ECLI:NL:RBROT:2022:5717

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
9606412 CV EXPL 21-43017
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan vrachtwagen door onjuist gemonteerde compressor en eigen schuld van de chauffeur

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een transportbedrijf, aangeduid als '[eiser]', en Volvo Group Truck Center B.V. (VGTC). Het transportbedrijf eist schadevergoeding van VGTC wegens schade aan een vrachtwagen die is ontstaan door een niet-deugdelijk gemonteerde compressor. De vrachtwagen, die op 26 januari 2021 door VGTC werd gerepareerd, vertoonde op 3 februari 2021 een bijzonder geluid, waarna de chauffeur de vrachtwagen parkeerde. Na inspectie bleek de compressor los te zijn gelopen, wat schade aan de motor veroorzaakte. Het transportbedrijf vorderde € 19.965,- voor reparatiekosten en € 4.000,- voor winstderving.

VGTC verweert zich door te stellen dat de chauffeur van '[eiser]' mede verantwoordelijk is voor de schade, omdat deze na ontvangst van waarschuwingen van de motorregelmodule niet tijdig heeft gestopt. De kantonrechter oordeelt dat VGTC moet bewijzen dat de chauffeur de meldingen heeft ontvangen en dat de schade het gevolg is van het doorrijden. De rechter laat VGTC toe tot het leveren van bewijs en houdt verdere beslissingen aan. De zaak illustreert de complexiteit van aansprakelijkheid in het verbintenissenrecht, waarbij zowel de rol van de dienstverlener als de eigen verantwoordelijkheid van de opdrachtgever aan de orde komen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9606412 CV EXPL 21-43017
datum uitspraak: 8 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],handelend onder de naam
[handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. D.T. Tomecki,
tegen
Volvo Group Truck Center B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.J. Biesheuvel.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘VGTC’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 december 2021, met bijlagen;
  • het antwoord met een eis in reconventie, met bijlagen;
  • het vonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het antwoord in reconventie, met bijlagen;
  • de pleitaantekeningen van mr. Biesheuvel.
1.2.
Op 9 juni 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
[eiser] is een transportbedrijf dat zich bezig houdt met vervoer van goederen en zaken over de weg.
2.2.
VGTC heeft in opdracht van [eiser] op 26 januari 2021 de compressor van één de vrachtwagens van [eiser] vervangen. Het betreft een vrachtwagen van het merk Volvo met kenteken [kentekennummer] en chassisnummer [chassisnummer] (hierna: de vrachtwagen).
2.3.
Tijdens een rit met de vrachtwagen op 3 februari 2021 constateerde een chauffeur in dienst van [eiser], [naam], een ‘bijzonder geluid’ afkomstig uit de motor. De chauffeur heeft de vrachtwagen om 17:13 uur geparkeerd op de locatie “Romeinse Put”.
2.4.
[eiser] heeft contact opgenomen met VGTC met het verzoek ter plaatse te komen. Na inspectie is besloten het voertuig naar het terrein van VGTC in Rotterdam te (laten) slepen.
2.5.
Na onderzoek bleek dat de compressor van de motor van de vrachtwagen was losgelopen. Dit heeft tot schade aan de motor geleid.
2.6.
De gemachtigde van [eiser] verzocht VGTC per brief van 1 maart 2021 de vrachtwagen te repareren en aan [eiser] een schadevergoeding te betalen.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] eist, samengevat:
  • VGTC te veroordelen aan hem te betalen € 19.965,- voor reparatiewerk;
  • VGTC te veroordelen aan hem te betalen € 4.000,- als vergoeding voor winstderving;
  • VGTC te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende. VGTC heeft in opdracht van [eiser] de compressor vervangen. VGTC heeft de compressor niet goed vastgeschroefd, waardoor deze is losgelopen. Er is daardoor schade ontstaan aan de motor van de vrachtwagen. VGTC is aansprakelijk voor die schade. De reparatiekosten bedragen € 19.965,- inclusief 21% btw. [eiser] heeft de vrachtwagen in de periode van maart tot en met december 2021 niet kunnen gebruiken. [eiser] is daardoor in totaal een bedrag van € 4.000,- aan inkomsten misgelopen (10 maanden x € 400,-). VGTC moet dat bedrag aan [eiser] betalen.
3.3.
VGTC voert verweer. Daarop zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.
in reconventie
3.4.
VGTC eist, samengevat:
  • [eiser] te veroordelen aan haar te betalen € 800,- exclusief btw, met rente;
  • [eiser] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5.
VGTC baseert de eis op het volgende. Op 1 april 2021 heeft VGTC aangekondigd dat de vrachtwagen uiterlijk op 5 april daaropvolgend van haar terrein moest zijn verwijderd, bij gebreke waarvan zij parkeergeld zou gaan heffen. De vrachtwagen is pas op 9 november 2021 door [eiser] opgehaald. [eiser] is acht maanden parkeergeld verschuldigd ad € 100,- exclusief btw per maand. Dit komt neer op een bedrag van € 800,- exclusief btw. [eiser] moet dit bedrag aan VGTC betalen.
3.6.
[eiser] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Er zijn geen afspraken gemaakt over het parkeren van de vrachtwagen en dat daarvoor kosten in rekening mochten worden gebracht.

