ECLI:NL:RBROT:2022:5677

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
10/090316-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak dood door schuld en schuldigverklaring voor nalaten hulp verschaffen in drugsoverdosiszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van dood door schuld en nalaten hulp te verschaffen aan een persoon die in levensgevaar verkeerde. De verdachte was betrokken bij het persen van amfetamine samen met het slachtoffer, die op 25 augustus 2019 overleed aan een overdosis. De rechtbank oordeelde dat de dood door schuld niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen het nalaten van de verdachte en de dood van het slachtoffer. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van dood door schuld. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit van nalaten hulp verschaffen wel bewezen. De verdachte had, ondanks zijn pogingen tot reanimatie, nagelaten om professionele medische hulp in te schakelen, wat volgens de rechtbank een overtreding van artikel 450 van het Wetboek van Strafrecht opleverde. De rechtbank besloot om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat er geen causaal verband was vastgesteld tussen het nalaten van de verdachte en de dood van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/090316-21
Datum uitspraak: 22 juni 2022
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
gemachtigd raadsvrouw mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot hechtenis van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak primair ten laste gelegde (dood door schuld)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde dood door schuld niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Motivering vrijspraak
De rechtbank gaat uit van het volgende.
Op zondag 25 augustus 2019 iets na 14:30 uur ’s middags wordt in de woning van de verdachte aan de [adres] het stoffelijk overschot gevonden van [naam slachtoffer] . Uit het toxicologisch onderzoek blijkt dat [naam slachtoffer] is overleden aan een overdosis amfetamine. Uit de onderzoeken blijkt niet wat het tijdstip van overlijden is. In de woning van de verdachte wordt ook een grote hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen, evenals materiaal voor het persen en prepareren van amfetamine.
Voor het antwoord op de vraag wat zich precies in de woning van de verdachte heeft afgespeeld in de achtenveertig uur voorafgaand aan het binnentreden door de politie op 25 augustus 2019, is de rechtbank enkel aangewezen op de verklaringen van de verdachte. Daarbij moet worden aangetekend dat, zoals blijkt uit de medische informatie en de waarneming van de verbalisanten, ook de verdachte onder invloed was van de giftige dampen die vrijkomen bij het persen van amfetamine. Deze constatering maakt dat behoedzaam moet worden omgegaan met de waarnemingen door de verdachte en zijn herinneringen aan de gang van zaken en het specifieke tijdpad van gebeurtenissen gedurende het weekend.
De verdachte heeft hierover – voor zover hier van belang – verklaard dat hij vanaf vrijdag 23 augustus 2019 rond 16:00 uur met [naam slachtoffer] in zijn woning een grote partij amfetamine aan het persen en verwerken was. De verdachte meldt dat [naam slachtoffer] om de klus tijdig te klaren weinig tot geen rust neemt, maar non-stop doorgaat met het persen van de amfetamine. Als hij uiteindelijk op bed gaat liggen om te rusten (volgens de verdachte is het dan zaterdagnacht), maakt hij trappende bewegingen met zijn benen. Of, en zo ja, hoe lang de verdachte en [naam slachtoffer] die nacht geslapen hebben is niet duidelijk. Naar eigen zeggen constateert de verdachte de daaropvolgende ochtend dat [naam slachtoffer] nog steeds trappende bewegingen maakt. De verdachte stelt voor om de vriendin van [naam slachtoffer] te bellen of om hem naar huis te brengen, maar [naam slachtoffer] verzet zich daartegen. Omdat de verdachte merkt dat [naam slachtoffer] warm is biedt hij hem drinken aan. Op enig moment, hoeveel later is onduidelijk, merkt de verdachte dat [naam slachtoffer] verslapt (de verdachte spreekt ook over verkrampen) en niet meer uit zichzelf ademt. De verdachte gaat dan over op mond op mondbeademing en ziet dat er zwart spul uit neus, mond en oor van [naam slachtoffer] komt. Vervolgens probeert de verdachte [naam slachtoffer] te reanimeren en draait hij hem op zijn zij om te voorkomen dat hij zou stikken.
