ECLI:NL:RBROT:2022:5744

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
C/10/637302 / JE RK 22-981
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 28 april 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een neutraal pleeggezin. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en haar advocaat, mr. T. Grootenhuis, aanwezig waren. De vader is telefonisch gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en het gedrag van [naam kind], die problematisch gedrag vertoont en in een onveilige thuissituatie verblijft. De ouders zijn niet in staat om de nodige begeleiding te bieden, en eerdere pogingen tot netwerkplaatsing bij de grootouders zijn mislukt door spanningen binnen het gezin.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de acute en ernstige bedreiging voor [naam kind] weg te nemen. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend, maar niet in een neutraal pleeggezin zoals verzocht door de Raad. In plaats daarvan is besloten om [naam kind] te plaatsen bij de grootouders vaderszijde, die zich bereid hebben verklaard om de zorg voor hem op zich te nemen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders constructief moeten samenwerken met de hulpverlening om de situatie van [naam kind] te verbeteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/637302 / JE RK 22-981
Datum uitspraak: 28 april 2022
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kmind] 2018 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Grootenhuis, kantoorhoudende te Den Haag,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader]
advocaat: mr. T. Grootenhuis, kantoorhoudende te Den Haag.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 26 april 2022, ingekomen bij de
griffie op 26 april 2022;
- het e-mailbericht met bijlagen van mr. T. Grootenhuis namens de ouders van 28 april 2022.
Op 28 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. T. Grootenhuis, voornoemd;
- [naam 1] en [naam 2], als informanten, hierna te noemen: de grootouders vz;
- [naam 3] namens de Raad;
- [naam 4] en [naam 5] namens de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI.
De vader is op zijn verzoek telefonisch gehoord.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft in een neutraal pleeggezin.

Het verzoek

De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van drie maanden. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gewijzigd in die zin dat primair wordt verzocht een machtiging te verlenen om [naam kind] uit huis te plaatsen in een neutraal pleeggezin en subsidiair wordt verzocht een machtiging te verlenen om [naam kind] uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders vaderszijde (vz).
Volgens de Raad zijn er ernstige zorgen over de algehele ontwikkeling en het gedrag van [naam kind]. [naam kind] laat ernstig probleemgedrag zien in de zin van schreeuwen, slaan en schoppen. Ook richting andere kinderen en volwassenen vertoont [naam kind] grensoverschrijdend gedrag. De ouders zijn onmachtig om hem hierin te begrenzen, te sturen of de duidelijkheid te bieden die hij nodig heeft. Er is nog geen dagbesteding voor [naam kind] beschikbaar. Er is sprake van veel spanningen en zelfs geweld binnen het gezin. De veiligheid van [naam kind] kan onvoldoende gewaarborgd worden. De ouders hebben de geboden hulpverlening om de zorgen weg te nemen onvoldoende aanvaard. In het vrijwillige kader is een netwerkplaatsing bij de grootouders vz geprobeerd, maar dit bleek niet haalbaar vanwege de onderlinge spanningen tussen de ouders en de grootouders vz en de draagkracht die de grootouders vz te bieden hadden. De Raad acht daarom een plaatsing in een neutraal pleeggezin noodzakelijk. Hier kan [naam kind] de voorspelbaarheid, rust en structuur geboden worden die hij nodig heeft. Mocht de kinderrechter dit afwijzen, verzoekt de Raad om een machtiging uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin (bij grootouders vz) te verlenen, omdat thuisplaatsing op dit moment niet verantwoord is.

De standpunten

Volgens de GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aangesloten bij het verzoek van de Raad. [naam kind] laat ernstig probleemgedrag zien zoals slaan, schoppen en bijten. Vanuit de jeugdbescherming is alles geprobeerd om een machtiging tot uithuisplaatsing te voorkomen. Het netwerk van de ouders is betrokken in de situatie rondom [naam kind], er zijn veiligheidsafspraken gemaakt tussen de ouders en de grootouders vz en er is hulpverlening ingezet door Families First. [naam kind] heeft eerder bij de grootouders verbleven, maar daar is gebleken dat de grootmoeder vanwege gezondheidsklachten over onvoldoende draagkracht beschikte. Verder was er sprake van terugkerende discussies en conflicten tussen de ouders en de grootouders en de ouders onderling, waardoor de veiligheid van [naam kind] onvoldoende werd gewaarborgd. Momenteel verblijft [naam kind] in een crisispleeggezin waar hij goed eet, slaapt en vrolijk is. Een uithuisplaatsing in een neutraal pleeggezin is daarom in het belang van [naam kind]. De plaatsing van [naam kind] in het crisispleeggezin zal helaas vandaag aflopen. Hij zal daarna worden overgeplaatst naar een ander pleeggezin, waar hij maximaal twee weken kan verblijven. Daarna zal hij opnieuw van pleeggezin moeten wisselen. De GI acht het van belang dat het opvolgende pleeggezin [naam kind] voor langere tijd kan opnemen. Er zal namelijk pas over een maand een plek voor [naam kind] bij het Medisch Kinderdagverblijf beschikbaar zijn. Als [naam kind] daar is gestart, kan gekeken worden of hij teruggeplaatst kan worden bij de ouders, dan wel de grootouders vz, en zo ja, onder welke voorwaarden.
Door en namens de ouders is tijdens de mondelinge behandeling geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling. De ouders zijn bereid om mee te werken met de hulpverleningsinstanties, de vader heeft slechts uit emotie bepaalde opmerkingen gemaakt. Door en namens de ouders is wel verweer gevoerd tegen de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een neutraal pleeggezin. [naam kind] is een kwetsbaar driejarig jongetje dat behoefte heeft aan rust en regelmaat. Een plaatsing in een neutraal pleeggezin zal gepaard gaan met vele wisselingen. De grootouders vz kunnen [naam kind] wel de rust en regelmaat bieden die hij nodig heeft. [naam kind] kan voor onbepaalde tijd bij hen verblijven. De bezwaren van de Raad tegen een netwerkplaatsing bij de grootouders vz zijn niet langer actueel. De grootmoeder is inmiddels volledig gezond verklaard. De grootouders hebben hun netwerk binnen de familie en de kerk ingeschakeld om hulp te verlenen en grootvader heeft geregeld dat hij minder kan gaan werken. In de afgelopen week hebben goede gesprekken plaatsgevonden en zijn de ouders en de grootouders vz dichter tot elkaar gekomen. Zij hebben weer vertrouwen in elkaar. Zij zijn bereid om hun onderlinge relatie nog verder te versterken door systeemtherapie in te schakelen. Daarnaast zijn zij bereid om een duidelijk veiligheidsplan op te stellen, zodat er geen onderlinge conflicten meer zullen plaatsvinden. Door en namens de ouders wordt daarom verzocht [naam kind] (nogmaals) bij de grootouders vz te plaatsen.
De grootouders vz hebben tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij altijd betrokken zijn geweest en dat [naam kind] het naar zijn zin had gedurende de periode dat hij bij de grootouders vz verbleef. Hij praatte en werd goed verzorgd. De grootouders vz sluiten zich verder aan bij hetgeen door en namens de ouders is aangevoerd.

