ECLI:NL:RBROT:2022:5682

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
10/217024-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling wegens niet-naleving van meldplicht en verbod op drugs- en alcoholgebruik

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 mei 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde was op 21 december 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld na het uitzitten van een gevangenisstraf van 24 maanden. Bij deze voorwaardelijke invrijheidstelling waren bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een verbod op drugs- en alcoholgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde deze voorwaarden verwijtbaar niet heeft nageleefd, wat heeft geleid tot de vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 mei 2022 gevoerd, waarbij de officier van justitie en de veroordeelde, bijgestaan door haar raadsvrouw, zijn gehoord. De reclassering heeft gerapporteerd dat de veroordeelde zich niet aan de meldplicht heeft gehouden en dat zij meerdere positieve urine-uitslagen heeft gehad. Ondanks een kortdurende klinische behandeling, heeft de veroordeelde zich niet gemotiveerd getoond en is zij teruggevallen in middelengebruik. De reclassering heeft geadviseerd om het toezicht voortijdig negatief te beëindigen, omdat er geen mogelijkheden meer zijn voor gedragsverandering.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen voor een periode van 100 dagen. Dit is gedaan om de veroordeelde de kans te geven om te stabiliseren en een passende zorginstelling te vinden voor haar verslavingsproblematiek. De rechtbank benadrukt het belang van samenwerking met de reclassering en de noodzaak van behandeling om recidive te voorkomen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank ROtterdam
Team straf 2
VI-zaaknummer: 99/001209-43
Parketnummer: 10/217024-20
Datum uitspraak: 23 mei 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, locatie Ter Peel,
raadsvrouw mr. K. Lans, advocaat te IJmuiden.

Opgelegde straf

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank
Rotterdam van 18 december 2020, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
De veroordeelde is op 21 december 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Als bijzondere voorwaarden zijn onder meer gesteld:
- de verplichting zich op bepaalde tijdstippen te melden bij Tactus Reclassering;
- een verbod op drugs en alcohol en de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- de verplichting zich onder ambulante behandeling van de forensische polikliniek JusTact, althans een soortgelijke zorginstelling, te stellen;
- de verplichting, indien geïndiceerd, tot opneming in een zorginstelling voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal 7 weken;
- de verplichting mee te werken aan ambulante woonbegeleiding;
- de verplichting deel te nemen aan een cognitieve vaardigheidstraining;
- de verplichting mee te werken aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding.
De proeftijd van 365 dagen is ingegaan op 21 december 2021 en het strafrestant bedraagt dan 237 dagen.
De rechter-commissaris heeft op 2 mei 2022 de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen.

Vordering

Op 28 april 2022 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, wegens het niet naleven van voormelde voorwaarden, gedurende 100 dagen.
Bij de vordering is overgelegd het rapport van 26 april 2022 van Tactus Reclassering Zwolle (hierna ook: de reclassering).

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 23 mei 2022.
De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh en de veroordeelde, bijgestaan door de raadsvrouw, zijn gehoord.
Voorts is de deskundige [naam], als reclasseringswerker verbonden aan Tactus Reclassering Zwolle, gehoord.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Het rapport van de reclassering houdt – kort gezegd – het volgende in.
De veroordeelde heeft zich niet gehouden aan de meldplicht en het verbod op drugs- en alcoholgebruik. Na meerdere positieve urine-uitslagen is op 30 maart 2022 een kortdurende klinische behandeling in de forensische verslavingsafdeling van Novadic Kentron gestart. De reclassering heeft op 22 april 2022 van de kliniek het bericht ontvangen dat de veroordeelde wederom was teruggevallen in middelengebruik en dat zij geen gemotiveerde houding liet zien, waardoor behandeling niet meer mogelijk was. De veroordeelde heeft diezelfde dag de kliniek moeten verlaten.
Het risico op recidive wordt ingeschat op gemiddeld en het risico op onttrekking aan de voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De veroordeelde heeft zich meermaals niet aan de afspraken en de regels van de reclassering en de behandeling in de kliniek gehouden. De veroordeelde is niet open over haar middelengebruik en staat niet open voor de geboden behandeling. Ook heeft de veroordeelde een verleden met het niet nakomen van afspraken van het reclasseringstoezicht, waarbij al eerder een toezicht voortijdig negatief is beëindigd. Geadviseerd wordt het reclasseringstoezicht voortijdig negatief te beëindigen, omdat de veroordeelde de voorwaarden heeft overtreden en er – ook na een gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling – geen mogelijkheden meer zijn voor gedragsverandering en risicobeperking.
De deskundige heeft op de terechtzitting het rapport van de reclassering toegelicht en verklaard dat de veroordeelde op een aantal gebieden weliswaar een gemotiveerde houding heeft laten zien, maar dat dit niet geldt met betrekking tot haar middelengebruik. De deskundige heeft het standpunt van de reclassering op de terechtzitting gewijzigd in die zin, dat de reclassering, in geval van langdurige klinische behandeling van de veroordeelde voor haar verslavingsproblematiek direct aansluitend op haar vrijlating, nog mogelijkheden ziet voor gedragsverandering en risicobeperking. De deskundige heeft verklaard zich aan te sluiten bij de vordering van de officier van justitie tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 100 dagen, omdat deze periode nodig is om voor de veroordeelde een passende zorginstelling te vinden.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat zij zich door een terugval in middelengebruik niet aan de voorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling heeft gehouden. Zij heeft verzocht om een tweede kans, omdat zij nu gemotiveerd is om de CoVa-training af te ronden en te starten met ambulante behandeling bij JusTact. Ook wil zij gaan werken via werkleerbedrijf Lucrato en met haar hond in een voorziening voor begeleid wonen gaan verblijven. Zij heeft verklaard bereid te zijn zich aan alle voorwaarden te houden.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen en subsidiair om de vordering toe te wijzen voor een kortere periode. Daartoe is aangevoerd dat een aantal overtredingen van de voorwaarden zoals vermeld in de vordering niet juist is. De veroordeelde is van ver gekomen en heeft zich eerder door de reclassering in de steek gelaten gevoeld. De veroordeelde is nu al een geruime periode clean, zodat dit een goed moment is om haar te laten tonen hoe gemotiveerd ze is om mee te werken aan hulpverlening, trainingen en het verkrijgen van een eigen woning.

Beoordeling

De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de veroordeelde de voorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling, te weten de meldplicht en het drugs- en alcoholverbod, verwijtbaar niet heeft nageleefd.
De rechtbank acht het van belang dat de veroordeelde meewerkt met de reclassering, omdat zij zonder hulp en begeleiding het risico loopt dat zij afglijdt naar een ongewenste situatie van drugsgebruik en het mogelijk plegen van strafbare feiten. De reclassering heeft verklaard nog mogelijkheden te zien voor gedragsverandering en risicobeperking als de veroordeelde langdurig klinisch voor haar verslavingsproblematiek wordt behandeld. Om mogelijk te maken dat de veroordeelde aansluitend aan haar detentie klinisch kan worden behandeld voor haar verslavingsproblematiek en de reclassering de gelegenheid te bieden om het vangnet van zorg, begeleiding en medicatie aansluitend aan de detentie goed te regelen, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog gedeeltelijk, te weten voor een periode van 100 dagen, moet worden ondergaan. Deze periode dient tot stabilisering en het zoeken naar een passende klinische vervolgvoorziening.

Beslissing

De rechtbank:
wijst toe de vordering tot gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, alsnog een gedeelte, groot
100 dagen, moet worden ondergaan.
Deze beslissing is genomen door mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2022.