Onder schuld in de zin van artikel 307 Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt een min of meer grove of aanmerkelijke schuld verstaan. Of daarvan sprake is wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende duidelijk hoe, wanneer en in welk tempo de gesteldheid van [naam slachtoffer] achteruit is gegaan en in hoeverre de symptomen daarvan steeds voor de verdachte kenbaar waren of hadden moeten zijn. De verdachte heeft verklaard dat [naam slachtoffer] “eigenwijs” was en zich verzette tegen suggesties van de verdachte om hem naar huis te brengen of door zijn vriendin te laten ophalen. Afgaand op de verklaring van de verdachte wordt het hem pas op het moment dat [naam slachtoffer] verkrampt of verslapt duidelijk dat sprake is van een kritieke situatie. Of medisch ingrijpen [naam slachtoffer] op dat moment nog had kunnen redden, staat evenmin vast. Gezien het voorgaande concludeert de rechtbank dat het dossier onvoldoende feitelijke ondersteuning biedt om de dood van [naam slachtoffer] toe te rekenen aan het nalaten van de verdachte om tijdig medische hulp in te schakelen voor [naam slachtoffer] zoals geconcretiseerd in de tenlastelegging. Een causaal verband tussen het nalaten door de verdachte en de ingetreden dood van [naam slachtoffer] kan niet worden vastgesteld. Dit betekent dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte schuld heeft aan de dood van [naam slachtoffer] .
4.2.
Bewijswaardering subsidiair ten laste gelegde (nalaten hulp verschaffen)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Aangevoerd is dat de verdachte wel degelijk hulp heeft verleend op het moment dat het levensgevaar voor [naam slachtoffer] zich manifesteerde. De verdachte heeft hem gereanimeerd, mond op mondbeademing gegeven, op zijn zij gelegd en zijn tong gecontroleerd. De hulp van de verdachte mocht echter niet baten. In dat geval, zo stelt de raadsvrouw, brengt artikel 450 Sr geen verplichting om medische hulp in te schakelen mee.
Beoordeling
Artikel 450 Sr verplicht degene die getuige is van ogenblikkelijk levensgevaar voor een ander om aan die ander die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder redelijkerwijs te duchten gevaar, verschaffen kan. Causaal verband tussen het nalaten en de ingetreden dood is niet vereist.
Blijkens zijn eigen verklaring is de verdachte op zeker moment overgegaan tot reanimatie en mond op mondbeademing van [naam slachtoffer] . Uit dit handelen van de verdachte leidt de rechtbank af dat de verdachte zich op dat moment kennelijk bewust was van een voor [naam slachtoffer] levensbedreigende situatie. Onder die omstandigheden had de verdachte kunnen en moeten inzien dat professionele medische hulp geboden was en daarnaar moeten handelen. Van de verdachte had verwacht mogen worden dat hij, naast de hulp die hij zelf ter plekke kon verlenen, ook medische assistentie had ingeschakeld. Ook na zijn reanimatiepoging heeft de verdachte dat niet gedaan. De beoordeling of [naam slachtoffer] al dan niet baat zou hebben bij medische hulp is niet aan de verdachte, maar voorbehouden aan een arts. Van de verdachte had juist om die reden verwacht mogen worden dat hij externe medische hulp zou inschakelen. De rechtbank acht overtreding van artikel 450 Sr bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij omstreeks 24 augustus 2019 tot en met 25
augustus 2019 te Rotterdam,
toen hij, verdachte, getuige was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een
persoon, genaamd [naam slachtoffer] , verkeerde,
heeft nagelaten om hulp te verschaffen aan die [naam slachtoffer] ,
immers heeft verdachte,
toen hij bemerkte dat die [naam slachtoffer] in de
middag of avond van 24 augustus 2019 of nacht of ochtend van 25
augustus 2019
- verdovende middelen had gebruikt en/of giftige dampen van verdovende
middelen had ingeademd en die [naam slachtoffer] daardoor hulpbehoevend was geraakt en
- op bed lag te trappen met zijn benen en verkrampte en verslapte en of erg warm aanvoelde
- niet meer uit zichzelf ademde,
geen (medische) hulp en/of (medische) verzorging ingeroepen , terwijl daarbij voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor
zichzelf of anderen te duchten was, terwijl de dood van die hulpbehoevende
[naam slachtoffer] is gevolgd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
subsidiair
Als getuige van het ogenblikkelijke levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaten deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, terwijl de dood van de hulpbehoevende volgt
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel

Bij de vraag of en zo ja, welke straf of maatregel moet worden opgelegd, wordt gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in het weekend van 23 tot en met 25 augustus 2019 in zijn woning
samen met een kennis van hem, [naam slachtoffer] , een grote hoeveelheid amfetamine geperst. Tijdens de werkzaamheden is [naam slachtoffer] uiteindelijk in de woning overleden aan een amfetamineoverdosis. De verdachte heeft vergeefse pogingen tot reanimatie en mond op mondbeademing ondernomen, maar nagelaten adequate medische hulp in te schakelen. Hoewel de verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van [naam slachtoffer] , heeft hij wel degelijk verwijtbaar gehandeld door in het geheel geen professionele medische hulp in te schakelen. Dat de verdachte zelf ook onder invloed verkeerde van de amfetaminedampen geldt in dit opzicht niet als een verzachtende omstandigheid: de verdachte heeft er immers zelf voor gekozen zich in deze situatie te begeven. De verdachte is niet ter zitting verschenen om verantwoording over zijn handelen af te leggen.
