ECLI:NL:RBROT:2022:5675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
C/10/623438 / HA ZA 21-714
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van betalingsverplichtingen en tegenvorderingen in het kader van een verbouwingsovereenkomst

In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van openstaande facturen van de gedaagden, die gezamenlijk een aannemingsovereenkomst hebben gesloten voor de verbouwing van appartementen. De gedaagden stellen dat zij tegenvorderingen hebben op eiseres en dat zij bevoegd zijn tot verrekening of opschorting van hun betalingsverplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot vertraging in de oplevering van de appartementen. De rechtbank oordeelt dat eiseres een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is aan de gedaagden vanwege deze vertraging. Daarnaast is er een deskundige benoemd om de gebreken in de geluidsisolatie van de appartementen te onderzoeken, aangezien gedaagden stellen dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd conform de afspraken. De zaak is aangehouden voor het nemen van een akte door beide partijen om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de te stellen vragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/623438 / HA ZA 21-714
Vonnis van 29 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.B.A. Alkema te Breda,
tegen

1..[naam gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
3.
[naam gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 3] ,
4.
[naam gedaagde 4],
wonende te [woonplaats gedaagde 4] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.P. van Leeuwen te Rotterdam.
Eiseres wordt hierna [naam eiseres] genoemd. Gedaagden sub 1 en sub 2 worden hierna gezamenlijk (in enkelvoud) [naam gedaagde 1] genoemd, gedaagde sub 3 wordt hierna [naam gedaagde 3] genoemd en gedaagde sub 4 wordt hierna [naam gedaagde 4] genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk [gedaagden] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juli 2021, met producties 1 tot en met 64;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties
1. tot en met 32;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 18 november 2021;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de brief van [naam eiseres] van 31 maart 2022, met productie 65;
  • de brief van [naam eiseres] van 6 april 2022, met productie 66;
  • de mondelinge behandeling op 11 april 2022;
  • de spreekaantekeningen van mrs. L. Prinsen, namens [naam eiseres] , en Van Leeuwen, voornoemd, voorgedragen tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] is aan een aannemersbedrijf.
2.2.
Op 19 juni 2018 heeft [naam eiseres] met projectontwikkelaar Urbanite Homes B.V. (hierna: Urbanite) een aannemingsovereenkomst gesloten voor de revitalisatie en transformatie van een kantoorpand aan de [adres 1] .
2.3.
[gedaagden] hebben met Urbanite koopovereenkomsten gesloten ter verkrijging van de appartementsrechten in het pand aan de [adres 1] , te weten:
- het appartement [adres 2] door [naam gedaagde 1] ;
- het appartement [adres 3] door [naam gedaagde 3] ;
- het appartement [adres 4] door [naam gedaagde 4] .
2.4.
[gedaagden] hebben aan [naam eiseres] opdracht gegeven tot de verbouwing van de appartementen. [naam gedaagde 4] , [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 1] hebben op respectievelijk 5 februari 2019, 12 februari 2019 en 7 maart 2019 een verbouwingsovereenkomst ondertekend. Op deze verbouwingsovereenkomsten zijn de Algemene Voorwaarden voor de Verbouwingsovereenkomst van Woningborg N.V. (1 juli 2015) van toepassing (hierna: de algemene voorwaarden).
2.5.
In de verbouwingsovereenkomsten is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Artikel 1
Voor rekening van de Opdrachtgever zal de Ondernemer, conform de bij deze overeenkomst behorende en in de ontvangstverklaring genoemde stukken in en/ of rondom de woning, staande en gelegen te Rotterdam aan de [adres 1] het navolgende uitvoeren, in deze overeenkomst te noemen: "de Verbouwing":
(…)
Een en ander conform de onderstaande documenten/gegevens:
- Technische omschrijving met werknummer 200865 12-04-2018 Rialto Bouwadvies BV
(…)
- Inschrijfbegroting DEF L180051 pagina 1 t/m 29 14-6-2018 07:09 [naam eiseres]
- Verbouwingsspecificatie ongedateerd Urbanite Homes B.V.
(…)
Rangorde van toepassing zijnde bescheiden:
1. Deze Verbouwingsovereenkomst;
2. Inschrijfbegroting DEF L180051 pagina 1 t/m 29 d.d. 14-6-2018 07:09,
3. Besteks- en of constructietekeningen als hierboven genoemd,
4. Technische omschrijving met werknummer 200865 datum 2-04-2018.
Omgevingsvergunning/ aanvang en oplevering van de Verbouwing
Artikel 2
Keuze (A)
(…)
De Ondernemer zal direct nadat deze overeenkomst door beide partijen is getekend aanvangen met de Verbouwing.
De oplevering van de Verbouwing geschiedt:
Keuze (A1)
Binnen 170 werkbare werkdagen na de aanvang van de Verbouwing, aanvang gepland week 40 2018.

4..Aanvullende afspraken:

(…)
Verder is afgesproken dat er in het pand een nieuwe lift gerealiseerd zal worden conform de afspraken die zijn gemaakt tijdens het Bilderberg overleg van 16-1-2019 en vastgelegd in e-mail d.d.
18-1-2019.”
2.6.
In de Technische Omschrijving van 2 april 2018 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“30.32 Kozijnen
Aluminium buitenkozijnen
(…)
Kleur:
- Zilvergrijs
(…)
70.33
Energie-omzetter
PV-omvormer (t bv zonnepanelen)
Uitvoeringsvorm: opbouw.
Vermogen (W): in overeenstemming met het aantal benodigde PV-modulen.
Toebehoren:
- verbindingskabel met connectoren tussen PV-modulen en omvormer.
PV- module
Type: conform maximale opbrengst
Vermogen (Wp): 300 per paneel.
Aantal (st.): conform tekening.”
2.7.
In de inschrijfbegroting van 14 juni 2018 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“1 pst leveren en monteren PV installatie bestaande uit;
demonteren oude PV Installatie
leveren/ monteren 18 zonnepaneel 300 WP (6
st./ app.)”
2.8.
