelte van de vordering, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 2 bewezen verklaarde feit.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering benadeelde partij [naam benadeelde 4] (feiten 5 en 6)
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij betwist en bepleit deze af te wijzen dan wel de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] door de onder 5 en 6 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering ten aanzien van de volgende posten genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, als volgt worden toegewezen:
  • Leesbril € 365,00
  • Tablet € 350,00 (geschat)
  • Autosleutels vervangen € 1.389,09
  • Autosleutels blokkeren € 295,24
  • Geld € 303,85
  • Vervangen rijbewijs € 38,50
  • Vervangen legitimatiebewijs € 41,35
  • Rugzak € 50,00 (geschat)
  • Vervangen kentekenbewijs € 32,60.
Voor het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op ‘vervangen sloten thuis’ zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 juli 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 4] dus een schadevergoeding betalen van
€ 2.865,63, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in het dictum vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 6 juli 2020 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van meermalen diefstal en vernieling veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op de vijftiende dag na het vonnis.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op de hiervoor besproken persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de inhoud van het advies van de reclassering daaronder begrepen, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat een last tot tenuitvoerlegging op dit moment niet passend is.
In plaats daarvan zal de rechtbank, met handhaving van de gestelde bijzondere voorwaarden, de proeftijd verlengen met één jaar.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 310, 311, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-249289-21 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10-249289-21 subsidiair, in de zaak met parketnummer 10-230934-21, in de zaak met parketnummer
10-241101-21 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 10-297923-21 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
de tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
verklaart de benadeelde partij
[naam benadeelde 3]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 631,44(zegge: zeshonderdeenendertig euro en vierenveertig cent
), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 1] te betalen
€ 631,44(zegge: zeshonderdeenendertig euro en vierenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de € 631,44 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 (twaalf) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]te betalen een bedrag van
€ 18,50(zegge: achttien euro en vijftig cent), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 2] te betalen
€ 18,50(zegge: achttien euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 18,50 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 4]te betalen een bedrag van
€ 2.865,63(zegge: tweeduizendachthonderdvijfenzestig euro en drieënzestig cent), als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 4] te betalen
€ 2.865,63(zegge: tweeduizendachthonderdvijfenzestig euro en drieënzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.865,63 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
38 (achtendertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst afde gevorderde
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 6 juli 2020 van de kinderrechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
verlengt de proeftijdvan de bij vonnis van 6 juli 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar, met handhaving van de gestelde bijzondere voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. M.K. Asscheman-Versluis en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. primair) (parketnummer 10-249289-21)
hij op of omstreeks 23 juli 2021 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, goederen uit een
auto van het merk BMW (kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de
plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair) (10-249289-21)
hij op of omstreeks 23 juli 2021 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit en/of autodeur, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield en beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2. (10-230934-21)
hij, op of omstreeks 28 augustus 2021 te Rotterdam,
een fiets (merk: Spirit), althans een goed heeft verworven
envoorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
3. (10-241101-21)
hij op of omstreeks 21 januari 2021 te Rotterdam
meerdere goederen (waaronder een polijstmachine, accuboormachine en/of Seiko
Mazda horloges), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4. (10-241101-21)
hij op of omstreeks 21 januari te Rotterdam
een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 3] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5. (10-297923-21)
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Rotterdam,
een rugtas met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6. (10-297923-21)
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Rotterdam,
een of meer geldbedragen van (in totaal) 49,60 euro, in elk geval enig geldbedrag,
dat
diegeheel of ten dele aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel, door (telkens) gebruik te maken van de pinpas van die
, tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was.