ECLI:NL:RBROT:2022:5591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
10/740159-17 en 22/004826-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde wegens niet-naleving van voorwaarden

Op 21 juni 2022 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die eerder voorwaardelijk in vrijheid was gesteld na het uitzitten van een gevangenisstraf van 28 maanden. De veroordeelde had zich echter niet gehouden aan de opgelegde bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en het volgen van een ambulante behandeling. Het Openbaar Ministerie diende op 7 maart 2022 een vordering in tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat de veroordeelde de voorwaarden had overtreden. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de veroordeelde niet op de hoogte was van de voorwaarden, maar de rechtbank oordeelde dat hij voldoende mogelijkheden had gehad om zich aan de voorwaarden te houden. De reclassering had gerapporteerd dat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden hield en dat er een hoog risico op recidive was. De rechtbank besloot de vordering van het Openbaar Ministerie toe te wijzen en gelastte dat de veroordeelde de resterende 205 dagen van zijn gevangenisstraf alsnog moet ondergaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
VI-zaaknummer: 10/740159-17
Parketnummers: 10/740159-17 en 22/004826-18
Datum uitspraak: 21 juni 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde],
gedetineerd in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad te Westzaan,
raadsman mr. J.G. Roethof, advocaat te Arnhem.

Opgelegde straf

Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 november 2019 is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest. In cassatie is de gevangenisstraf bij arrest van de Hoge Raad van 6 juli 2021 gematigd tot 28 maanden.
De veroordeelde is op 6 juli 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Als bijzondere voorwaarden zijn onder meer gesteld:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • het volgen van een ambulante behandeling bij Inforsa FAZ;
  • het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Exodus;
  • andere voorwaarden het gedrag betreffende: de inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van woonruimte en een dagbesteding, medewerking verlenen aan middelencontrole en openheid geven over zijn financiële situatie.
De proeftijd is ingegaan op 19 oktober 2021 (de dag van de feitelijke invrijheidstelling van de veroordeelde) en bedraagt 365 dagen.

Vordering

Op 7 maart 2022 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, wegens het niet naleven van voormelde voorwaarden.
Bij de vordering is het rapport van 4 maart 2022 van het Leger des Heils, afdeling reclassering (hierna ook: de reclassering) overgelegd. Daarnaast zitten in het dossier rapporten van de reclassering van 28 oktober 2021 (afloopbericht toezicht) en van 10 december 2021 (viadvies).

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 21 juni 2022. De officier van justitie, mr. M. Smetsers, en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, zijn gehoord. Voorts is de deskundige [naam], als reclasseringswerker verbonden aan het Leger des Heils Midden-Nederland, gehoord.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De veroordeelde en de raadsman hebben verzocht de vordering af te wijzen. Daartoe is primair aangevoerd dat de veroordeelde niet op de hoogte was van de voorwaarden, omdat de voorwaarden nooit aan hem zijn betekend. Subsidiair moet de vordering worden afgewezen omdat het niet naleven van de voorwaarden niet aan de veroordeelde te wijten is. Hij heeft zich goed ingezet voor zijn dagbesteding, is actief achter de intake met Inforsa aangegaan en had goed contact met de medewerkers van Stichting Exodus. De begeleiding is ook door hem op vrijwillige basis opgestart. Volgens de veroordeelde blijkt uit het door zijn raadsman voorafgaand aan de zitting overgelegde rapport van de reclassering van 27 augustus 2021 ook dat het goed ging en hij zich aan de regels hield. De veroordeelde heeft nog verklaard dat hij hulp en een stok achter de deur wil, wellicht moeten de voorwaarden dan worden gewijzigd. De veroordeelde moet zich immers aan voorwaarden houden in het kader van een schorsingstoezicht, een voorwaardelijke straf en de huidige vi-voorwaarden. Dat is (te) verwarrend voor hem.

Beoordeling

De rapporten van de reclassering van 28 oktober 2021, 10 december 2021 en 4 maart 2022 houden onder meer het volgende in:
De veroordeelde heeft de voorwaarden dagbesteding, behandeling, begeleid/beschermd wonen en het verbod op alcohol en drugs overtreden. Zo is de veroordeelde geschorst bij zijn dagbesteding. Hij heeft daar voor overlast gezorgd en er waren meerdere meldingen over intimiderend en ondermijnend gedrag. De behandeling bij Inforsa is nooit gestart. Na de overdracht van de veroordeelde aan Inforsa Utrecht is hij ondanks aandringen niet op de afspraken (voor adviesgesprekken) verschenen. Daarnaast heeft de veroordeelde zich niet aan de huisregel van Stichting Exodus gehouden; hij moest vier dagen per week in de woning aanwezig zijn. De veroordeelde was echter nauwelijks aanwezig geweest. Ook zijn er drie politiemeldingen binnen gekomen waarbij de veroordeelde betrokken was.
De reclassering heeft onvoldoende grip en zicht op de veroordeelde. De responsiviteit is laag. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking. Er is mogelijk een langdurige klinische opname nodig. Het risico op recidive wordt nog altijd ingeschat als hoog. Geconcludeerd wordt dat er geen mogelijkheden meer worden gezien voor het voortzetten van het toezicht, ook niet na gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De deskundige [naam] heeft op de terechtzitting het rapport van 4 maart 2022 toegelicht en daarbij verklaard dat de voorwaarden destijds met de veroordeelde meerdere keren zijn besproken. De veroordeelde was op de hoogte van deze voorwaarden.
De veroordeelde is verder moeilijk aanspreekbaar en niet te sturen. Het door de veroordeelde naleven van de voorwaarden is langzaam afgebrokkeld. De veroordeelde is daar ook op aangesproken. Tijdens de dagbesteding van de veroordeelde was sprake van meerdere incidenten en klachten. Er is voor wat betreft de behandeling gedurende langere tijd tevergeefs geprobeerd contact met de veroordeelde te krijgen, een behandeling is niet van de grond gekomen. Een klinische setting lijkt geïndiceerd, hier moet nader onderzoek naar worden gedaan. De reclassering heeft een lange adem gehad. De ondergrens was daarbij het begeleid wonen, omdat vandaaruit in ieder geval een stabiele basis kon worden gecreëerd. Toen het begeleid wonen wegviel, is besloten om het toezicht tijdens de voorwaardelijke invrijheidstelling retour te zenden.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het voor de veroordeelde voldoende duidelijk was aan welke voorwaarden hij zich moest houden. De voorwaarden zijn bij de start van het toezicht met hem besproken en hij was daar dus van op de hoogte. Dat er in verschillende kaders voorwaarden aan de veroordeelde waren opgelegd en het kennelijk voor de verdachte niet altijd even duidelijk was in welk kader hij zich aan welke voorwaarde moest houden, maakt dat niet anders.
De veroordeelde heeft de voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling, gelet op hetgeen is gerapporteerd en op de tijdens de zitting gegeven toelichting, verwijtbaar niet nageleefd. De veroordeelde heeft daartoe wel meer dan voldoende mogelijkheden gehad.
De rechtbank zal om die reden de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen en zal gelasten dat het gedeelte van de
vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, te weten 205 dagen, alsnog geheel moet worden ondergaan.

BeslissingDe rechtbank:

wijst toede vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat niet ten uitvoer is gelegd, groot
205(tweehonderdvijf) dagen, alsnog moet worden ondergaan.
Deze beslissing is genomen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. N. Freese en M. Zoethout, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juni 2022.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.