ECLI:NL:RBROT:2022:5598

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
10/700116-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling door een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zestienjarige verdachte. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade en poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 25 mei 2021, toen de verdachte haar medeverdachten vroeg om haar moeder te overvallen, met de bedoeling haar moeder te laten schrikken. De medeverdachten hebben de woning van de verdachte betreden, waar zij haar broer, [naam slachtoffer 1], hebben doodgestoken en haar moeder, [naam slachtoffer 2], ernstig hebben mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de dood van haar broer, maar dat zij wel een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de mishandeling van haar moeder. De verdachte werd veroordeeld tot 360 dagen jeugddetentie, waarvan 121 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en haar emotionele ontwikkeling, en besloot dat behandeling in een forensische kliniek noodzakelijk was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/700116-21
Datum uitspraak: 7 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
verblijvende in een forensische kliniek voor Jeugd- en Orthopsychiatrie De Catamaran te Eindhoven,
raadsvrouw mr. M.F.A. van Pelt, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van 23 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Boender heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 18 maanden met aftrek
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel; te weten een contactverbod met haar moeder en stiefvader;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4..Bewijsoverwegingen

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte de onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen.
Daartoe heeft de officier van justitie het volgende naar voren gebracht.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat er een plan was om haar broer [naam slachtoffer 1] (hierna [naam slachtoffer 1] ) om het leven te brengen. Ook kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wist of kon weten dat [naam medeverdachte 3] (hierna [naam medeverdachte 3] ) aan [naam medeverdachte 1] (hierna [naam medeverdachte 1] ) een mes zou geven of hem met een mes naar de kamer van [naam slachtoffer 1] zou sturen. De verdachte heeft het gebruik van een mes door [naam medeverdachte 1] , met dodelijke afloop, niet kunnen voorzien. De verdachte zal om die reden moeten worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Op basis van het dossier kan wel worden vastgesteld dat de verdachte heeft geweten van de plannen van [naam medeverdachte 3] , of in elk geval heeft kunnen vermoeden dat hij meer zou doen dan de boel overhoop halen en dat de verdachte niets heeft gedaan om die plannen tegen te houden of bij te sturen. Sterker, [naam medeverdachte 3] heeft haar tot twee keer toe gerust moeten stellen dat het plan door zou gaan. Daarmee heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er ernstig geweld tegen haar moeder zou worden gepleegd. Door met [naam medeverdachte 3] een plan te bespreken voor een nepoverval, door te bespreken dat er geen messen mee mochten, door te horen dat [naam medeverdachte 3] vertelt dat er iets met haar moeder gedaan gaat worden, door meermaals te vragen of het plan wel doorgaat, en door haar sleutels van de woning te geven, heeft de verdachte zich verbonden aan hetgeen in de voorbereiding en uitvoering van dat plan van [naam medeverdachte 3] besloten lag, te weten het eventueel gebruik van (fataal) geweld tegen haar moeder, [naam slachtoffer 2] (hierna [naam slachtoffer 2] ). Dit is bovendien een wezenlijke bijdrage geweest, gericht op de voltooiing van het delict, zodat ook gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen haar en [naam medeverdachte 3] . Het medeplegen van de poging tot moord op haar moeder, [naam slachtoffer 2] , acht de officier van justitie daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ook feit 3 primair acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Het opzet van de verdachte was er, in elk geval in voorwaardelijke zin, op gericht dat haar moeder zou worden mishandeld. Dat is, in combinatie met het uitlenen van de sleutels van de woning, voldoende om ook bij dit feit te komen tot de vereiste wezenlijke bijdrage gericht op de voltooiing van het delict.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de onder 1, 2 en 3 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder feit 3 meest subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging erop gewezen dat de voorbedachte raad, het opzet en het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verdachte heeft op geen enkel moment kunnen weten noch vermoeden dat haar broer [naam slachtoffer 1] doodgestoken zou worden. Het plan was om de woning overhoop te halen zodat de aandacht van de moeder van de verdachte, [naam slachtoffer 2] , op de rommel in de woning zou zijn gericht en niet op de verdachte. De verdachte wenste meer vrijheid, maar niet ten koste van het leven van [naam slachtoffer 1] . De verdachte wist ook niet dat [naam slachtoffer 1] thuis zou zijn. Bovendien heeft de verdachte geen uitvoeringshandelingen verricht op basis waarvan een bewuste en nauwe samenwerking kan worden vastgesteld. De verdachte moet om die reden integraal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ook met betrekking tot het geweld tegen [naam slachtoffer 2] kan de voorbedachte raad, het opzet en het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen worden.
