ECLI:NL:RBROT:2022:5725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
KTN-9539518_13072022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling collegegeld na onterecht ingeschreven voor opleiding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over de betaling van collegegeld. [gedaagde01] had zich ingeschreven voor de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), maar ontving op 3 december 2020 een bevestiging van uitschrijving voor deze opleiding. Desondanks werd [gedaagde01] door [eiseres01] ingeschreven voor de opleiding Social Work zonder haar toestemming. [gedaagde01] heeft het collegegeld voor de maanden maart tot en met juni 2021 niet betaald en heeft bezwaar gemaakt tegen de inschrijving voor de nieuwe opleiding, omdat zij vanwege haar werk geen voltijdstudie kon volgen. De gemachtigde van [eiseres01] heeft meerdere aanmaningen gestuurd, maar [gedaagde01] heeft volgehouden dat zij nooit voor de opleiding Social Work had ingeschreven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2022 heeft de kantonrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De rechter oordeelde dat de verplichting tot het betalen van collegegeld niet voortvloeit uit een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, maar uit de wet. De kantonrechter concludeerde dat [eiseres01] niet voldoende bewijs had geleverd dat [gedaagde01] op de hoogte was van de inschrijving voor de opleiding Social Work. De rechter stelde vast dat [gedaagde01] tijdig had aangegeven dat zij de opleiding niet wilde volgen en dat [eiseres01] ten onrechte het collegegeld in rekening had gebracht.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van [eiseres01] afgewezen en [eiseres01] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde01] op nihil zijn vastgesteld, omdat [gedaagde01] in persoon procedeerde. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke communicatie en toestemming bij inschrijvingen voor opleidingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9530518 CV EXPL 21-4766
datum uitspraak: 7 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. Westdijk van GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 oktober 2021, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde01] ;
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling overgelegde producties van de zijde van [eiseres01] ;
  • het vonnis van 16 december 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte uitlating voortprocederen van de zijde van [eiseres01] , met bijlagen;
  • de antwoordakte van de zijde van [gedaagde01] .
1.2.
Op 2 maart 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigde besproken.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] heeft zich bij [eiseres01] ingeschreven voor de vier jaar durende studie Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (hierna: MWD).
2.2.
Op 3 december 2020 heeft [gedaagde01] een bevestiging van uitschrijving van Studielink ontvangen voor de opleiding MWD.
2.3.
[gedaagde01] is door [eiseres01] ingeschreven voor de studie Social Work, voor het schooljaar 2020/2021.
2.4.
[gedaagde01] heeft het collegegeld over de maanden maart tot met juni 2021 onbetaald gelaten.
2.5.
De gemachtigde van [eiseres01] heeft [gedaagde01] op 16 april 2021, 12 mei 2021 en 25 mei 2021 aangemaand over te gaan tot betaling van het openstaande collegegeld.
2.6.
[gedaagde01] heeft op 14 juni bezwaar gemaakt bij de gemachtigde van [eiseres01] en schrijft daarover:
“School heeft zonder overleg mij ingeschreven voor een nieuwe opleiding. De opleiding maatschappelijk werk stopte in december. Ik heb toen nog contact gehad met de opleiding heb aangegeven dat ik pas september 2021 aan een deeltijd opleiding ga beginnen omdat ik vanwege mijn Fulltime baan geen voltijd opleiding meer kon doen. Dit vanwege de eisen dat ik niet op mijn werkplek stage mag lopen. Echter heeft de hoge school mij alsnog ingeschreven. School geeft aan mij een mail hierover te hebben gestuurd ik heb niks ontvangen. Verder vind ik het absurd dat iemand anders je kan inschrijven zonder dat je bevestigd. Er is automatisch mijn betalingsgegevens overgenomen enzovoort. Ook heb ik het afgelopen half jaar geen studie gevolgd. Ik vind het dus onterecht dat ik met deze kosten zit. […]”
2.7.
Het bezwaar van [gedaagde01] is op 2 juli 2021 afgewezen. [gedaagde01] heeft daarop als volgt bij e-mailbericht van 22 juli 2021 gereageerd:
“Ik volgde de opleiding MWD die tot december liep. Vervolgens is die opleiding gestopt. Helaas heb ik niet mijn diploma gehaald. Hogeschool heeft toen aangegeven dat ik zou kunnen overstappen naar social work. Die zou voltijd in februari beginnen. Hen aangegeven dat ik graag de opleiding deeltijd wil gaan doen ivm mijn baan. School aangegeven dat ik in september 2021 zal starten en me dan zal inschrijven voor de deeltijdopleiding. Ook telefonisch hier contact over gehad en aangegeven, nadat ik in december mijn diploma niet had gehad.
Dat ik tot december studiegeld verschuldigd ben snap ik. Maar van Januari tot Juli heb ik geen lessen gevolgd. Ook heb ik mezelf niet voor de nieuwe opleiding ingeschreven. Dit heeft school automatisch gedaan ondanks dat ik heb aangegeven dat ik dit niet wilde.”

