ECLI:NL:RBROT:2022:5606

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
C/10/637061 / JE RK 22-922
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van kinderen in een complexe gezinssituatie met zorgen over ontwikkeling en hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van negen maanden, omdat de kinderen ernstige ontwikkelingsproblemen vertonen. [naam kind 1] heeft al bijna twee jaar geen onderwijs gevolgd en heeft een reactieve hechtingsstoornis, terwijl [naam kind 2] ook ondersteuning nodig heeft. De ouders zijn betrokken bij de zaak, maar er zijn zorgen over hun vermogen om de kinderen de benodigde zorg en ondersteuning te bieden. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulpverlening, maar ook dat zij zich zorgen maakt over de voortgang van de hulp voor [naam kind 1]. De vader maakt zich zorgen over de ontwikkeling van zijn kinderen en wil contact met hen, maar heeft een contactverbod met de moeder.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de hulpverlening nog niet op gang is gekomen. De kinderrechter oordeelt dat een verlenging van de ondertoezichtstelling voor negen maanden noodzakelijk is om de benodigde hulpverlening te realiseren en om te onderzoeken of de zaak na deze periode kan worden overgedragen naar het vrijwillige kader. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/637061 / JE RK 22-922
datum uitspraak: 9 juni 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2009 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2012 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 april 2022, ingekomen bij de griffie op 20 april 2022,
- het verweerschrift met bijlagen van mr. A. Dogan, advocaat te Rotterdam.
Op 9 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. A. Dogan, voornoemd,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 8 juni 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 17 juni 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van negen maanden.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting haar verzoek en licht het als volgt toe. [naam kind 1] volgt al bijna twee jaar geen onderwijs en heeft geen dagbesteding. Het Discovery College van Yulius ziet mogelijkheid om [naam kind 1] onderwijs te bieden. Echter zal [naam kind 1] eerst behandeling moeten krijgen voor haar hechtingsstoornis en is dagbesteding nodig, bij voorkeur in de vorm van een zorgboerderij omdat dit het meest passend is bij haar problematiek. De GI heeft [naam kind 1] aangemeld bij Horses & Co. Zij kan daar starten zodra de financiering (PGB) rond is. Volgens de GI is de moeder niet in staat om zelfstandig onderwijs of dagbesteding voor de kinderen te regelen. Het gezin heeft een gezinsdagbehandeling bij Yulius gevolgd. Er is geadviseerd om MST en traumabehandeling voor de beide kinderen in te zetten. [naam kind 2] staat op de wachtlijst voor behandeling. [naam kind 2] is sinds hij PMT krijgt rustiger geworden. Hij kan zijn emoties beter uiten en heeft geen woede uitbarstingen als hij boos is. Ook op school gaat het goed. [naam kind 2] kan het goed vinden met zijn nieuwe leerkracht. Hoewel de begeleide omgangsregeling tussen de vader en de kinderen in de afgelopen periode wisselend is verlopen, ziet de GI dat er positief contact is tussen vader en de kinderen. De kinderen geven ook aan dat zij het leuk vinden om hun vader weer te zien. De GI merkt dat beide ouders soms de bezoeken vergeten, zij moeten hier dan op gewezen worden. Ook daarom vindt de GI hun betrokkenheid nog langer nodig.

Het standpunt van belanghebbenden

De vader maakt zich zorgen om de ontwikkeling van [naam kind 1]. Hij vindt dat zij te lang thuis zit en begrijpt niet waarom het zo lang duurt. De vader wil graag contact (houden) met zijn kinderen. De vader heeft momenteel een contactverbod met de moeder waardoor communicatie lastig is.
De moeder merkt, deels bij monde van haar advocaat, op dat een verlenging van de ondertoezichtstelling voor kortere duur, te weten zes maanden, voldoende is om de benodigde hulpverlening te realiseren. De problemen van [naam kind 1] spelen al heel lang. De moeder wil ook graag dat een oplossing wordt gevonden voor de situatie met betrekking tot [naam kind 1] en verleent haar medewerking. Echter, het is niet de bedoeling dat de ondertoezichtstelling steeds op deze grond wordt verlengd. De moeder vraag zich af wat de GI allemaal onderneemt om de plaatsing van [naam kind 1] op de zorgboerderij Horses & Co te realiseren. De GI heeft bij de vorige verlenging aangegeven dat zij bezig was met het kijken naar een zorgboerderij in Rotterdam. De GI heeft een jaar de tijd gehad om deze plaatsing te realiseren. De moeder had gehoopt dat met de verhuizing naar Rotterdam de plaatsing op een zorgboerderij voor [naam kind 1] was geregeld. De moeder ziet [naam kind 1] nu steeds verder afglijden en in een isolement raken. De moeder vindt het positief dat de PMT-behandeling van [naam kind 2] aanslaat. De moeder doet haar best om [naam kind 2] hier zo veel mogelijk in te ondersteunen. De moeder is het eens dat [naam kind 2] diagnostisch wordt onderzocht, zij staat open voor alle hulpverlening die nodig is. Daarnaast wenst de moeder te benadrukken dat zij voor [naam kind 2] een geschikte school heeft gevonden. De moeder krijgt ondersteuning van MPG+. Zij geven aan tevreden te zijn over de vooruitgang die de moeder laat zien. De moeder is van mening dat zij in staat is de opvoeding en verzorging van de kinderen te dragen. Ook is zij van mening dat de begeleide omgang zonder een ondertoezichtstelling kan plaatsvinden. Indien de kinderrechter van oordeel is dat een verlenging van de ondertoezichtstelling nog nodig is, verzoekt de moeder deze voor maximaal drie maanden uit te spreken, zodat een plek op een zorgboerderij voor [naam kind 1] kan worden geregeld.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij komen al langdurig niet meer toe aan hun ontwikkeling. De kinderen zijn in het verleden getuige geweest van huiselijk geweld tussen ouders, zijn in twee jaar tijd vijf keer verhuisd en hebben last van kindeigen problematiek. Bij [naam kind 1] is sprake van een reactieve hechtingsstoornis, LVB en zijn er kenmerken van ASS geconstateerd, naast een moeilijk lerend intelligentieprofiel. [naam kind 1] volgt al bijna twee jaar geen onderwijs en heeft nog steeds geen dagbesteding. Het is van belang dat zij behandeling gaat krijgen voor haar hechtingsstoornis. Verder is van belang dat de dagbesteding waarop al geruime tijd wordt ingezet van de grond komt, zodat [naam kind 1] van daaruit weer aan onderwijs kan toekomen. Dat de financieringssystematiek maakt dat deze hulpverlening nog niet is gestart is teleurstellend. Voor [naam kind 2] wordt onderzocht of de PMT, waarvan hij profiteert, voldoende is of dat aanvullende hulpverlening passend is. Er komt een diagnostisch onderzoek voor [naam kind 2] om dit inzichtelijk te maken. Dit alles maakt dat voortzetting van de verlenging van de ondertoezichtstelling nog noodzakelijk is.
Daarnaast zal er gekeken moeten worden naar hoe de stress van moeder verminderd kan worden, hoe de bezoeken met vader en de kinderen voortgezet kunnen worden en hoe ouders met elkaar kunnen communiceren, ondanks het lopende contactverbod. De kinderrechter is anders dan de moeder stelt met de GI van oordeel dat een periode van negen maanden nodig is om het vorenstaande goed van de grond te krijgen. In deze periode moet ook worden onderzocht of de zaak na afloop van deze termijn kan worden overgedragen naar het vrijwillige kader.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van negen maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 17 maart 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.