In de algemene voorwaarden is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

Wijzigingen in opdracht van de Opdrachtgever
Artikel 4
(…)
1. De Opdrachtgever kan, zulks in afwijking van de in de ontvangstverklaring van de akte genoemde stukken, tot aan de oplevering in de zin van artikel 8 lid 2 van deze Algemene Voorwaarden de Ondernemer verzoeken wijzigingen aan te brengen in de Verbouwing.
(…)
3. Doet zich geen der gevallen in het vorige lid van dit artikel vermeld voor, dan verstrekt de Ondernemer binnen een redelijke periode doch uiterlijk binnen drie (3) weken na het verzoek schriftelijk opgave van de prijs van de verzochte wijziging, het tijdstip van betaling daarvan en, indien daartoe aanleiding is, opgave van het aantal werkbare werkdagen waarmee de termijn voor oplevering daardoor zal worden verlengd. De wijziging maakt deel uit van de Verbouwing indien de Opdrachtgever binnen één (1) week na ontvangst van de opgave zich schriftelijk daarmee akkoord verklaart.
(…)
Bouwtijd en oplevering
Artikel 8
(…)
6. Bij overschrijding van de overeengekomen bouwtijd is de Ondernemer een gefixeerde schadevergoeding aan de Opdrachtgever verschuldigd van € 25 per kalenderdag tot de dag waarop de Verbouwing aan de Opdrachtgever wordt opgeleverd.
(…)
10. Indien de Opdrachtgever, onder overlegging van genoegzame bewijzen, aantoont dat, door de overschrijding van de overeengekomen bouwtijd of door opschorting van een reeds aangekondigde oplevering, de door hem werkelijk geleden schade meer bedraagt dan het bedrag van de gefixeerde schadevergoeding, heeft de Opdrachtgever, indien en voor zover dit redelijk is, recht op aanvullende schadevergoeding.”
2.9.
In de verbouwingsspecificatie van Urbanite is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“4.11 KOZIJNEN, RAMEN & DEUREN
Buitenkozijnen
De kozijnen van de huidige voorgevel worden uitgevoerd in nieuwe aluminium kozijnen,
kleur zilvergrijs, type Reynaers Cubic SL38 (vlak profiel).”
2.10.
Op 29 augustus 2019 schrijft [naam gedaagde 3] aan [naam 1] en een medewerker van Urbanite het volgende:
“Tav de gevel:
Denk dat we nu snel moeten handelen, om verdere vertraging te voorkomen (we gaan nu toch ’n beetje van "rampje" naar "rampje" dat moeten we m.i. naar de toekomst nu verder uitsluiten!)
Jullie komen met een voorstel voor kleur(en); ik begrijp van [naam 2] dat de Gemeente expliciet alleen zwart en wit heeft uitgesloten. Denk dat we daar gebruik van moeten maken door de gepresenteerde donkergrijs-/bronsachtige kleur alsnog te kiezen; of dit moet gebeuren door dit expliciet aan de Gemeente te vragen danwel dit maar gewoon aan te brengen weet ik niet, ik heb daar geen ervaring mee. Reken erop dat Urbanite dat wel heeft, plus een goede relatie met de Gemeente, wij horen graag hoe [naam 2] /Urbanite dit gaat aanpakken (eigenlijk toch n beetje jammer dat er de afgelopen 5 weken geen vorderingen geboekt zijn op dit gebied ...)”
2.11.
Later op diezelfde dag schrijft [naam gedaagde 3] aan een medewerker van Urbanite (met [naam 1] in de CC) het volgende:
“Er is door ons niet getekend voor zilvergrijs ! (…)
Dit is pure misleiding van Urbanite geweest. Zo ook tav deze kleur: dat was bij jullie kennelijk (blijkt nu ...) bekend, maar niet bij ons.
Wij hebben getekend voor de kleur zoals die op de brochure aangegeven is !
(…)
Ik leg dit nu expliciet bij jou/jullie Urbanite terug ! En verzoek jou de keuze te maken:
Of we gaan verder in het beschreven proces en zoeken een kleur uit: donkergrijs (anthraciet) bronsachtige kleur, zoals de brochure en die wordt aangebracht onder de huidige vergunning-verlening.
Of jij/jullie gaan terug naar de gemeente en vragen hier alsnog toestemming voor !
In beide gevallen blijft de verantwoordelijkheid voor de uitkomst bij Urbanite liggen !
Ik laat me niet gek maken door jullie !”
2.12.
Op 30 augustus 2019 schrijft een medewerker namens Urbanite aan [naam gedaagde 3] het volgende:
“We zijn het er allemaal over eens dat deze kleur bemonsterd had moeten worden omdat kleur subjectief is en zijn daarom op zoek naar oplossingen.
De keuze is wat mij betreft dan ook vrij eenvoudig: we gaan door in het omschreven proces.”
2.13.
Via Whatsapp schrijft [naam 1] en [naam gedaagde 1] op 2, 3 en 9 september 2019, voor zover hier van belang, het volgende:
“Ja. Maar goed. Eerst maar eens kijken hoe we het zo goed mogelijk naar Juffie wens
maken.
Die coater al gesproken; kan alle kleuren maken. Maar heb even wat informatie opgevraagd, krijg ik morgen.
(…)
Morgen liggen monster kleur gevels en marmer op de bouw.
Ik heb besloten dat wij sowieso doorbouwen, ook als de gevels zouden moeten wisselen.
(…)
Ja, ik heb van [naam 3] begrepen dat hij coaten akkoord vindt. Is dat ook met jullie zo besproken.”
2.14.
Op 20 december 2019 heeft de oplevering van het appartement van [naam gedaagde 1] plaatsgevonden.
2.15.
Op 25 maart 2020 schrijft [naam gedaagde 1] aan [naam 1] het volgende:
“Dan is er vanuit [naam gedaagde 2] en mij bereidheid om de vlakverdeling van de raampartij aan de voorzijde zo te houden als hij nu is. Naar wij nu begrijpen van [naam 4] en derden is dit een zeer ingewikkeld en bijna onmogelijk karwei. Wij zijn bereid het voor nu zo te laten zitten en hebben begrepen dat deze, mist juist te realiseren wisseling circa 18.000 euro zou gaan kosten. Wij stellen voor dit bedrag te delen.”
