In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht. De rechtbank heeft eerder op 11 april 2022 een tussenuitspraak gedaan waarin een gebrek in het bestreden besluit werd geconstateerd. De verweerder kreeg de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. In de einduitspraak oordeelt de rechtbank dat verweerder in zijn brief van 22 april 2022 het gebrek niet heeft hersteld, maar dat de aanvullende motivering voldoende is om te concluderen dat er geen aanleiding is om van de Beleidsregel af te wijken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ziekte van de vader van eiser geen bijzondere omstandigheden oplevert die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen. Eiser heeft aangevoerd dat zijn bedrijfsvoering in het geding komt door de afwijzing van zijn verzoek om vervanging op de markt, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen stellen dat de belangen van derden en de doelstellingen van de Beleidsregel zwaarder wegen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.