Er is uitsluitend gesproken over een woning overhoop halen. De verdachte had bij het afgeven van haar huissleutel dus een heel ander doel voor ogen. De verdachte had aantoonbaar geen wetenschap van de beraamde poging tot moord/mishandeling van haar moeder. [naam medeverdachte 3] heeft volledig buiten de wetenschap en buiten aanwezigheid van de verdachte plannen gesmeed. De verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht op basis waarvan een bewuste en nauwe samenwerking kan worden vastgesteld. Het enige wat de verdachte heeft gedaan, is haar huissleutel afgeven. Als zij dit niet had gedaan, dan hadden [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] (hierna [naam medeverdachte 2] ) de voordeur wel geforceerd. De medeverdachten hebben met elkaar afgesproken, zijn samen naar de woning in Rotterdam gereden en hebben samen de geweldshandelingen gepleegd. Daar heeft de verdachte zich niet mee bemoeid. Niemand van de vriendengroep uit Zoetermeer heeft verklaard dat de verdachte erbij was toen de plannen door [naam medeverdachte 3] werd besproken. De verdachte heeft niet kunnen overzien dat er mogelijk groot gevaar schuilde in het ter beschikking stellen van haar huissleutel aangezien zij een beperking heeft in de emotie regulerende en probleemoplossende vaardigheden. De verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van middelen die de verdachten hadden meegenomen naar de woning. [naam medeverdachte 2] heeft [naam slachtoffer 2] geslagen, maar er is tussen [naam medeverdachte 2] en de verdachte nooit gesproken over enig plan ten aanzien van [naam slachtoffer 2] . De verdachte was niet aanwezig in de woning toen haar moeder geweld werd aangedaan. Boos opzet ontbreekt dan ook. Er kan evenmin worden aangenomen dat de verdachte - door de afgifte van een sleutel aan iemand die zij vertrouwde - bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat haar moeder zou worden gesneden dan wel mishandeld. Het voorwaardelijk opzet ontbreekt.
Gelet hierop dient de verdachte integraal te worden vrijgesproken van hetgeen onder 2 ten laste is gelegd. Ook zal de verdachte moeten worden vrijgesproken van het onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 meest subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd.
4.3.
De beoordeling
Inleiding
Op dinsdag 25 mei 2021 werden diverse politie-eenheden verzocht om naar de [adres delict] te Rotterdam te gaan. Op dit adres zou een steekpartij met verscheidene slachtoffers hebben plaatsgevonden. In de woning werden de moeder en broer van de verdachte aangetroffen, te weten [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] . [naam slachtoffer 1] is ter plaatse aan zijn verwondingen is overleden. [naam slachtoffer 2] bleek onder andere ernstig gewond geraakt aan haar linker onderarm.
[naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] hebben bij de politie bekend dat zij op 25 mei 2021 bij de woning aan de [adres delict] naar binnen zijn gegaan. De verdachte heeft verklaard dat zij hiertoe haar huissleutel aan [naam medeverdachte 3] heeft gegeven.
Voorafgaande gebeurtenissen
Uit het dossier komt naar voren dat [naam medeverdachte 3] en de destijds 16-jarige verdachte een geheime liefdesrelatie hadden en dat [naam slachtoffer 2] hiervan door [naam slachtoffer 1] op de hoogte is gesteld, waarna [naam slachtoffer 2] ieder verder contact tussen [naam medeverdachte 3] en [naam verdachte] heeft verboden. De rechtbank stelt vast dat de verdachte enkele dagen voor het steekincident aan [naam medeverdachte 3] heeft gevraagd om haar moeder te laten schrikken door middel van een overval, zodat zij meer vrijheden zou krijgen. [naam medeverdachte 3] heeft in de dagen daarna verscheidene jongens gevraagd om hem daarbij te helpen. Uiteindelijk zijn [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] met [naam medeverdachte 3] meegegaan. Zij zijn in de ochtend van 25 mei 2021 door [naam medeverdachte 3] opgehaald. [naam medeverdachte 3] heeft hen met een auto vanuit Zoetermeer naar de woning in Rotterdam gereden. Zij zijn eerst nog langs het huis van [naam medeverdachte 3] gereden om iets op te halen. De rechtbank gaat uit van de verklaring van [naam medeverdachte 1] dat [naam medeverdachte 3] een mes uit zijn woning heeft gepakt en toen hij terugkwam bij de auto dat mes aan [naam medeverdachte 1] heeft gegeven. [naam medeverdachte 1] heeft het mes in zijn broeksband gestopt. Vanaf de woning van [naam medeverdachte 3] zijn zij naar het stageadres van de verdachte in Schiedam gereden om de huissleutel van de woning bij de verdachte op te halen. Daarna zijn [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] naar de woning aan de [adres delict] gereden en zijn zij gezamenlijk de woning binnengegaan.
Wat is er in de woning gebeurd?