2.16.
Op 9 juni 2020 schrijft [naam 1] aan [naam gedaagde 1] , voor zover hier van belang, het volgende:
“De korting die je benoemd vind ik niet terecht. In ons gesprek heb ik aangegeven wat de vergoeding is als we contract volgen. In dat geval gaat het over EUR 3.900,00.”
2.17.
Op 21 juli 2020 heeft de oplevering van het appartement van [naam gedaagde 4] plaatsgevonden.
2.18.
Op 1 november 2021 schrijft [naam 5] , vader van [naam gedaagde 4] , aan [naam gedaagde 4] het volgende:
“Tijdens jouw studie heb ik de huur van jouw appartement in Rotterdam aan de [adres 5] voorgeschoten, omdat jij daar toen zelf het geld nog niet voor had.
Deze huurbetalingen zijn beëindigd op 1 augustus 2020, daarna ben jij verhuisd naar jouw appartement op de [adres 4] .
Jouw schuld aan mij van voornamelijk deze huurvoorschotten was ondertussen opgelopen tot 250.000 euro.
Op 15 april 2021 heb jij die schuld van 250.000 euro aan mij afbetaald.
Dit is gebeurd via een betaling van 250K van jouw [naam bedrijf 1] , naar mijn [naam bedrijf 2] .
Zie daarvoor ook het ABN-AMRO rekeningafschrift in de bijlage.”
2.19.
[naam gedaagde 1] heeft van alle door [naam eiseres] bij hem in rekening gebrachte bedragen in totaal € 23.605,01 onbetaald gelaten.
2.20.
[naam gedaagde 3] heeft in totaal € 35.447,57 van de facturen niet voldaan, waarvan [naam eiseres] later in totaal € 5.500,-. heeft gecrediteerd.
2.21.
[naam gedaagde 4] heeft van alle door [naam eiseres] bij hem in rekening gebrachte bedragen in totaal € 88.897,07 onbetaald gelaten.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
[naam eiseres] vordert in conventie - samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
I. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om aan [naam eiseres] te betalen € 23.605,01, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 27 december 2019 tot aan de dag van voldoening, alsmede € 1.011,05 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
II. [naam gedaagde 3] te veroordelen om aan [naam eiseres] te betalen € 29.947,57, te vermeerderen met wettelijke rente over € 17.908,74 vanaf 9 juni 2020, over € 19.162,76 vanaf 2 april 2020 over € 1.200,77 vanaf 24 april 2020, over € 258,30 vanaf 9 juni 2020 tot aan de dag van voldoening, alsmede € 1.074,48 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
III. [naam gedaagde 4] te veroordelen om aan [naam eiseres] te betalen € 88.897,07, te vermeerderen met wettelijke rente over € 27.834,20 vanaf 29 mei 2020, over € 27.834,20 vanaf 31 juli 2020, over € 27.834,20, vanaf 9 november 2020, over € 48.813,24 vanaf 6 maart 2020 2020 en over € 15.721,32 vanaf 22 april 2020 tot aan de dag van voldoening, alsmede
€ 1.663,97 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
IV. [gedaagden] te veroordelen in de (na)kosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[naam eiseres] legt aan de vorderingen ten grondslag nakoming van de betalingsverbintenissen van [gedaagden] uit de tussen partijen gesloten overeenkomst en het door [gedaagden] opgedragen meerwerk.
3.3.
[gedaagden] concluderen in conventie tot afwijzing van de vorderingen van [naam eiseres] , met veroordeling van [naam eiseres] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente. [gedaagden] verweren ten eerste met een beroep op verrekening. In dat kader voeren [gedaagden] aan zij vanwege de ontstane vertraging in de bouwtijd recht hebben op schadevergoeding op grond van artikel 8 lid 10 van de algemene voorwaarden, althans op een contractuele boete op grond van artikel 8 lid 6 van de algemene voorwaarden. [naam gedaagde 4] doet ook een beroep op verrekening voor wat betreft een onjuiste berekening van het meer- en minderwerk voor zijn appartement. [gedaagden] doen voorts een beroep op opschorting, omdat [naam eiseres] haar contractuele verplichtingen jegens [gedaagden] niet (volledig) is nagekomen vanwege een aantal geconstateerde gebreken in de woningen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[eisers] vorderen in reconventie - samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
I. [naam verweerster] te veroordelen om aan [naam eiser 1] te betalen: vertragingsschade ad € 15.160,38, althans de contractuele boete ad € 4.775,-, te vermeerderen met wettelijke rente;
II. [naam verweerster] te veroordelen om aan [naam eiser 2] te betalen: vertragingsschade ad € 15.000,-, althans de contractuele boete ad € 11.550,-, te vermeerderen met wettelijke rente;
III. [naam verweerster] te veroordelen om aan [naam eiser 3] te betalen: vertragingsschade ad € 25.517,31, althans de contractuele boete ad € 10.125,-, te vermeerderen met wettelijke rente;
IV. [naam verweerster] te veroordelen om aan [naam eiser 3] te betalen: extra gemaakte kosten stucwerk en schilderwerk ad € 25.387,-, althans een bedrag van € 12.649,31, te vermeerderen met wettelijke rente;
V. [naam verweerster] te veroordelen om aan zowel [naam eiser 1] , [naam eiser 2] als [naam eiser 3] te betalen: extra gemaakte kosten stoffering trappenhuis ad € 1.385,67, te vermeerderen met wettelijke rente;
VI. [naam verweerster] te veroordelen tot nakoming van de gemaakte afspraken en herstel van de volgende gebreken: de kleurstelling van de pui, de vlakverdeling van de pui, het aantal aan te brengen zonnepanelen, de geluidsisolatie van de plafonds, de gebreken in het appartement van [naam eiser 3] en de gebreken aan de algemene ruimtes;
VII. [naam verweerster] te veroordelen tot betaling aan [naam eiser 1] de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.040,46, te vermeerderen met wettelijke rente;
VIII. [naam verweerster] te veroordelen tot betaling aan [naam eiser 2] de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.038,86, te vermeerderen met wettelijke rente;
IX. [naam verweerster] te veroordelen tot betaling aan [naam eiser 3] de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.397,90, te vermeerderen met wettelijke rente;
X. [naam verweerster] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.6.
Aan deze vorderingen leggen [eisers] feitelijk hetzelfde ten grondslag als hetgeen zij ten grondslag hebben gelegd aan hun beroep op verrekening en opschorting in conventie.
