ECLI:NL:RBROT:2022:5764
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verwijzing naar de kantonrechter in huurgeschil tussen twee besloten vennootschappen
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 1 juni 2022 een vonnis uitgesproken in een huurgeschil tussen twee besloten vennootschappen. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.R. Rietveld, vorderde schadevergoeding van gedaagde, die als huurder een trailer van eiseres had gehuurd. De rechtbank oordeelde dat de vordering op grond van artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door de kantonrechter behandeld dient te worden, ongeacht de waarde van de vordering. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de schade die eiseres vorderde, voortkwam uit de huurrelatie en dus onder de bevoegdheid van de kantonrechter valt.
De rechtbank merkte op dat partijen in hun correspondentie met de griffier hadden aangegeven dat zij in afwijking van de algemene voorwaarden waren overeengekomen dat de Rotterdamse rechtbank bevoegd zou zijn. Echter, de rechtbank benadrukte dat de wet niet toestaat dat een zaak die van nature bij de kantonrechter hoort, door de handelskamer wordt behandeld. Aangezien eiseres haar vordering niet bij de kamer voor kantonzaken had ingediend, besloot de rechtbank om de zaak ambtshalve naar die kamer te verwijzen.
De rechtbank gelastte de griffier om het procesdossier aan het kantongerecht te overhandigen en wees partijen erop dat zij niet hoeven te verschijnen op de rolzitting van de kantonrechter, omdat deze eerst zal beslissen hoe de procedure verder zal verlopen. Tevens werd vermeld dat het griffierecht verlaagd zal worden en dat te veel betaald griffierecht door de griffier zal worden teruggestort. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken door mr. A.J.P. van Essen.