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 943,04 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 857,20, rente van € 8,05 (berekend tot 19 oktober 2021) en buitengerechtelijke kosten van € 77,79.
3.2.
[eiseres01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] is in gebreke gebleven in de nakoming van haar verplichting om het volledige collegegeld over het jaar 2020/2021 te betalen.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De vordering van [eiseres01] is onterecht, omdat [gedaagde01] zich nooit heeft aangemeld voor de studie Social Work. [gedaagde01] volgde de opleiding MWD aan de [eiseres01] . De opleiding werd door de [eiseres01] gestopt waarna [gedaagde01] in december 2020 is uitgeschreven voor deze opleiding. [eiseres01] heeft [gedaagde01] vervolgens zonder toestemming ingeschreven voor de opleiding Social Work, terwijl [gedaagde01] op dat moment vanwege haar werk geen tijd had om een voltijdstudie te volgen. Ook heeft zij in december 2020 en januari 2021 aan twee medewerkers van [eiseres01] kenbaar gemaakt dat zij vanwege haar voltijdse baan de voltijdse studie Social Work niet kon en wilde volgen gedurende het eerste half jaar van 2021.

4..De beoordeling

4.1.
De grondslag voor de vordering van [eiseres01] ligt niet in een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, maar volgt uit de wet. De verplichting tot het betalen van collegegeld volgt uit artikel 7.43 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De Richtlijn Consumentenrechten en de Richtlijn Oneerlijke Bedingen zijn daarom niet van toepassing.
4.2.
Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of [gedaagde01] een bedrag van € 857,20 aan collegegeld aan [eiseres01] verschuldigd is. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
4.3.
[gedaagde01] voert aan dat [eiseres01] haar ten onrechte heeft ingeschreven voor de opleiding Social Work en dat zij een bevestiging daarvan nooit heeft ontvangen. Integendeel, zij was door de bevestiging van uitschrijving van MWD bij Studielink in de veronderstelling dat alles ‘goed’ was geregeld.
4.4.
Het is aan [eiseres01] om te onderbouwen dat zij een ‘nieuwe’ onderwijsovereenkomst heeft gesloten met [gedaagde01] . [eiseres01] voert aan dat zij [gedaagde01] op 3 december 2020 een bevestiging van inschrijving voor Social Work heeft gestuurd. Conform artikel 3:37 lid 3 BW is het [eiseres01] die moet aantonen dat de betreffende e-mail van 3 december 2020 met daarin de bevestiging van inschrijving voor de opleiding [naam opleiding01] heeft bereikt. Wat betreft e-mailverkeer is nodig en voldoende dat het betreffende bericht in de inbox van de geadresseerde is gekomen. Verzending alleen is onvoldoende. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres01] onvoldoende onderbouwd dat de e-mail van 3 december 2020 in de inbox van [gedaagde01] is ontvangen. [eiseres01] heeft een schermafdruk uit haar systeem overgelegd, maar dit is daartoe onvoldoende. Weliswaar kan uit de schermafdruk de tekst
‘Mail verstuurt aan[e_mail01]
worden afgeleid, maar daaruit blijkt niet dat [gedaagde01] de e-mail daadwerkelijk heeft ontvangen. Nu door [eiseres01] niet is bewezen dat [gedaagde01] een bevestiging van inschrijving heeft ontvangen, terwijl dit wel op haar weg lag, is niet komen vast te staan dat partijen een ‘nieuwe’ onderwijsovereenkomst hebben gesloten.
4.5.
Voor zover [eiseres01] zich op het standpunt stelt dat uit de brief van 15 oktober 2020 ook kan worden afgeleid dat partijen een nieuwe onderwijsovereenkomst hebben gesloten uit hoofde waarvan [gedaagde01] een betalingsverplichting heeft, gaat dit niet op. In de tekst van de brief staat weliswaar:
“Na 1 december 2020 zal door het Studenten Service Centrum (SSC) jouw inschrijving voor een van de klassieke opleidingen automatisch omgezet worden naar een inschrijving Social Work. […] Indien je niet wilt worden ingeschreven voor Social Work en dus geen overstap wilt maken dien je je zelf tijdig via studielink uit te schrijven […].”,maar nu hierboven is overwogen dat niet is gebleken dat [gedaagde01] de bevestiging van inschrijving van 3 december 2020 heeft ontvangen, kan niet worden vastgesteld dat haar duidelijk is geworden dat zij daadwerkelijk voor Social Work was ingeschreven. Tenslotte is onweersproken dat [gedaagde01] tijdig aan [eiseres01] kenbaar heeft gemaakt dat ze in het eerste semester van 2021 de opleiding Social Work kon noch wilde volgen.
4.6.
Het voorgaande betekent dat [eiseres01] het collegegeld over de maanden maart tot en met juni 2021 ter hoogte van € 857,20 ten onrechte in rekening heeft gebracht bij [gedaagde01] . De conclusie is dan ook dat de kantonrechter de vordering van [eiseres01] zal afwijzen. De vorderingen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente delen dit lot.
4.7.
[eiseres01] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde01] worden vastgesteld op nihil, omdat [gedaagde01] in persoon procedeert.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vastgesteld op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en in het openbaar uitgesproken.
35789