ECLI:NL:RBROT:2022:5721

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
KTN-9819981_13072022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een vordering van Stichting Woonkracht10 tegen een gedaagde, die niet is verschenen. Woonkracht10 vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wegens huurachterstand. De gedaagde huurde een woning van Woonkracht10 en had een huurachterstand van € 4.345,54, naast bijkomende kosten. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat zij tijdelijk niet kon betalen en momenteel in de schuldhulpverlening zat.

De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand meer dan drie maanden bedroeg, wat in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De rechter weegt de omstandigheden van de gedaagde, maar concludeert dat de financiële problemen van de gedaagde geen reden zijn om de ontbinding af te wijzen. De vordering tot ontbinding en ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor ontruiming. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huur tot de ontruiming en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9819981 CV EXPL 22-1680
datum uitspraak: 2 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonkracht10,
vestigingsplaats: Zwijndrecht,
eiseres,
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarder [naam01] ,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘Woonkracht10’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 april 2022, met bijlagen;
  • de aantekening van de griffier van het mondelinge antwoord;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 9 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens Woonkracht10 is mevrouw [naam02] verschenen. Mevrouw [gedaagde01] is niet verschenen. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekening gehouden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt de woning aan het [adres01] te [plaats01] van Woonkracht10. De huurprijs bedraagt op dit moment € 647,31 per maand. Partijen zijn overeengekomen dat de huur bij vooruitbetaling moet worden voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Woonkracht10 eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om de woning aan de [adres01] te [plaats01] te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 4.696,03 met rente en de lopende huur vanaf 1 mei 2022;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 4.345,54 aan huurachterstand, stook-/servicekosten en herstelkosten, rente van € 53,68 (berekend tot 12 april 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 296,81.
3.2.
Woonkracht10 baseert haar eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Er is sprake van een huurachterstand voor de voormalige huurwoning aan de [adres02] te [plaats02] alsmede voor de huidig woning aan het [adres01] te [plaats01] . De huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Naast de tot en met april 2022 berekende huurachterstand van € 3.493,60 vordert Woonkracht10 een bedrag van € 365,- aan herstelkosten alsmede de factuur voor stook-/servicekosten ter hoogte van € 486,94 voor de voormalige huurwoning in [plaats02] . Woonkracht10 vordert daarnaast het overeengekomen huurbedrag per maand als huur/schadevergoeding vanaf 1 mei 2022 tot aan de dag van de ontruiming.
3.3.
[gedaagde01] erkent de hoogte van de vordering. Zij voert aan dat zij tijdelijk niet kon betalen waardoor een achterstand is ontstaan. Momenteel zit [gedaagde01] in de schuldhulpverlening.

4.De beoordeling

(huur)achterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
[gedaagde01] heeft niet betwist dat sprake is van huurachterstand en van onbetaalde herstelkosten en een openstaande factuur afrekening stook-/servicekosten. Evenmin heeft zij de hoogte van de gevorderde achterstand weersproken, zodat wordt uitgegaan van de juistheid van de door Woonkracht10 overgelegde overzichten. [gedaagde01] zal worden veroordeeld om de gevorderde achterstand van € 4.345,54 aan Woonkracht10 te betalen. De wettelijke rente van € 53,68 zal ook als onbetwist worden toegewezen, omdat vaststaat dat [gedaagde01] met betaling van de huur en overige kosten in verzuim was.
4.2.
Woonkracht10 heeft recht op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten als zij [gedaagde01] heeft aangemaand om het verschuldigde bedrag binnen veertien dagen na de dag van ontvangst van de aanmaning alsnog te betalen. Aan deze eis is voldaan en de hoogte van de gevorderde vergoeding komt overeen met de daarvoor vastgestelde tarieven. Ook dit bedrag (€ 296,81) zal worden toegewezen.
ontbinding huurovereenkomst
4.3.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur te betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.4.
De huurachterstand bedraagt meer dan drie maanden, hetgeen in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigt. Het is aan [gedaagde01] om te onderbouwen waarom deze tekortkoming niet zou moeten leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. De door [gedaagde01] aangevoerde financiële problemen, hoe vervelend ook, komen voor rekening en risico van [gedaagde01] zelf en vormen geen reden om de ontbinding af te wijzen. Daarbij is van belang dat het betalingsgedrag van [gedaagde01] al geruime tijd problematisch is. Bovendien is er geen concreet uitzicht op het inlopen van de huurachterstand. Weliswaar heeft [gedaagde01] – naar gesteld – zich aangemeld bij de schuldhulpverlening, maar zij heeft daarvan verder geen stukken overgelegd en is ook niet verschenen op de mondelinge behandeling om een en ander toe te lichten. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van de woning worden dan ook toegewezen. De termijn voor ontruiming zal worden gesteld op veertien dagen vanaf datum vonnis.
4.5.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al haar spullen heeft verlaten [2] . Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
4.6.
De rechter is op grond van artikel 6:29 Burgerlijk Wetboek niet bevoegd een betalingsregeling vast te stellen in het vonnis zonder instemming van Woonkracht10. [gedaagde01] was niet aanwezig op de mondelinge behandeling voor het eventueel sluiten van een betalingsregeling. De rechter geeft [gedaagde01] daarom in overweging zich binnen korte termijn na ontvangst van dit vonnis (nogmaals) tot de gemachtigde van Woonkracht10 te wensen en mogelijk alsnog een passende betalingsregeling overeen te komen.
proceskosten
4.7.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonkracht10 tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 249,- tarief). Dit is totaal € 1.112,43.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonkracht10 te betalen € 4.696,03 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.305,05 vanaf 12 april 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] te [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van Woonkracht10 te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan Woonkracht10 te betalen € 647,31 met ingang van de maand 1 mei 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van Woonkracht10 tot vandaag vastgesteld op € 1.112,43;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
35789

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.