3.7.
[naam verweerster] concludeert in reconventie tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [naam verweerster] in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente. Volgens [naam verweerster] is de gestelde vertraging aan [eisers] zelf te wijten. [naam verweerster] betwist op diverse punten de hoogte van de gestelde schade. [naam verweerster] betwist voorts dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie
4.1.
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk worden besproken.
Vorderingen [naam eiseres]
4.2.
Niet in geschil is dat [naam gedaagde 1] een bedrag van € 23.605,01, [naam gedaagde 3] een bedrag van
€ 29.947,57 en [naam gedaagde 4] een bedrag van € 88.897,07 aan facturen van [naam eiseres] onbetaald hebben gelaten. [gedaagden] hebben de verschuldigdheid van deze bedragen en de facturen inhoudelijk niet betwist, zodat de vorderingen in conventie tot betaling van deze bedragen in beginsel toewijsbaar zijn.
4.3.
[gedaagden] stellen zich echter op het standpunt dat zij tegenvorderingen hebben op [naam eiseres] en daarom bevoegd zijn om tot verrekening dan wel opschorting van de betalingsverplichtingen over te gaan. In reconventie vorderen [gedaagden] betaling c.q. nakoming van deze tegenvorderingen. De rechtbank zal deze tegenvorderingen hierna beoordelen.
Vertraging bouwwerkzaamheden
4.4.
[gedaagden] hebben zich ten eerste op het standpunt gesteld dat zij tegenvorderingen hebben omdat de renovatie van de appartementen vertraging heeft opgelopen waardoor zij schade hebben geleden. [gedaagden] stellen dat zij naast de gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 8 lid 6 van de algemene voorwaarden ook recht hebben op een aanvullende schadevergoeding op grond van artikel 8 lid 10 van de algemene voorwaarden. Het is aan [gedaagden] om feiten en omstandigheden te stellen ter onderbouwing van deze stellingen.
4.5.
Tussen partijen is allereerst in geschil wanneer de bouwwerkzaamheden zijn aangevangen. [naam eiseres] diende op grond van het bepaalde in artikel 2 van de verbouwingsovereenkomsten in week 40 (beginnende op 1 oktober) van 2018 te
starten met de werkzaamheden. [gedaagden] hebben gesteld dat de werkzaamheden daadwerkelijk op 1 oktober 2018 zijn aangevangen. Volgens [naam eiseres] zijn de werkzaamheden echter later gestart, te weten op 16 november 2018.
4.6.
[gedaagden] hebben hun standpunt gebaseerd op het e-mailbericht van 9 juni 2020 van [naam 1] (zie 2.16), waarin hij een berekening van de vertragingsschade deelt die uitgaat van een aanvangsdatum van de werkzaamheden op 1 oktober 2018. In het licht van dit e-mailbericht is de rechtbank van oordeel dat [naam eiseres] de stelling van [gedaagden] dat de werkzaamheden op 1 oktober 2018 zijn aangevangen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. [naam eiseres] heeft nog gewezen op de planning zoals overgelegd als productie 4 bij conclusie van antwoord, maar hieruit volgt niet dat later zou zijn gestart met de werkzaamheden dan overeengekomen. Gelet op het voorgaande staat in deze procedure vast dat [naam eiseres] op 1 oktober 2018 met de werkzaamheden is gestart.
4.7.
In artikel 2 van de verbouwingsovereenkomsten is bepaald dat [naam eiseres] haar
bouwwerkzaamheden binnen 170 werkbare werkdagen na aanvang aan [gedaagden] diende op te leveren. [naam eiseres] heeft niet weersproken dat uitgaande van een startdatum op 1 oktober 2018 de appartementen uiterlijk op 12 juni 2019 hadden moeten worden opgeleverd. Niet in geschil is dat [naam eiseres] het appartement van [naam gedaagde 1] op 20 december 2019 heeft opgeleverd en het appartement van [naam gedaagde 4] op 20 juli 2020. Volgens [naam eiseres] heeft zij op 8 mei 2020 [naam gedaagde 3] verzocht om een proces-verbaal van oplevering te ondertekenen, maar niet is gebleken dat dit is gebeurd. [naam gedaagde 3] stelt zich op het standpunt dat de oplevering op 18 september 2020 plaatsgevonden, hetgeen [naam eiseres] vervolgens niet gemotiveerd heeft weersproken zodat de rechtbank hier in rechte vanuit gaat. Uitgaande van de hiervoor genoemde opleverdata stelt de rechtbank vast dat [naam eiseres] ten aanzien van alle drie de appartementen de overeengekomen bouwtermijn heeft overschreden.
4.8.