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel is de verdachte op 20 mei 2021 ter zake van de hierboven in hoofdstuk 4 beschreven Opiumwetfeiten door het Gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden (hierna: de drugszaak). Dit arrest is nog niet onherroepelijk.
Slotsom
De vraag is welke straf passend en geboden is. Daarbij acht de rechtbank het volgende van belang.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 450 Sr, een overtreding waarvoor een wettelijke maximumstraf van drie maanden hechtenis geldt. Dit feit is gelijktijdig begaan met de misdrijven waarvoor verdachte in de drugszaak bij arrest van 20 mei 2021 reeds is veroordeeld tot een forse gevangenisstraf. De rechtbank moet daarom oordelen alsof er sprake is van gelijktijdige oplegging van straf. Het is aannemelijk dat wanneer het bewezenverklaarde in deze zaak was meegenomen in de drugszaak, dit niet tot een zwaardere strafoplegging zou hebben geleid. Daarom acht de rechtbank het, anders dan de officier van justitie, aangewezen te bepalen dat aan de verdachte in deze zaak geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

8..Vorderingen benadeelde partijen

De volgende vorderingen zijn door mr. N. Stolk namens de in het geding gevoegde
benadeelde partijen ingediend.
Vordering van [naam benadeelde 1] (partner van [naam slachtoffer] )
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] vordert een immateriële schadevergoeding voor affectieschade van € 20.000 als de verdachte zou worden veroordeeld voor het primair ten laste gelegde misdrijf, dan wel een bedrag van € 17.500 indien hij wordt veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde overtreding. Daarnaast vordert zij een materiële schadevergoeding van € 12.500 voor gederfd levensonderhoud.
Namens haar minderjarige zoontje [naam] vordert benadeelde partij [naam benadeelde 1] eveneens immateriële schadevergoeding voor affectieschade van primair € 20.000, dan wel €17.500 bij toewijzing van het subsidiair ten laste gelegde.
Vordering van [naam benadeelde 2] (moeder van [naam slachtoffer] )
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] vordert een immateriële schadevergoeding voor affectieschade van € 17.500 als de verdachte zou worden veroordeeld voor het primair ten laste gelegde, dan wel een bedrag van € 15.000 indien hij wordt veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde. Daarnaast vordert zij een materiële schadevergoeding van € 6.426,62 voor gemaakte begrafeniskosten.
Vordering van [naam benadeelde 3] (zus van [naam slachtoffer] )
De benadeelde partij [naam benadeelde 3] vordert een immateriële schadevergoeding voor affectieschade van € 17.500 als de verdachte zou worden veroordeeld voor het primair ten laste gelegde misdrijf, dan wel een bedrag van € 15.000 indien hij wordt veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde overtreding.
Alle benadeelde partijen vorderen wettelijke rente over en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toe te kennen bedrag.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de benadeelde partijen geconcludeerd tot ontvankelijkheid en toewijzing van de ingediende vorderingen en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, primair gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de vorderingen van de benadeelde partijen weersproken zijn en hiermee een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Beoordeling
Vorderingen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2]
Door de benadeelde partijen is aangevoerd dat de verdachte onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door na te laten adequate hulp te verschaffen aan [naam slachtoffer] ten gevolge waarvan [naam slachtoffer] is komen te overlijden. Voor het aannemen van een onrechtmatige daad is causaliteit tussen de gestelde schade en het nalaten tijdig op te treden door de verdachte vereist. Zoals hiervoor in hoofdstuk 4 is overwogen acht de rechtbank geen causaal verband bewezen tussen het nalaten van de verdachte en de ingetreden dood van [naam slachtoffer] . De rechtbank acht enkel het subsidiair ten laste gelegde feit (waarbij geen causaal verband tussen het nalaten en de ingetreden dood is vereist) bewezen. Om dezelfde reden is niet komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. Gezien het voorgaande is er geen aanleiding de vorderingen van de benadeelde partijen eveneens door de civiele rechter te laten beoordelen. De vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] zullen daarom worden afgewezen.