De beoordeling

Een minderjarige kan voorlopig onder toezicht worden gesteld als er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Daarnaast moet de maatregel noodzakelijk zijn om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen, waardoor een onderzoek door de Raad niet kan worden afgewacht. De kinderrechter is van oordeel dat hiervan sprake is.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.
Gebleken is dat er een ernstig vermoeden bestaat dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is gelegen in de instabiele opvoedingssituatie. [naam kind] is getuige geweest van spanning en geweld tussen de ouders. [naam kind] laat fors probleemgedrag zien, zich uitend in het slaan, schreeuwen en schoppen naar de ouders en andere volwassenen en kinderen. De ouders zijn onmachtig gebleken om [naam kind] hierin te sturen, te begrenzen en hem de duidelijkheid te bieden die hij nodig heeft. Binnen het vrijwillige kader is er in de afgelopen periode hulpverlening ingezet om de zorgen weg te nemen en een machtiging tot uithuisplaatsing te voorkomen, maar dit is vanwege de ambivalentie van de ouders onvoldoende van de grond gekomen. [naam kind] heeft een periode op vrijwillige basis bij de grootouders vz verbleven, maar vanwege terugkerende conflicten tussen de grootouders vz en de ouders en de draagkracht van de grootouders vz is deze plaatsing voortijdig afgebroken en moest [naam kind] weer naar huis.
De kinderrechter acht gelet op het voorgaande een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam kind] weg te nemen. [naam kind] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1:257 BW). Binnen deze periode moet onderzocht worden wat [naam kind] en de ouders nodig hebben om de opvoedomgeving van [naam kind] te verbeteren. Daarbij dient de nodige ondersteuning en hulpverlening te worden ingezet.
Gezien de zorgen, acht de kinderrechter een thuisplaatsing bij de ouders op dit moment nog niet verantwoord. In de afgelopen periode is door de ouders onvoldoende samengewerkt met de hulpverleningsinstanties. De ouders zijn onvoldoende tegemoet gekomen aan de belangen van [naam kind]. Het ontbreekt [naam kind] thuis immers aan een voldoende veilige en stabiele opvoedomgeving. Een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een neutraal pleeggezin - waarbij op voorhand duidelijk is dat hij in enkele weken meermalen van pleeggezin zal wisselen - acht de kinderrechter evenwel zeer onwenselijk en niet in het belang van de nog jonge en daarmee kwetsbare [naam kind]. Daarbij komt dat de grootouders vz zich uitdrukkelijk bereid hebben verklaard om [naam kind] voor langere duur op te vangen. Hoewel een eerdere plaatsing bij de grootouders vz niet bestendig is gebleken, acht de kinderrechter een tweede poging voldoende kansrijk. De ouders en de grootouders vz hebben er ter zitting blijk van gegeven dat de afgelopen dagen, waarin [naam kind] met toestemming van de ouders in een neutraal pleeggezin is geplaatst, veel indruk op hen heeft gemaakt. De omstandigheden waaronder de grootouders vz het aanbod om [naam kind] op te vangen doen zijn gewijzigd ten opzichte van de vorige poging, waardoor de grootouders vz beter in staat lijken om de zorg voor [naam kind] op zich te nemen. De kinderrechter acht een plaatsing van [naam kind] bij de grootouders vz daarom meer in het belang van [naam kind]. Zij zal een machtiging verlenen tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders vz, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het primaire verzoek van de Raad zal worden afgewezen.
De kinderrechter dringt er bij de ouders op aan dat zij de komende periode het belang van [naam kind] goed voor ogen houden, door op een constructieve wijze samen te werken met de hulpverlening en geen spanningen tussen de grootouders vz en hen meer te veroorzaken. Op die manier kan goed door de jeugdbeschermer worden beoordeeld wat er nodig is om [naam kind] zo snel mogelijk weer thuis te laten wonen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] voorlopig onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 28 april 2022 tot 28 juli 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de grootouders vz, met ingang van 28 april 2022 tot 28 juli 2022;
wijst af het overige verzochte;
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2022 door mr. S. Riege, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.H. Harders, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 24 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.