[naam slachtoffer 2] zat op een bank in de woonkamer toen [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] binnen kwamen. [naam slachtoffer 1] lag in zijn slaapkamer in bed. [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij direct na binnenkomst de kamer van [naam slachtoffer 1] is binnengegaan. [naam medeverdachte 1] heeft vervolgens met het mes dat hij bij zich droeg meermalen op [naam slachtoffer 1] ingestoken. Uit de autopsie is gebleken dat [naam slachtoffer 1] na afloop achttien steekletsels en zestien snijletsels had. Als gevolg hiervan is [naam slachtoffer 1] komen te overlijden.
De verklaringen met betrekking tot hetgeen met [naam slachtoffer 2] is gebeurd, lopen uiteen. [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij naar haar is toegelopen en haar meermalen in haar gezicht heeft geslagen, terwijl hij motorhandschoenen met verharde knokkels droeg. Hij ontkent echter dat hij daarna [naam slachtoffer 2] in haar arm heeft gesneden, zoals [naam slachtoffer 2] verklaart. [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] verklaren allebei dat [naam medeverdachte 3] degene is geweest die met een scheermes de woonkamer in is gelopen en de linker onderarm van [naam slachtoffer 2] heeft opengesneden. [naam medeverdachte 3] ontkent dat weliswaar, maar de verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] worden ondersteund door de verklaringen van diverse getuigen met wie [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] na het steekincident over het incident hebben gesproken. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze verklaringen. De verklaring van [naam medeverdachte 3] dat hij niet degene is geweest die [naam slachtoffer 2] in haar arm heeft gesneden komt namelijk ook niet overeen met het objectieve forensische bewijs in het dossier betreffende de schoensporen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [naam medeverdachte 1] [naam slachtoffer 1] met een mes heeft doodgestoken, dat [naam medeverdachte 2] [naam slachtoffer 2] meermalen heeft geslagen terwijl hij motorhandschoenen met verharde knokkels droeg en dat [naam medeverdachte 3] daarna [naam slachtoffer 2] met een scheermes in haar arm heeft gesneden.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, het medeplegen van de moord dan wel doodslag op [naam slachtoffer 1] , dan wel medeplichtigheid daaraan, niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Heeft de verdachte opzet gehad op een poging tot moord dan wel een poging tot doodslag ten aanzien van [naam slachtoffer 2] ?
Uit het dossier komt naar voren dat de omstandigheid dat de verdachte haar vriendje [naam medeverdachte 3] van haar moeder niet meer mocht zien, bij de verdachte tot enorme frustratie heeft geleid. De verdachte heeft [naam medeverdachte 3] daarom gevraagd om haar moeder te laten schrikken door een overval te plegen. Zij dacht dat haar moeder dan minder aandacht aan haar kon besteden en zij daardoor meer vrijheden zou hebben. De rechtbank stelt vast dat [naam medeverdachte 3] vervolgens diverse andere jongens - waaronder [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] - heeft meegevraagd. Uit de verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , maar ook die van [naam getuige 1] en [naam getuige 2] volgt dat [naam medeverdachte 3] aan hen verteld heeft dat hij [naam slachtoffer 2] total loss wilde slaan dan wel dood wilde maken door in haar polsen te snijden. De verdachte wist dat [naam medeverdachte 3] jongens vroeg om mee te gaan, maar niet is gebleken dat de verdachte bij deze gesprekken over het plan en de uitvoering daarvan aanwezig was. Evenmin is gebleken dat [naam medeverdachte 3] zijn voornemen om [naam slachtoffer 2] te doden en total loss te slaan, op enige andere wijze met de verdachte heeft gedeeld, of dat anderen dat hebben gedaan. De enkele verklaring van [naam medeverdachte 1] dat hij [naam medeverdachte 3] heeft horen zeggen dat de verdachte het ook wilde, acht de rechtbank daartoe ontoereikend. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de vergaande plannen van [naam medeverdachte 3] . De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte – toen [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] op 25 mei 2021 haar huissleutel kwamen ophalen – nog steeds in de veronderstelling verkeerde dat zij een overval zouden plegen op haar moeder. De rechtbank kan om die reden niet vaststellen dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van haar moeder, ook niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Heeft de verdachte opzet gehad op (poging tot) zware mishandeling ten aanzien van [naam slachtoffer 2] ?
