In deze zaak gaat het om een beroep tegen een door de burgemeester van Rotterdam genomen crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De verzoekster, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, heeft op 14 juni 2022 beroep ingesteld tegen de crisismaatregel die op 24 mei 2022 was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de crisismaatregel onrechtmatig heeft genomen, omdat de verzoekster een psychogeriatrische aandoening heeft die onder de Wet zorg en dwang (Wzd) valt en niet onder de Wvggz. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester niet aan de wettelijke criteria heeft voldaan voor het nemen van een crisismaatregel, aangezien de ziekte van Alzheimer een psychogeriatrische aandoening is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en wijst het verzoek tot schadevergoeding toe, waarbij de gemeente Rotterdam wordt veroordeeld tot betaling van € 150,- aan verzoekster. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.