[naam eiseres] heeft zich in dat kader op het standpunt gesteld dat zij recht heeft op bouwtijdverlenging. Volgens [naam eiseres] hebben [gedaagden] veel bestekwijzigingen doorgevoerd, onder meer door het plaatsen van een nieuwe lift. Die nieuwe lift zou een vertraging in de bouwtijd van minimaal zes maanden met zich mee hebben gebracht, aldus [naam eiseres] . Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagden] is de rechtbank van oordeel dat [naam eiseres] haar stelling op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. Dat het plaatsen van de nieuwe lift voor het eerst is besproken tijdens het zogenoemde Bilderbergoverleg van 1 januari 2019, zoals [naam eiseres] heeft aangevoerd is voor enig recht op bouwtijdverlenging niet voldoende. In de verbouwingsovereenkomsten, die pas na dat overleg zijn ondertekend, is het plaatsen van de lift conform de afspraken die tijdens het voornoemde overleg zijn gemaakt immers opgenomen én is de bouwtijd bepaald op de 170 werkbare werkdagen. Als de tijdens het Bilderbergoverleg gemaakte afspraken over de lift een verlenging van de bouwtijd noodzakelijk hadden gemaakt, had het op de weg van [naam eiseres] gelegen de, toen nog niet ondertekende, verbouwingsovereenkomsten in die zin aan te passen. Ook overigens is niet gebleken dat [naam eiseres] op enig moment opgave heeft gedaan van het aantal werkbare werkdagen waarmee de termijn voor oplevering door het plaatsen van de nieuwe lift zou moeten worden verlengd. Volgens [naam eiseres] zou het type lift pas later zijn besproken en heeft het plaatsen van de huidige type lift vanwege de complexiteit voor extra vertraging gezorgd, maar deze stelling is door [naam eiseres] niet geconcretiseerd en onderbouwd. Dat [naam eiseres] recht heeft op bouwtijdverlenging vanwege overige bestekwijzigingen heeft zij evenmin feitelijk onderbouwd.
4.9.
[naam eiseres] heeft zich ook op het standpunt gesteld dat zij recht heeft op bouwtijdverlenging vanwege het opgedragen meerwerk. Als uitgangspunt heeft te gelden dat meerwerk niet automatisch recht geeft op verlenging van de bouwtijd. Op grond van artikel 4 lid 3 van had [naam eiseres] binnen drie weken opgave van het aantal werkbare werkdagen waarmee de termijn voor oplevering door het meerwerk zou worden verlengd. Het is niet gesteld of gebleken dat [naam eiseres] dit heeft gedaan. Het is bovendien gelet op de betwisting van [gedaagden] niet althans onvoldoende gebleken dat het betreffende meerwerk daadwerkelijk heeft geleid tot uitloop van de werkzaamheden.
4.10.
[naam eiseres] heeft ten slotte nog gesteld dat zij recht heeft op bouwtijdverlenging vanwege de discussie over de kleurstelling van de pui, maar [gedaagden] hebben weersproken dat dit tot vertraging heeft geleid omdat de andere werkzaamheden gewoon doorgang konden vinden. In dat licht heeft [naam eiseres] haar stelling ook op dit punt onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd.
4.11.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat [naam eiseres] geen recht had op bouwtijdverlenging. [naam eiseres] heeft de bouwtermijn overschreden. In beginsel hebben [gedaagden] dan ook recht op een gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 8 lid 6 van de algemene voorwaarden. [gedaagden] hebben echter allereerst een beroep op vernietiging van artikel 8 lid 6 van de algemene voorwaarden gedaan omdat volgens hen het beding onredelijk bezwarend is. Volgens hen hebben zij recht op volledige schadevergoeding. Dit beroep slaagt niet. Van een exoneratie is geen sprake. Bovendien bestaat op grond van artikel 8 lid 10 van de algemene voorwaarden bovenop de gefixeerde schadevergoeding het recht op een aanvullende schadevergoeding, indien en voor zover dat redelijk is.
4.12.
Gelet op het voorgaande is [naam eiseres] op grond van artikel 8 lid 6 van de algemene voorwaarden een gefixeerde schadevergoeding van € 25,- per dag aan [gedaagden] verschuldigd. [naam gedaagde 1] heeft een gefixeerde vergoeding van € 14.500,- gevorderd, [naam gedaagde 3]
€ 22.500,- en [naam gedaagde 4] € 27.000,-. Deze vergoedingen zijn gebaseerd op een overschrijding van de bouwtijd vanaf 12 juni 2019 tot aan de door hen gestelde data van oplevering. Op grond van hetgeen onder 4.7 is overwogen zijn deze bedragen aan [gedaagden] toewijsbaar.
4.13.
[gedaagden] maken voorts aanspraak op een aanvullende schadevergoeding op grond van artikel 8 lid 10 van de algemene voorwaarden, hetgeen door [naam eiseres] is betwist. Volgens [gedaagden] is er sprake is van een evidente wanverhouding tussen de gefixeerde schadevergoeding en de daadwerkelijke geleden kosten. Als de daadwerkelijke schade meer bedraagt dan de gefixeerde schadevergoeding, bestaat op grond van artikel 8 lid 10 van de algemene voorwaarden, enkel indien en voor zover dit redelijk is, recht op een aanvullende schadevergoeding. De schade moet onderbouwd zijn aan de hand van genoegzame bewijzen.
4.14.
[naam gedaagde 1] maakt aanspraak op een aanvullende schadevergoeding van in totaal € 15.160,38, bestaande uit meerdere schadeposten. De extra verhuiskosten en de opslag van inboedel zijn in het geheel niet door [naam gedaagde 1] onderbouwd. De internetkosten heeft [naam gedaagde 1] onderbouwd met een rekeningafschrift, maar hieruit volgt niet [naam gedaagde 1] extra kosten heeft moeten maken en evenmin dat het om internetkosten gaat. Ten aanzien van deze posten heeft [naam gedaagde 1] niet aan zijn stelplicht voldaan. Voor wat betreft de kosten met betrekking tot het realiseren van de binnenpuien heeft [naam eiseres] betwist dat hij gehouden is deze schadepost te vergoeden omdat [naam gedaagde 1] zelf heeft aangegeven deze te betalen en bovendien valt niet in te zien dat sprake is van vertragingsschade. In het licht van de gemotiveerde betwisting van [naam eiseres] heeft [naam gedaagde 1] onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd dat het gaat om schade als gevolg van de vertraagde bouwtijd en daarmee deze post onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. Al deze schadeposten zullen op grond van het voorgaande worden afgewezen. [naam gedaagde 1] maakt ten slotte aanspraak op drie maandtermijnen huur van elk € 2.725,-. [naam gedaagde 1] heeft slechts een factuur voor één maandtermijn overgelegd, zodat de overige twee maandtermijnen niet zijn aangetoond en daarom evenmin voor vergoeding in aanmerking komen. De resterende termijn wordt toegewezen, nu [naam eiseres] niet heeft betwist dat [naam gedaagde 1] gelet op de vertraagde bouwtijd andere huurruimte nodig had. Het blijkt voor het overige ook niet dat het gaat om een onredelijke vergoeding, zodat [naam gedaagde 1] bovenop de gefixeerde schadevergoeding recht heeft op € 2.725,-, welke bij het later te wijzen eindvonnis zal worden toegewezen.