Niet gebleken is dat de verdachte met [naam medeverdachte 3] dan wel [naam medeverdachte 1] of [naam medeverdachte 2] vooraf gesproken heeft over het plegen van fysiek geweld tegen haar moeder. De verdachte heeft evenwel het plan gesmeed om een overval op haar moeder te laten plegen. Uit het dossier volgt dat er door de verdachte doelbewust een dag en tijdstip is gekozen waarop [naam slachtoffer 2] thuis zou zijn. Van algemene bekendheid is dat bij een overval de kans groot is dat degene die wordt overvallen tegenstribbelt en dat vervolgens geweld wordt toegepast tegen die persoon. In dit geval kan bovendien worden geconcludeerd dat de kans aanmerkelijk was dat grof geweld zou worden gebruikt, waardoor [naam slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Het was immers de bedoeling van de verdachte dat de overval zo veel indruk op [naam slachtoffer 2] zou maken dat zij geen aandacht voor haar dochter meer zou hebben. Daarop wijst ook dat [naam medeverdachte 3] twee jongens meenam, ter uitvoering van het plan. De verdachte wist dit. De verdachte heeft dan ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] dergelijk geweld tegen haar moeder zouden gebruiken. Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat ernstig geweld is gebruikt. [naam slachtoffer 2] is door [naam medeverdachte 2] meermalen met kracht tegen haar hoofd geslagen, waarbij [naam medeverdachte 2] verzwaarde handschoenen droeg. Hierdoor bestond een aanmerkelijke kans dat [naam slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee sprake is geweest van een poging tot zware mishandeling. Vervolgens heeft [naam medeverdachte 3] [naam slachtoffer 2] met een scheermes in haar arm gesneden. Zij heeft hierdoor een wond van circa 22 centimeter opgelopen waarbij het bot zichtbaar was. [naam slachtoffer 2] moest hierdoor een operatie ondergaan waarbij een deels kapotte buigpees is hersteld. Tot op heden ondervindt [naam slachtoffer 2] hier last van. Het door [naam medeverdachte 3] toegebrachte letsel kwalificeert de rechtbank daarom als zwaar lichamelijk letsel.
Kan de verdachte als medepleger worden aangemerkt?
De rechtbank stelt voorop dat de kwalificatie medeplegen alleen dan gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Die bijdrage kan zijn geleverd in de vorm van gedragingen voorafgaand aan en/of, tijdens het strafbare feit, terwijl niet is uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaan heeft uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal hoe dan ook van voldoende gewicht moeten zijn. De rechter kan daarbij rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In objectieve zin is het voor bewezenverklaring van medeplegen dus niet nodig dat de verdachte zelf een handeling ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf verricht. Het is mogelijk dat de ene medepleger zo’n uitvoeringshandeling verricht en de ander een handeling verricht die niet onder die omschrijving valt, maar die voor de uitvoering van eerstgenoemde handeling van overwegend belang is. In subjectieve zin geldt dat bij een medepleger een tweeledig opzet aanwezig moet zijn: zijn opzet moet enerzijds gericht zijn op de (nauwe) samenwerking met zijn mededaders en anderzijds op het desbetreffende grondfeit. Medeplegen impliceert om die reden de bewuste samenwerking van een ieder van de medeplegers met het oog op het verrichten van een strafbare gedraging. Daarbij is niet vereist dat de verdachte op de hoogte is geweest van de precieze gedragingen van zijn mededader(s).
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte als medepleger te gelden heeft. De verdachte heeft het plan om een overval te plegen bedacht en heeft [naam medeverdachte 3] gevraagd voor de uitvoering hiervan zorg te dragen. De verdachte wist dat [naam medeverdachte 3] twee anderen meenam. Zij heeft haar huissleutel aan [naam medeverdachte 3] gegeven, zodat [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en hij nagenoeg ongemerkt – en voor [naam slachtoffer 2] volstrekt onverwachts – de woning binnen konden treden. Zij heeft bovendien de dag en het tijdstip uitgekozen waarop [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] naar haar woning zouden gaan, omdat haar moeder thuis moest zijn. Uit de verklaring van [naam medeverdachte 1] volgt dat de verdachte kort voor het incident – toen [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] de huissleutel bij haar stageadres kwamen ophalen – aan [naam medeverdachte 3] heeft gevraagd of hij ging ‘afhaken’, waarop [naam medeverdachte 3] de verdachte heeft geantwoord dat hij dat niet zou doen. Uit het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat de verdachte een leidende rol had in het geheel. Als de verdachte op enig moment tegenover [naam medeverdachte 3] had aangegeven dat zij het plan niet wilde doorzetten, was het ook niet gebeurd. De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de poging tot zware mishandeling door [naam slachtoffer 2] meermalen te slaan en de zware mishandeling door [naam slachtoffer 2] met een scheermes in haar arm te snijden. Dat zij van tevoren niet bekend was met de precieze geweldshandelingen die haar medeverdachten zouden plegen, doet daaraan niet af. Zij had immers opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Was er ook sprake van voorbedachte raad?
