In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2022, gaat het om een geschil tussen eiser en gedaagde over een aannemingsovereenkomst voor het plaatsen van een hekwerk. Eiser heeft in november 2020 een overeenkomst gesloten met gedaagde voor het ontwerpen en plaatsen van een hekwerk rondom zijn woning. Na de oplevering van het hekwerk in maart 2021, ontstonden er problemen met een van de deuren die niet meer goed sloot. Eiser heeft gedaagde herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om de schade te herstellen, maar gedaagde heeft hier niet adequaat op gereageerd. Eiser heeft uiteindelijk de herstelwerkzaamheden door een derde laten uitvoeren en vordert nu de kosten hiervan, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, van gedaagde.
De kantonrechter oordeelt dat gedaagde in verzuim is geraakt door niet binnen de gestelde termijn de schade te herstellen. Het verweer van gedaagde, dat eiser de schade niet heeft beperkt, wordt verworpen. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van € 469,63, inclusief rente en proceskosten. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.