4.15.
[naam gedaagde 3] maakt aanspraak op een aanvullende schadevergoeding van in totaal € 15.000,-. De gevorderde schadevergoeding heeft betrekking op rente die [naam gedaagde 3] zou moeten betalen over een extra hypotheeklast. [naam gedaagde 3] heeft in het geheel geen bewijzen hiervan overgelegd. De vordering is dus onvoldoende onderbouwd en wordt afgewezen, zodat [naam gedaagde 3] alleen recht heeft op de gefixeerde schadevergoeding.
4.16.
[naam gedaagde 4] maakt aanspraak op een aanvullende schadevergoeding van in totaal
€ 25.517,31. Volgens [naam gedaagde 4] bestaat dit schadebedrag uit 13 extra huurtermijnen ten aanzien van zijn vorige woning. [naam gedaagde 4] heeft voor deze vordering beroepen op de verklaring van zijn vader (zie 2.18). [naam gedaagde 4] is in deze procedure partij. Uit de verklaring volgt dat de huurpenningen inmiddels door de vennootschap waarvan [naam gedaagde 4] DGA is aan de vennootschap van zijn vader zijn terugbetaald. Daarmee staat echter geenszins vast dat [naam gedaagde 4] voor een gelijk bedrag in privé schade heeft geleden. Ten aanzien van dat laatste heeft [naam gedaagde 4] niet aan zijn stelplicht voldaan, zodat de vordering tot aanvullende schadevergoeding bij het later te wijzen eindvonnis zal worden afgewezen.
Opschorting
4.17.
[gedaagden] hebben zich op het standpunt gesteld dat zij hun betalingsverbintenissen rechtsgeldig hebben opgeschort. [naam eiseres] schiet volgens [gedaagden] op diverse punten tekort in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. In reconventie vorderen [gedaagden] nakoming van deze verplichtingen.
Kleurstelling gevel
4.18.
[gedaagden] stellen ten eerste dat [naam eiseres] is tekortgeschoten omdat de kleurstelling van de pui in de voorgevel anders is dan met [naam eiseres] is overeengekomen. Niet in geschil is dat de pui thans zilvergrijs is. De rechtbank stelt vast dat dit niet afwijkt van hetgeen van [naam eiseres] conform de opdracht werd verwacht, zo blijkt uit zowel de TO (zie 2.6) als de verbouwingsspecificatie van Urbanite (zie 2.9).
4.19.
[gedaagden] hebben zich echter op het standpunt gesteld dat zij met [naam eiseres] ter zake de kleur van de pui een nadere overeenkomst hebben gesloten die inhoudt dat op [naam eiseres] de verplichting rust om de kleur van de pui aan te passen. [gedaagden] hebben zich voor die nadere overeenkomst beroepen op de e-mailberichten van 29 en 30 augustus 2019 van [naam gedaagde 3] en de Whatsapp-communicatie tussen [naam 1] en [naam gedaagde 1] (zie 2.9) Uit de e-mailberichten volgt met zoveel woorden dat [naam gedaagde 3] in het bijzonder Urbanite verantwoordelijk houdt voor een verkeerde kleurstelling, maar niet dat [naam eiseres] aan [gedaagden] zou hebben toegezegd de kleurstelling te veranderen. Dit blijkt evenmin uit de door [gedaagden] overgelegde Whatsapp-correspondentie (zie 2.13). Hieruit volgt dat slechts is overlegd en meegedacht over het veranderen de kleurstelling. Het is echter niet gebleken dat een nadere overeenkomst tussen partijen, meer in het bijzonder tussen [naam eiseres] enerzijds en [gedaagden] anderzijds, tot stand is gekomen om de kleurstelling daadwerkelijk te veranderen. De rechtbank is dan ook gelet op het voorgaande van oordeel dat [naam eiseres] niet is tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen.
Vlakverdeling
4.20.
[gedaagden] stellen vervolgens dat [naam eiseres] gehouden is om een andere vlakverdeling aan te brengen in de voorste pui, omdat de huidige T-verdeling niet contractueel is overeengekomen. [gedaagden] hebben niet weersproken dat het alleen gaat om de vlakverdeling in de voorste pui van het appartement van [naam gedaagde 1] . Uit het e-mailbericht van 25 maart 2020 volgt dat [naam gedaagde 1] nog voor de oplevering van de T-verdeling op de hoogte is gebracht en met deze verdeling in de pui heeft ingestemd (zie 2.15). Dat het een akkoord betreft onder de voorwaarde dat een minnelijke regeling wordt getroffen, zoals [naam gedaagde 1] stelt, blijkt niet uit bewoordingen van dit e-mailbericht. Gelet op instemming van [naam gedaagde 1] is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat [naam eiseres] tekortschiet in haar verplichtingen, zodat zij niet gehouden is om de huidige T-verdeling in de pui aan te passen.
Zonnepanelen
4.21.
[gedaagden] stellen dat [naam eiseres] ook is tekortgeschoten door geen 55 maar slechts 18 zonnepanelen op het dak van het pand aan te brengen. [gedaagden] verwijzen hiervoor naar artikel 70.33 van de TO, waarin wordt verwezen naar een tekening die uitgaat van 55 panelen. [naam eiseres] heeft betwist dat zij is tekortgeschoten en heeft in dat kader gewezen op inschrijfbegroting waarin is opgenomen dat 6 zonnepanelen per appartement zouden worden aangebracht, dus 18 in totaal. Op grond van de in de verbouwingsovereenkomsten opgenomen rangorde heeft toepassing van de inschrijfbegroting voorrang op zowel de bestek- en constructietekeningen als de TO (zie 2.6). Van een innerlijke tegenstrijdigheid in de inschrijfbegroting vanwege een verwijzing naar de tekening is geen sprake, omdat de inschrijfbegroting zelf hierop voorrang heeft. In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [naam eiseres] tekort is geschoten door 18 in plaats van 55 zonnepanelen te plaatsen.