Gelet op het voorgaande stelt rechtbank vast dat bij de verdachte sprake was van een vooropgezet plan om een overval op haar moeder te plegen. Daarmee was bij de verdachte – net als bij [naam medeverdachte 3] –sprake van voorbedachte raad ten aanzien van het plegen van ernstig geweld tegen [naam slachtoffer 2] . De verdachte had ruim de gelegenheid na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daden en zich daarvan rekenschap te geven. Zij heeft echter geen andere afweging gemaakt. Van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin de verdachte zou hebben gehandeld, is de rechtbank niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties voor het aannemen van voorbedachte raad.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 meer subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde en het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 meer subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
meer subsidiair:
zij op 25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond in de
linker onderarm en een blijvend litteken heeft toegebracht, hebbende één van haar mededaders opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met kracht met een scheermes, die [naam slachtoffer 2] in de linker onderarm gesneden;
3.
zij op 25 mei 2021 te Rotterdam, ter uitvoering van het door haar, verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hebbende één van haar mededaders die [naam slachtoffer 2] meermalen, met kracht tegen het hoofd gestompt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
medeplegen van zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade
3.
medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op 25 mei 2021 als zestienjarige schuldig gemaakt aan het medeplegen van een zware mishandeling met voorbedachten rade en het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. De verdachte wist dat haar liefdesrelatie met [naam medeverdachte 3] werd afgekeurd. De verdachte heeft [naam medeverdachte 3] toen gevraagd om een overval te plegen op haar moeder, zodat zij zou schrikken en de verdachte met rust zou worden gelaten. Aan die vraag hebben [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] gevolg gegeven. Zij hebben eerst de sleutel van de woning bij de verdachte opgehaald waarna zij naar de woning van de verdachte zijn gereden. [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] hadden onder andere gezichtsbedekkende kleding en messen meegenomen. In de woning is de situatie volledig uit de hand gelopen. Niet alleen is [naam slachtoffer 2] zwaar letsel toegebracht en bijna gedood, ook is [naam slachtoffer 1] , de broer van de verdachte, door vele messteken om het leven gekomen. [naam slachtoffer 2] heeft moeten aanhoren hoe haar zoon met grof geweld om het leven werd gebracht. [naam slachtoffer 2] zal door de aanhoudende pijn, trauma’s en het grote litteken op haar arm blijvend herinnerd worden aan de afschuwelijke gebeurtenissen. Als de verdachte niet dit bizarre plan om haar moeder iets aan te doen had opgevat, was [naam slachtoffer 2] dit leed bespaard gebleven en was haar zoon [naam slachtoffer 1] nog in leven geweest. De verdachte was de spil in het geheel. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
De verdachte heeft met haar handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [naam slachtoffer 2] . Deze zaak heeft in haar directe woonomgeving grote impact gehad, maar ook in de gehele samenleving. Niet alleen door het ernstige geweld dat is toegepast, maar ook door de jonge leeftijd van de betrokkenen en omdat de verdachte als dochter en zus van de slachtoffers betrokken was.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 juni 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Uit dit rapport blijkt dat ten aanzien van de verdachte sprake is van risicofactoren. Zo is er sinds zij verdacht wordt de huidig delicten, geen contact meer tussen de verdachte en haar gezins- en familieleden. De verdachte is door het ten laste gelegde haar sociaal netwerk kwijt geraakt. Daarbij volgt zij momenteel geen onderwijs.
De Raad is van mening dat de reeds gestarte plaatsing in De Catamaran het meest passend is voor de verdachte. Hier wordt een pedagogisch klimaat geboden, waarin zij profiteert van de geboden behandeling. In de behandeling is aandacht voor de persoonlijkheids- en sociaal-emotionele ontwikkeling, beperkingen in haar emotieregulatie en (coping) en probleemoplossende vaardigheden van de verdachte. Zij is daarnaast gestart met therapie gericht op het verwerken van de traumatische gebeurtenissen en systeemtherapie. De Raad heeft daarin meegewogen dat gezien de lange wachtlijsten en de kalenderleeftijd van de verdachte een plaatsing in een gezinshuis niet als passend en haalbaar wordt gezien. De verdachte lijkt voor nu baat te hebben bij het vele toezicht en in meer gefaseerde stappen ruimte te moeten krijgen om zich te ontwikkelen in de maatschappij en de kans op herhaling van delictgedrag te verkleinen.
De Raad ziet een deels onvoorwaardelijke (gelijk aan de duur van het voorarrest) en een deels voorwaardelijke detentiestraf als passend, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt met de jeugdreclassering en meewerkt met de ingezette behandeling bij de Catamaran, mocht zij schuldig worden bevonden. De Raad adviseert het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk te laten zijn aan het voorarrest, omdat het niet wenselijk is dat de reeds gestarte behandeling bij de Catamaran doorbroken wordt door detentie en de verdachte opnieuw in een JJI geplaatst wordt.
De deskundige [naam persoon 1] , werkzaam bij de Raad, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat het belangrijk is dat de verdachte blijft meewerken aan de behandeling bij De Catamaran, maar dat zij ook meewerkt aan een andere behandeling als de jeugdreclassering dat nodig acht. De verwachting is dat de behandeling bij De Catamaran eerder dan twee jaar zal zijn afgerond.