4..De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt dat de compressor niet deugdelijk door VGTC is gemonteerd en daardoor is losgelopen. Als gevolg van het loslopen van de compressor is motorschade ontstaan aan de vrachtwagen. Het voorgaande is niet, dan wel onvoldoende, betwist door VGTC. In beginsel is VGTC daarom aansprakelijk voor de schade als gevolg van het niet- deugdelijk monteren van de compressor.
algemene voorwaarden van toepassing?
4.2.
VGTC voert als meest verstrekkende verweer dat zij, gelet op haar algemene voorwaarden, behoudens in geval van opzet of bewuste roekeloosheid nimmer aansprakelijk
is voor directe of indirecte schade. Omdat er geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid is zij niet aansprakelijk voor enige schade, aldus VGTC. [eiser] voert aan dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, omdat hij geen mogelijkheid heeft gehad om daarvan kennis te nemen. Naar de kantonrechter begrijpt doet [eiser] een beroep op vernietiging van de algemene voorwaarden op grond van artikel 6:233 b BW.
4.3.
Op grond van artikel 6:233 b BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien de wederpartij geen redelijke mogelijkheid is geboden om van de voorwaarden kennis te nemen. Artikel 6:234 BW bepaalt - kort gezegd - dat de gebruiker aan de wederpartij de in artikel 6:233 BW onder b bedoelde mogelijkheid heeft geboden indien hij de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand heeft gesteld of, indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, vóór de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij heeft bekend gemaakt dat de algemene voorwaarden ter inzage liggen alsmede dat zij op verzoek zullen worden toegezonden.
4.4.
VGTC verwijst voor toepasselijkheid van de algemene voorwaarden naar een pro forma factuur van 11 februari 2020, waarin de algemene voorwaarden van VGTC van toepassing worden verklaard. Deze factuur is verzonden ongeveer een jaar voordat de huidige reparatie speelde, en betreft andere werkzaamheden. Dit betekent dat op basis van deze enkele factuur niet kan worden vastgesteld dat de voorwaarden vóór of bij het sluiten van de huidige overeenkomst ter hand zijn gesteld. Evenmin is gebleken dat VGTC de voorwaarden redelijkerwijs niet ter hand heeft kunnen stellen aan [eiser].
4.5.
De conclusie is dat de algemene voorwaarden door [eiser] zijn vernietigd en VGTC haar verweer daarop niet kan baseren.
eigen schuld?
4.6.
VGTC stelt verder dat zij niet aansprakelijk is voor de schade, omdat de chauffeur van [eiser] de schade (mede) heeft veroorzaakt. VGTC voert daartoe het volgende aan. Bij haar onderzoek heeft VGTC de Motorregelmodule (hierna: de EMS) van de vrachtwagen gecontroleerd. Dit is een systeem waarin alle motormeldingen van een vrachtwagen worden geregistreerd. Uit de EMS bleek dat om 15:58 uur een melding met code P25AE00 is gegeven, die duidt op een te lage zuigerkoeloliedruk. Deze melding is om 16:01 uur opgevolgd door een melding met code P05200 wegens te lage motoroliedruk. Beide meldingen bestaan uit een rode waarschuwingslamp die gaat branden en daarnaast een akoestisch signaal. Uit de EMS blijkt dat de chauffeur na de eerste melding 1:15 uur heeft doorgereden alvorens de vrachtwagen tot stilstand te brengen, aldus VGTC. Gedurende het doorrijden is de chauffeur verschillende afslagen en andere parkeergelegenheden gepasseerd, zonder de vrachtwagen tot stilstand te brengen. Wanneer de chauffeur de vrachtwagen direct na de meldingen tot stilstand zou hebben gebracht was de schade beperkt gebleven tot het vastzetten van de compressor en het op peil brengen van de olie. Dat zou dan neerkomen op een bedrag van ongeveer € 2.000,-.
4.7.
[eiser] betwist dat de chauffeur meldingen heeft ontvangen. Dit kan volgens [eiser] ook niet uit de EMS worden afgeleid. De chauffeur heeft verklaard voor het eerst rond 16:50 uur een bijzonder geluid uit de motor gehoord te hebben en heeft toen de vrachtwagen op de eerst mogelijke parkeerplaats om 17:13 uur geparkeerd. [eiser] betwist dat de schade aan de motor is ontstaan als gevolg van het doorrijden door de chauffeur.
4.8.
Het is in beginsel aan VGTC om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiser]. VGTC zal worden toegelaten feiten en/of omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat:
de chauffeur om 15:58 uur en 16:01 uur meldingen heeft ontvangen; en
de schade aan de motor het gevolg is van het doorrijden door de chauffeur na ontvangst van die meldingen.
4.9.
Indien VGTC slaagt in het leveren van het bewijs is de kantonrechter van oordeel dat de schade van [eiser] niet geheel aan VGTC kan worden toegerekend.
4.10.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
laat VGTC toe tot het leveren van bewijs van hetgeen vermeld onder 4.5 van het vonnis;
5.2.
bepaalt dat:
o VGTC ter rolzitting van
dinsdag 23 augustus 2022 om 13:30uur bij te nemen akte in de gelegenheid is mede te delen of, en zo ja, op welke wijze zij dit bewijs wenst te leveren, waarbij de akte uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12:00 uur ter griffie ontvangen moet zijn;
o en indien zij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren zij bij die gelegenheid op het bewijsthema betrekking hebbende bescheiden direct in het geding dient te brengen;
o en indien zij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen zij bij akte opgave dient te doen van het aantal en de personalia van de door haar voor te brengen getuigen, alsmede van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden september, oktober en november 2022, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
5.3.
bepaalt dat VGTC te zijner tijd zelf zorg dient te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
5.4.
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en in het openbaar uitgesproken.
47636