Akoestisch loskoppelen plafond
4.22.
[gedaagden] stellen verder dat [naam eiseres] is tekortgeschoten omdat de geluidsisolatie van de vloer in de appartementen gebrekkig is. Niet in geschil is dat dit onderwerp voorafgaand aan het sluiten van de verbouwingsovereenkomsten tussen partijen al ter sprake is gebracht. Naar aanleiding daarvan heeft [naam eiseres] de firma Gyproc opdracht gegeven om advies uit te brengen over de geluidsisolatie. Gyproc heeft op 7 december 2018 een rapport uitgebracht. Niet gebleken is dat het adviesrapport onderdeel is geworden van de verbouwingsovereenkomsten. [gedaagden] stellen echter dat [naam eiseres] zou hebben toegezegd de adviezen van Gyproc in het geheel zouden worden opgevolgd en onder de overeenkomst vallen. [naam eiseres] heeft dat betwist en in het licht van deze betwisting is de rechtbank van oordeel dat [gedaagden] hiervoor onvoldoende hebben gesteld. Dat geldt echter niet voor de in het rapport geadviseerde werkzaamheden ten aanzien van i) het akoestisch loskoppelen van de plafonds en ii) het toepassen van zwevende dekvloeren, waarvan [naam eiseres] heeft erkend dat zij deze werkzaamheden in de appartement zou uitvoeren. [gedaagden] stellen zich op het standpunt dat [naam eiseres] dit heeft nagelaten. Volgens hen is het plafond star afgehangen, hetgeen het tegenovergestelde is van het akoestisch loskoppelen van de plafonds en zijn bovendien de zwevende dekvloeren niet aangebracht. [naam eiseres] voert aan dat ze deze werkzaamheden conform het adviesrapport van Gyproc heeft uitgevoerd.
4.23.
Tussen partijen is dus in geschil of [naam eiseres] i) het akoestisch loskoppelen van de plafonds en ii) het toepassen van zwevende dekvloeren heeft uitgevoerd zoals toegezegd. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding een deskundigenbericht te gelasten. Voorshands is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige.
4.24.
De rechtbank is voornemens aan de nog te benoemen deskundige in elk geval de volgende vragen voor te leggen:
Zijn de in 4.22 onder i) en ii) genoemde werkzaamheden uitgevoerd conform het rapport van Gyproc?
Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt, zijn die werkzaamheden deugdelijk uitgevoerd?
Indien de werkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd, op welke wijze dienen de werkzaamheden hersteld te worden?
Welke kosten zijn aan de uitvoering en/of het herstel van de werkzaamheden verbonden?
Zijn er overigens punten die voor de beoordeling van de onderhavige zaak van belang zouden kunnen zijn?
4.25.
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over aantal, deskundigheid en – bij voorkeur eensluidend – over de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen zich uitlaten over voornoemde en mogelijk andere aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien en voor zover een partij niet eenstemmig een deskundige wenst voor te dragen, dient zij ten minste een week voor het nemen van voornoemde akte de andere partij daarvan en van de gegevens van die deskundige op de hoogte te stellen, opdat de andere partij zich meteen bij gelegenheid van hiervoor bedoelde akte over de voorgedragen deskundige kan uitlaten.
4.26.
De rechtbank is voornemens de kosten van de deskundige(n) ten laste van [gedaagden] te brengen, aangezien zij de partijen zijn die de bewijslast hebben van de door hen gestelde tekortkoming.
Gebreken algemene ruimtes
4.27.
[gedaagden] stellen [naam eiseres] is tekortgeschoten aangezien er verscheidene gebreken zijn geconstateerd aan de algemene ruimtes van het pand. De rechtbank is van oordeel dat dit niet als vaststaand kan worden aangenomen. Het volgende is daartoe van belang.
4.28.
[gedaagden] stellen dat zij mochten verwachten dat [naam eiseres] zou zorgdragen voor tussenmeters voor gas en water. [naam eiseres] heeft betwist dat zij hiertoe verplicht was. Vast staat dat het plaatsen van tussenmeters geen onderdeel is van de verbouwingsovereenkomsten. [gedaagden] hebben niet concreet onderbouwd op welke andere grond [naam eiseres] tot het plaatsen van tussenmeters verplicht was, zodat zij op dit punt niet aan hun stelplicht hebben voldaan en geen tekortkoming zijdens [naam eiseres] kan worden vastgesteld.
4.29.
Volgens [gedaagden] is het straatwerk door de verbouwingswerkzaamheden van [naam eiseres] verzakt en zijn de traptreden beschadigd. [naam eiseres] heeft dit betwist. [gedaagden] hebben enkel van de traptreden foto’s in het geding gebracht, maar hieruit kan niet worden opgemaakt wat de beschadigingen zijn en dat deze door [naam eiseres] zijn veroorzaakt. Dat het straatwerk en de traptreden door het toedoen van [naam eiseres] zijn beschadigd, is dan ook door [gedaagden] onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd.
4.30.
[gedaagden] stellen zich ten slotte op het standpunt dat de trapleuning niet conform de verbouwingsovereenkomsten is uitgevoerd. Zij hebben van de betreffende trapleuning een foto in het geding gebracht. [naam eiseres] heeft betwist dat de trapleuning niet goed is opgeleverd en voert aan dat [gedaagden] een oude foto in het geding hebben gebracht. Namens [gedaagden] is tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat de trapleuning er op dit moment nog steeds zo uit ziet. In het licht van de gemotiveerde betwisting van [naam eiseres] lag het op de weg van [gedaagden] om dit nader te onderbouwen en kan niet worden volstaan met enkele mededeling dat de trapleuning er nog steeds zo uitziet. [gedaagden] hebben hun stelling dan ook onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd.