Voorts heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: te noemen JBRR) een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 juni 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De deskundige [naam persoon 2] , werkzaam bij JBRR, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat er voor de verdachte nog een heel traject te gaan is. Zij is gestart met EMDR-therapie en er zal ook begonnen worden met systeemtherapie. De verdachte is twee weken geleden overgeplaatst naar een andere groep. Daar wordt ook gekeken naar het opbouwen van vrijheden. Er hebben echter incidenten plaatsgevonden: de verdachte is – zonder iemand daarin te kennen – een relatie aangegaan met een groepsgenoot en bleek in het bezit te zijn van een telefoon. Naar aanleiding van deze incidenten zijn de vrijheden van de verdachte beperkt. Volgend jaar februari zal de verdachte starten met een nieuwe opleiding. Tot die tijd kan zij zich volledig inzetten voor haar therapieën en behandeling.
Tevens is door psychiaters [naam persoon 3] (supervisor) en [naam persoon 4] (supervisant) een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 oktober 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een achterstand, of beperkingen, in haar sociaal-emotionele ontwikkeling, met subassertiviteit, naïviteit, beïnvloedbaarheid en beperkingen in haar copings-, oplossende en emotieregulerende vaardigheden. Vanwege de achterlopende sociaal-emotionele ontwikkeling zijn er dan ook aanwijzingen voor een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De functiestoornissen waren ook aanwezig tijdens het tenlastegelegde. De verdachte is meer dan een gemiddelde leeftijdsgenoot beïnvloedbaar voor (negatieve) invloeden van anderen. De verdachte lijkt de gevolgen van haar handelen niet goed te beseffen. Ze toont zich ook hierin opvallend naïef. Het is dan ook aannemelijk dat de verdachte, vanuit naïviteit en gemakkelijke beïnvloedbaarheid, eveneens passend bij haar achterlopende sociaal-emotionele ontwikkeling, onvoldoende de gevaren van de vraag aan haar ex-vriend om een overval te plegen, heeft overzien. Samenvattend zien de psychiaters dan ook voldoende aanwijzingen voor een verband tussen de gestelde functiestoornissen en het tenlastegelegde, indien bewezen. Geadviseerd wordt om de verdachte het tenlastegelegde, bij bewezenverklaring, in een verminderde mate toe te rekenen.
Het risico om opnieuw in aanraking te komen met politie/justitie wordt als laag tot matig ingeschat. De sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte dient met urgentie gestuurd te worden. Om deze ontwikkeling zo gunstig mogelijk te sturen en daarmee het als laag tot matig ingeschatte risico op recidive te beperken, wordt noodzakelijk geacht dat de verdachte gedurende langere tijd een stabiele, veilige en pedagogisch ondersteunende woonomgeving krijgt. In deze omgeving moet zij een behandeling ondergaan die zich richt op haar persoonlijkheids- en sociaalemotionele ontwikkeling en beperkingen in haar emotieregulatie, waarin zij adequate (coping)vaardigheden aanleert in het omgaan met problemen of stress. Ook dient de behandeling te zijn gericht op het verwerken van de traumatische gebeurtenissen, allereerst rondom het tenlastegelegde en de gevolgen daarvan, en vervolgens zo nodig ook gericht op eerdere traumatische gebeurtenissen in het leven van de verdachte. Zonder een passende woonplek is de inschatting dat de verdachte niet zal kunnen profiteren van de noodzakelijk geachte behandeling om haar ontwikkeling positief te sturen.
Gezien de enorme impact en de desastreuze gevolgen van het tenlastegelegde, adviseren de psychiaters, in tegenstelling tot de klinisch psycholoog, de behandeling in een ambulant forensisch psychiatrisch kader vorm te geven.
Klinisch psycholoog dr. [naam persoon 5] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 27 september 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
In de persoonlijkheid van de verdachte worden geen aanwijzingen voor pathologische antisociale gedragspatronen en/of psychiatrie (in engere zin) teruggezien. Binnen haar persoonlijkheidsontwikkeling wordt wel een aantal kwetsbaarheden teruggevonden, waarbij naïviteit, subassertiviteit en beïnvloedbaarheid sterk op de voorgrond staan. Dit leidt ertoe dat op het gebied van coping dan wel probleemoplossende vaardigheden bij de verdachte (nog) een onrijpheid in de sociaal-emotionele ontwikkeling bestaat. Zij is onvoldoende in staat emotieregulatie op een adequate manier te laten plaatsvinden. Vanuit het grote verdriet dat achteraf sterk invoelbaar is (posttraumatische-stressstoornis die is ontstaan), maar ook de zichtbare schuld- en schaamtegevoelens die bij haar nadrukkelijk aanwezig zijn, wordt onderschreven dat geen sprake is van antisociale persoonlijkheidstrekken, maar van impulsieve, naïeve gedragingen, volgend vanuit een nog onrijpe sociaal-emotionele ontwikkeling met beperkte probleemoplossende- dan wel inadequate copingvaardigheden. Met het aanwezig geachte verband tussen de beschreven problematiek van de verdachte en het haar ten laste gelegde waarover zij een bekennende verklaring aflegt, wordt de rechtbank geadviseerd om de verdachte die haar ten laste gelegde feiten (indien bewezen) in een verminderde mate toe te rekenen.