Vordering [naam benadeelde 3]
Ten aanzien van de door [naam benadeelde 3] gevorderde affectieschade stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij niet kan worden aangemerkt als één van de in de wet aangewezen kring van gerechtigden. Van een zorgrelatie in gezinsverband is niet gebleken. Vast staat dat [naam benadeelde 3] een hechte band had met haar overleden broer en dat zij zeer ontdaan is door het verlies van haar broer, maar dit is juridisch gezien niet voldoende om te spreken van een dusdanig bijzondere affectieve relatie dat de hardheidsclausule dient te worden toegepast. De memorie van toelichting noemt als voorbeeld van een nauwe persoonlijke betrekking waarop de hardheidsclausule van toepassing is een relatie van broers of zussen die langdurig samenwonen en voor elkaar zorgen. Daarvan is in dit geval niet gebleken. De situatie van [naam benadeelde 3] verschilt in zoverre niet van andere broers en zussen die samen in een hecht gezin opgroeien. Nadere onderbouwing en verdere bespreking van dit deel van de vordering en het verweer ertegen zouden een onevenredige belasting van het strafproces vormen.
Gezien het hiervoor vastgestelde ontbreken van causaal verband bij de beoordeling van de op dezelfde grondslag ingediende vorderingen van de overige benadeelde partijen zou een nadere onderbouwing de benadeelde partij niet baten. De rechtbank zal daarom ook de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] afwijzen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
wijst af de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3] ;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2022.
De voorzitter /oudste rechter /jongste rechter /griffier is /zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks 24 augustus 2019 tot en met 25
augustus 2019 te Rotterdam
meermalen, althans eenmaal,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig
heeft gehandeld jegens [naam slachtoffer] ,
door toen en daar ten aanzien van die [naam slachtoffer] , van wie hij verdachte, wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die [naam slachtoffer] (diverse) verdovende
middelen had gebruikt en/of giftige dampen van (die) verdovende middelen had
ingeademd en/of die [naam slachtoffer] (daardoor) buiten bewustzijn, althans in verminderde
staat van bewustzijn en/of hulpbehoevend was geraakt,
(telkens) na te laten om noodzakelijke en/of adequate medische hulp voor die
[naam slachtoffer] in te schakelen,
terwijl hij, verdachte, zag en/of bemerkte en/of waarnam en/of hoorde dat die
[naam slachtoffer] in de middag en/of avond van 24 augustus 2019 en/of nacht en/of ochtend
van 25 augustus 2019
- verdovende middelen gebruikte en/of giftige dampen van (die) verdovende
middelen had ingeademd en/of
- op bed (constant/onophoudelijk) lag te trappen met zijn benen en/of lag te trillen
met zijn handen en/of verkrampte en/of verslapte en/of erg warm/heet aanvoelde
en/of
- niet meer (goed/verstaanbaar) kon praten en/of
- geen water kon binnen houden en/of
- aan het stikken was, althans niet meer uit zichzelf ademde en/of
- ( zwart) gal spuugde en/of
- terwijl hij, verdachte, zag en/of bemerkte en/of waarnam en/of hoorde dat er in de
middag en/of avond van 24 augustus 2019 en/of nacht en/of ochtend van 25
augustus 2019 uit het oor en/of de mond en/of de neus van die [naam slachtoffer] (donker)
slijm en/of keutels kwamen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat [naam slachtoffer] is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks 24 augustus 2019 tot en met 25
augustus te Rotterdam,
meermalen, althans eenmaal,
toen hij, verdachte, getuige was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een
persoon, genaamd [naam slachtoffer] , verkeerde,
(telkens) heeft nagelaten om hulp te verlenen en/of te verschaffen aan die [naam slachtoffer] ,
immers heeft verdachte,
toen hij zag en/of bemerkte en/of waarnam en/of hoorde dat die [naam slachtoffer] in de
middag en/of avond van 24 augustus 2019 en/of nacht en/of ochtend van 25
augustus 2019
- verdovende middelen had gebruikt en/of giftige dampen van (die) verdovende
middelen had ingeademd en/of die [naam slachtoffer] daardoor buiten bewustzijn, althans in
verminderde staat van bewustzijn en/of hulpbehoevend was geraakt en/of
- op bed (constant/onophoudelijk) lag te trappen met zijn benen en/of lag te trillen
met zijn handen en/of verkrampte en/of verslapte en/of erg warm/heet aanvoelde
en/of
- niet meer (goed/verstaanbaar) kon praten en/of
- geen water kon binnen houden en/of
- aan het stikken was, althans niet meer uit zichzelf ademde en/of
- ( zwart) gal spuugde en/of
- terwijl hij, verdachte, zag en/of bemerkte en/of waarnam en/of hoorde dat er in de
middag en/of avond van 24 augustus 2019 en/of nacht en/of ochtend van 25
augustus 2019 uit het oor en/of de mond en/of de neus van die [naam slachtoffer] (donker)
slijm en/of keutels kwamen,
geen (medische) hulp en/of (medische) verzorging ingeroepen en/of gehaald en/of
ingeschakeld, terwijl daarbij voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor
zichzelf en/of anderen te duchten was, terwijl de dood van die hulpbehoevende
[naam slachtoffer] is gevolgd.