4.31.
Volgens [gedaagden] is voorts de ruit voor de GWE-ruimte niet geplaatst. [naam eiseres] heeft erkend dat de ruit moet worden vervangen, maar dat dit nog niet is gebeurd omdat de glaszetter een verkeerde ruit heeft ingemeten. Volgens [naam eiseres] is er inmiddels een nieuwe ruit besteld. [gedaagden] hebben dit niet weersproken. Partijen kunnen zich bij gelegenheid van de hierna te nemen akte nog uitlaten over de voortgang ten aanzien van deze ruit.
4.32.
Naast voorgaande nakomingsvorderingen ten aanzien van de algemene ruimtes hebben [gedaagden] in reconventie ook nog een vordering tot schadevergoeding ingediend. [gedaagden] stellen dat [naam eiseres] heeft erkend de stoffering van het trappenhuis op zich te willen nemen, hetgeen zij heeft nagelaten. [gedaagden] hebben dit alsnog uitbesteed en de in dat kader gemaakte kosten bedragen € 4.157,01. [naam eiseres] heeft betwist dat zij verplicht was om het trappenhuis te stofferen. [gedaagden] hebben in het licht van de betwisting van [naam eiseres] onvoldoende geconcretiseerd en gemotiveerd dat [naam eiseres] op grond van de verbouwingsovereenkomsten hiertoe verplicht was, zodat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat [naam eiseres] hierin is tekortgeschoten.
Appartement [naam gedaagde 4]
4.33.
heeft zich op het standpunt gesteld dat hij tegenvorderingen heeft op [naam eiseres] omdat een aantal door [naam eiseres] in rekening gebrachte meer- en minderwerkposten onjuist zouden zijn berekend, te weten de posten MW09, MW54 en MW55. In reconventie vordert [naam gedaagde 4] voorts extra gemaakte kosten voor stucwerk en schilderwerk ad € 25.387,-, althans een bedrag van € 12.649,31.
4.34.
[naam gedaagde 4] voert allereerst verweer tegen de posten MW09 en MW55. De rechtbank stelt vast dat [naam eiseres] deze meerwerkposten niet in deze procedure in conventie vordert, zodat van verrekening met de vordering van [naam eiseres] in conventie geen sprake kan zijn. [naam gedaagde 4] heeft aan haar standpunten ter zake de posten MW09 en MW55 bovendien in reconventie geen vorderingen verbonden zodat deze ook in reconventie geen verdere bespreking behoeven.
4.35.
[naam gedaagde 4] voert ook nog verweer tegen post MW54. [naam gedaagde 4] doet expliciet een beroep op verrekening en in reconventie vordert hij de extra gemaakte kosten voor stucwerk en schilderwerk. [naam gedaagde 4] stelt dat [naam eiseres] weigert de daadwerkelijke kosten in mindering te brengen en vordert deze in reconventie alsnog. Volgens [naam gedaagde 4] is het onvoldoende dat [naam eiseres] alleen de minderkosten van het stucwerk (raapwerk) zoals zij dat in haar begroting heeft staan ad € 6.289,- verrekent. [naam eiseres] heeft dit betwist. Volgens [naam eiseres] is zij niet tekortgeschoten in het schilderwerk en stucwerk. Het bedrag van € 6.289,- is bovendien martkconform en het is niet redelijk om extra gemaakte kosten bij haar te claimen. De rechtbank is van oordeel dat [naam gedaagde 4] gelet op deze betwisting van [naam eiseres] onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd waarom dit onvoldoende zou zijn en waarom hij recht heeft op volledige verrekening van de door hem gemaakte volledige kosten voor het stucwerk en het schilderwerk van € 27.251,-. Van een (in conventie) voor verrekening vatbare, of (in reconventie) door [naam eiseres] te betalen vordering is geen sprake.
4.36.
[naam gedaagde 4] heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat hij zijn betalingsverbintenissen rechtsgeldig heeft opgeschort omdat [naam eiseres] op diverse punten tekortschiet in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, gelet op een aantal gebreken in zijn appartement. In reconventie vordert [naam gedaagde 4] nakoming van deze verplichtingen.
Parket
4.37.
Volgens [naam gedaagde 4] is de parketvloer tijdens verbouwingswerkzaamheden van [naam eiseres] beschadigd en bedragen de herstelkosten € 6.000,-. [naam eiseres] heeft dit betwist. De rechtbank is van oordeel dat, bij gebreke aan een voldoende concrete en gemotiveerde onderbouwing, niet kan worden vastgesteld dat de vloer is beschadigd en dat dit door [naam eiseres] zou zijn veroorzaakt. [naam gedaagde 4] heeft bovendien de gestelde schade van € 6.000,- in het geheel niet geconcretiseerd en onderbouwd. Deze vordering zal worden afgewezen.
Vlonderplanken, hekwerk balkon en afdekstrips
4.38.
Volgens [naam gedaagde 4] bestaan er ook gebreken aan de vlonderplanken, het hekwerk van het balkon en de afdekstrips. [naam eiseres] heeft betwist dat sprake is van een gebrek en bovendien dat zij zou hebben toegezegd om deze gebreken te herstellen. In het licht van die betwisting is de rechtbank van oordeel dat [naam gedaagde 4] onvoldoende heeft gesteld in hoeverre sprake was van een gebrek aan de vlonderplanken, het hekwerk en de afdekstrip. Het is niet gebleken dat [naam eiseres] zou hebben toegezegd deze vermeende verbreken te herstellen. De verklaring van [naam 7] is daartoe onvoldoende. Uit die verklaring volgt niet dat het [naam eiseres] is die iets zou hebben toegezegd.
4.39.
Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat [naam eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [naam gedaagde 4] , zodat die vorderingen voor afwijzing gereed liggen en evenmin sprake is van enig opschortingsrecht op grond van deze gestelde gebreken.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
27 juli 2022voor het nemen van een akte door beide partijen, teneinde zich uit te laten als onder 4.23 tot en met 4.26 hiervoor vermeld;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2022.
[3070/3195]