Vanuit een gestructureerd klinisch oordeel wordt het recidiverisico, zonder behandeling, voor het opnieuw in aanraking komen met politie en justitie als laag/matig ingeschat.
De verdachte heeft een zeer enerverende situatie achter de rug, waarin zij getraumatiseerd is geraakt en haar thuisbasis is kwijtgeraakt. Belangrijk is daarom dat na een eventueel strafdeel voor de verdachte allereerst een veilige, warme en stabiele plek wordt gecreëerd: enerzijds omdat daarbinnen emotieregulatie kan plaatsvinden en traumatische herinneringen kunnen worden verwerkt, anderzijds omdat bij de verdachte een nog onrijpe sociaal-emotionele ontwikkeling zichtbaar is en er op dat gebied, binnen een warme, veilige en stabiele omgeving, een inhaalslag kan worden gemaakt.
Het doel van ambulante behandeling zal zijn dat de verdachte haar identiteit op een positieve manier kan gaan ontwikkelen, waardoor ze emoties leert reguleren, overdachte gedragskeuzes leert maken en in contact met anderen minder naïef en beïnvloedbaar wordt. De psycholoog is van mening dat de verdachte, voornamelijk door haar traumagerelateerde problematiek, (aanvankelijk) het best binnen de specialistische GGZ voor ambulante behandeling kan worden aangemeld. Omdat de overige behandeldoelen met betrekking tot het verlagen van het risico op recidive zich voornamelijk richten op het verstevigen van vaardigheden en het ontwikkelen van haar identiteit, wordt ingeschat dat die behandeldoelen ook binnen een niet forensische polikliniek kunnen worden behaald. Daarom lijkt aanmelding bij een reguliere specialistische GGZ-instelling (in plaats van een ambulante forensische instelling) gelet op de op de voorgrond staande traumagerelateerde problematiek de voorkeur te hebben.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusies van de psychiater en de psycholoog worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank legt deze aan haar beslissingen ten grondslag. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig was ten tijde van de tenlastegelegde feiten, zal de rechtbank de bewezen verklaarde feiten verminderd aan de verdachte toerekenen.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie van aanmerkelijke duur. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie het medeplegen van de poging tot moord op [naam slachtoffer 2] niet bewezen acht. De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat het voor de verdachte van belang is dat haar behandeling niet wordt onderbroken door het ondergaan van een jeugddetentie. De rechtbank zal daarom een jeugddetentie opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank zal ook een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten medeplegen van een zware mishandeling met voorbedachten rade en het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. Bovendien blijkt uit de rapportages van de psychiater, de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering, dat er bij de verdachte sprake is van een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling, met subassertiviteit, naïviteit, beïnvloedbaarheid en beperkingen in haar coping, oplossende en emotieregulerende vaardigheden. De rechtbank is om die reden van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer 2] en dhr. [naam slachtoffer 3] .
Een uitzondering kan hierop worden gemaakt als [naam slachtoffer 2] en dhr. [naam slachtoffer 3] zelf weer contact willen met de verdachte en onder de voorwaarde dat het contact wordt begeleid conform de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [naam slachtoffer 2] en dhr. [naam slachtoffer 3] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38v, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 meer subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 360 (driehonderdzestig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 121 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo vaak als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam medeverdachte 3] ( [geboortedatum medeverdachte 3] 2001 te [geboorteplaats medeverdachte 3] );
- meewerkt aan behandeling en begeleiding van De Catamaran;
- meewerkt aan vervolgbehandeling/begeleiding indien de jeugdreclassering dit nodig acht, ook als dat ziet op het gebied van wonen;
- met ingang van het studiejaar 2022/2023 onderwijs zal volgen dan wel anderszins een passende dagbesteding zal hebben, in overleg met de jeugdreclassering;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 2] en dhr. [naam slachtoffer 3] , gedurende 2 jaren na heden. Hier kan uitzondering op worden gemaakt als [naam slachtoffer 2] en dhr. [naam slachtoffer 3] zelf contact willen en onder de voorwaarde dat het contact onder begeleiding plaatsvindt conform de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
met bevel dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie wordt toegepast voor de duur van 7 dagen, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel en J. Rust, MSc, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2022.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben (een of meer van) haar mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg , met een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) meermalen in de borst en/of de linkerschouder, althans het bovenlichaam van die [naam slachtoffer 1] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden;
subsidiair:
[naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2]
op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven heeft/hebben beroofd,
immers heeft/hebben die [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) meermalen in de borst en/of de linkerschouder, althans het bovenlichaam van die [naam slachtoffer 1] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden,
bij en/of tot welk feit zij verdachte in of omstreeks de periode van 17 mei 2021 tot en met 25 mei 2021 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door:
- met voornoemde [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] afspraken te maken over het doden/overvallen/mishandelen van [naam slachtoffer 2] (zijnde de moeder van verdachte) en/of [naam slachtoffer 1] (zijnde de broer van verdachte) in de (gezins)woning en/of
- ( daarbij) aan die [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] haar portieksleutel en/of huissleutel te verstrekken, zodat voornoemde [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] (ongehinderd) deze (gezins)woning konden betreden, alwaar voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] op dat moment verbleven;
2.
