ECLI:NL:RBROT:2022:5764

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
C/10/633263 / HA ZA 22-124
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar de kantonrechter in huurgeschil tussen twee besloten vennootschappen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 1 juni 2022 een vonnis uitgesproken in een huurgeschil tussen twee besloten vennootschappen. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.R. Rietveld, vorderde schadevergoeding van gedaagde, die als huurder een trailer van eiseres had gehuurd. De rechtbank oordeelde dat de vordering op grond van artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door de kantonrechter behandeld dient te worden, ongeacht de waarde van de vordering. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de schade die eiseres vorderde, voortkwam uit de huurrelatie en dus onder de bevoegdheid van de kantonrechter valt.

De rechtbank merkte op dat partijen in hun correspondentie met de griffier hadden aangegeven dat zij in afwijking van de algemene voorwaarden waren overeengekomen dat de Rotterdamse rechtbank bevoegd zou zijn. Echter, de rechtbank benadrukte dat de wet niet toestaat dat een zaak die van nature bij de kantonrechter hoort, door de handelskamer wordt behandeld. Aangezien eiseres haar vordering niet bij de kamer voor kantonzaken had ingediend, besloot de rechtbank om de zaak ambtshalve naar die kamer te verwijzen.

De rechtbank gelastte de griffier om het procesdossier aan het kantongerecht te overhandigen en wees partijen erop dat zij niet hoeven te verschijnen op de rolzitting van de kantonrechter, omdat deze eerst zal beslissen hoe de procedure verder zal verlopen. Tevens werd vermeld dat het griffierecht verlaagd zal worden en dat te veel betaald griffierecht door de griffier zal worden teruggestort. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken door mr. A.J.P. van Essen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/633263 / HA ZA 22-124
Vonnis van 1 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres01] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. N.R. Rietveld te Naaldwijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde01] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats02] , gemeente [gemeente01] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.M. van Rossenberg te Rotterdam.
Partijen zullen hierna eiseres en gedaagde genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het e-mailbericht van 9 mei 2022 van de griffier aan beide partijen, met de vraag of het in deze procedure niet gaat om een geschil betreffende huur, dat de kantonrechter (en niet de handelskamer) moet behandelen,
- de antwoorden van beide partijen (de e-mailberichten van eiseres en van gedaagde, beide van 20 mei 2022).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald

2.De beoordeling

2.1.
Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank betreft de vordering een zaak die op grond van art. 93 aanhef en onder c Rv door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. Immers, de vordering van eiseres strekt ertoe dat gedaagde als huurder schade aan haar vergoedt die is ontstaan aan een trailer gedurende de periode waarin gedaagde deze van eiseres heeft gehuurd.
2.2.
Partijen hebben elk in hun antwoord op de vraag van de griffier de aard van de vordering onbesproken gelaten, en er slechts op gewezen dat zij in afwijking van algemene voorwaarden nader zijn overeengekomen dat de Rotterdamse rechtbank bevoegd zal zijn van hun geschil kennis te nemen. Daarmee is, anders dan partijen concluderen, nog niet gegeven dat het dan ook de handelskamer van deze rechtbank is, die de zaak behoort te behandelen. De wet kent namelijk niet de mogelijkheid af te spreken dat een zaak die volgens de wet naar zijn aard bij kantonrechter hoort, door de handelskamer zal worden beslecht.
2.3.
Nu eiseres haar vordering niet heeft ingediend bij de kamer voor kantonzaken, zal de rechtbank de zaak op de voet van art. 71 lid 2 Rv ambtshalve naar die kamer verwijzen.
2.4.
Gelet op de verwijzing naar de kantonrechter zal de reeds geplande mondelinge behandeling bij de handelskamer op 17 augustus 2022 geen doorgang vinden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Rotterdam, op dinsdag 21 juni 2022 om 10.00 uur,
3.2.
gelast de griffier om het procesdossier in handen van het kantongerecht te stellen,
3.3.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
3.4.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.5.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het te veel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.
[2517/196]