zij op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, een persoon
genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven,
hebbende één of meer van haar mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [naam slachtoffer 2] (met kracht) met een (scheer)mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp in de (linkeronder)arm gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
[naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door die [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of
[naam medeverdachte 2]voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, een persoon genaamd [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg die [naam slachtoffer 2] met een (scheer)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de (linkeronder)arm heeft/hebben gestoken en/of gesneden,
Terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot welk feit zij verdachte in of omstreeks de periode van 17 mei 2021 tot en met 25 mei 2021 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door:
- met voornoemde [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] afspraken te maken over het doden/overvallen/mishandelen van [naam slachtoffer 2] (zijnde de moeder van verdachte) en/of [naam slachtoffer 1] (zijnde de broer van verdachte) in de (gezins)woning en/of
- ( daarbij) aan die [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] haar portieksleutel en/of huissleutel te verstrekken, zodat voornoemde [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] (ongehinderd) deze (gezins)woning konden betreden, alwaar voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] op dat moment verbleven;
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) steekwond/snijwond in de
(linkeronder)arm en/of een blijvend litteken heeft toegebracht, hebbende één of meer van haar mededader(s) opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg (met kracht) met een (scheer)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [naam slachtoffer 2] in de (linkeronder)arm gestoken en/of gesneden;
meest subsidiair:
[naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] , op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan [naam slachtoffer 2]
opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) steekwond/snijwond in een arm en/of een blijvend litteken, heeft/hebben toegebracht door opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [naam slachtoffer 2] in de (linkeronder)arm te steken en/of snijden,
bij en/of tot welk feit zij verdachte in of omstreeks de periode van 17 mei 2121 tot en met 25 mei 2021 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door:
- met voornoemde [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] afspraken te maken over het doden/overvallen/mishandelen van [naam slachtoffer 2] (zijnde de moeder van verdachte) en/of [naam slachtoffer 1] (zijnde de broer van verdachte) in de (gezins)woning en/of
- ( daarbij) aan die [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] haar portieksleutel en/of huissleutel te verstrekken, zodat voornoemde [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] (ongehinderd) deze (gezins)woning konden betreden, alwaar voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] op dat moment verbleven;
3.
zij op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam, ter uitvoering van het door haar, verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hebbende één of meer van haar mededader(s) die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal met kracht op/tegen het hoofd/gezicht gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
[naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam, ter uitvoering van het door hen, verdachten voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal met kracht op/tegen het hoofd/gezicht gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot welk feit zij verdachte in of omstreeks de periode van 17 mei 2021 tot en met 25 mei 2021 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door:
- met voornoemde [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] afspraken te maken over het doden/overvallen/mishandelen van [naam slachtoffer 2] (zijnde de moeder van verdachte) en/of [naam slachtoffer 1] (zijnde de broer van verdachte) in de (gezins)woning en/of
- ( daarbij) aan die [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] haar portieksleutel en/of huissleutel te verstrekken, zodat voornoemde [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] (ongehinderd) deze (gezins)woning konden betreden, alwaar voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] op dat moment verbleven;
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet met voorbedachte rade [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld, hebbende één of meer van haar mededader(s) die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal
vlet kracht op/tegen het hoofd/gezicht gestompt en/of geslagen;
meest subsidiair:
[naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet met voorbedachte rade [naam slachtoffer 2] heeft/hebben mishandeld, door die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal met kracht op/tegen het hoofd/gezicht te stompen en te slaan,
bij en/of tot welk feit zij verdachte in of omstreeks de periode van 17 mei 2021 tot en met 25 mei 2021 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door:
- met voornoemde [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] afspraken te maken over het doden/overvallen/mishandelen van [naam slachtoffer 2] (zijnde de moeder van verdachte) en/of [naam slachtoffer 1] (zijnde de broer van verdachte) in de (gezins)woning en/of
- ( daarbij) aan die [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] haar portieksleutel en/of huissleutel te verstrekken, zodat voornoemde [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] (ongehinderd) deze (gezins)woning konden betreden, alwaar voornoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] op dat moment verbleven;