ECLI:NL:RBROT:2022:559

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
9447651
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering zorgverzekeraar wegens betaling door derdenbeslag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Zilveren Kruis had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die voortvloeide uit een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.909,64 in een eerder verstekvonnis, maar had betwist dat hij nog een bedrag van € 1.234,72 verschuldigd was, omdat hij meende dat deze vordering al was voldaan door middel van derdenbeslag dat eerder was gelegd door deurwaarderskantoren Syncasso en LAVG.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Zilveren Kruis een bedrag van in totaal € 4.321,30 heeft ontvangen van deze deurwaarders, maar dat Zilveren Kruis niet voldoende had onderbouwd op welke wijze dit bedrag was afgeboekt op de oorspronkelijke vordering. De rechter oordeelde dat het restantbedrag van € 934,59, dat niet was gespecificeerd door Zilveren Kruis, diende te worden afgeboekt op de onderhavige vordering. Aangezien Zilveren Kruis geen andere vorderingen had gepresenteerd die meer bezwarend of ouder waren, concludeerde de rechter dat de gedaagde de vordering van € 572,55 al had betaald door de betalingen via derdenbeslag.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Zilveren Kruis afgewezen en de zorgverzekeraar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden vastgesteld, aangezien deze in eigen hand had geprocedeerd. Dit vonnis benadrukt het belang van een duidelijke specificatie van betalingen door de eiser in een civiele procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9447651 \ CV EXPL 21-31015
uitspraak: 28 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
hierna te noemen: Zilveren Kruis,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1..Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] van 3 november 2021 en de daarbij door hem overhandigde pleitnota met producties;
  • de conclusie van repliek, die ook een vermindering van eis bevat, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge reactie van [gedaagde] van 29 december 2021 en de daarbij door hem overhandigde pleitnota.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2..De vaststaande feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
[gedaagde] is met Zilveren Kruis een zorgverzekeringsovereenkomst aangegaan. Op grond van die overeenkomst moet [gedaagde] maandelijks bij vooruitbetaling premie aan Zilveren Kruis betalen. Daarnaast moet [gedaagde] zorgkostennota’s betalen aan Zilveren Kruis, wanneer Zilveren Kruis zorgkosten van [gedaagde] heeft vergoed en deze niet (of niet helemaal) door zijn verzekering worden gedekt.
2.2.
Bij verstekvonnis van 1 februari 2010 is [gedaagde] veroordeeld om een bedrag van € 1.909,64, te vermeerderen met rente, aan Zilveren Kruis te betalen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Deze veroordeling zag op een betalingsachterstand van [gedaagde] met betrekking tot de premie van zijn zorgverzekering voor de maanden juni 2008 tot en met september 2008 en december 2008 tot en met november 2009.
2.3.
Op grond van het eerdergenoemde verstekvonnis heeft Zilveren Kruis op 23 juli 2010 ten laste van [gedaagde] executoriaal derdenbeslag laten leggen onder de Sociale Verzekeringsbank, ter verkrijging van een bedrag van € 2.720,35, te vermeerderen met rente.
2.4.
De deurwaarderskantoren Syncasso en LAVG hebben eerder dan Zilveren Kruis, ten behoeve van andere vorderingen, eveneens derdenbeslag gelegd ten laste van [gedaagde] . Zij traden daarom op als verdelend deurwaarder, in de zin van artikel 478 Rv. Zij hebben in die hoedanigheid een bedrag van respectievelijk € 3.052,55 en € 1.268,75 aan de gemachtigde van Zilveren Kruis betaald.

3..Het geschil

3.1.
Zilveren Kruis heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om een bedrag van € 1.234,72 aan Zilveren Kruis te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.058,82 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de volledige betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Zilveren Kruis (samengevat) het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft de premie van zijn zorgverzekering voor de maanden december 2009 tot en met augustus 2010, ter hoogte van € 524,38, en vijf zorgkostennota’s uit 2010 tot en met 2012, ter hoogte van € 534,44, niet volledig betaald. Hij dient alsnog het restant van deze bedragen te betalen. [gedaagde] dient wegens deze wanbetaling verder € 24,63 aan rente en € 363,- aan buitengerechtelijke kosten te betalen. Op het totaal van deze bedragen van € 1.446,45 strekt een bedrag van € 211,73 in mindering, zodat een vordering van € 1.234,72 resteert.
3.3.
Bij conclusie van repliek heeft Zilveren Kruis zich op het standpunt gesteld dat de premie van de zorgverzekering voor de maanden december 2009 tot en met maart 2010 inmiddels is voldaan, dan wel verrekend. Daarnaast heeft zij haar vordering ter zake van de zorgkostennota’s ingetrokken. Zij vermindert daarom haar vordering met een bedrag van € 662,17.
3.4.
[gedaagde] heeft de vordering van Zilveren Kruis betwist. Hij stelt zich primair op het standpunt dat hij alle vorderingen van Zilveren Kruis al heeft betaald door het beslag dat Syncasso en LAVG hebben gelegd. Subsidiair stelt hij dat sprake is van verjaring.

4..De beoordeling

4.1.
Ter zake van de opbouw van de vordering van Zilveren Kruis wordt het volgende vooropgesteld. Na de vermindering van eis met € 662,17 resteert nog een vordering van € 572,55. Naar de kantonrechter begrijpt vordert Zilveren Kruis nog een hoofdsom van € 312,65 (randnummer 3 conclusie van repliek) ter zake van de premie van april 2010 tot en met augustus 2010, en ziet het restant van de vordering, ter hoogte van € 259,90 op rente en buitengerechtelijke kosten.
4.2.
[gedaagde] stelt primair dat deze vorderingen teniet zijn gegaan, omdat hij de bedragen al heeft betaald door middel van het beslag dat Syncasso en LAVG hebben gelegd. In reactie op dit verweer heeft Zilveren Kruis bevestigd dat zij een bedrag van in totaal € 4.321,30 heeft ontvangen van deze deurwaarderskantoren. Zilveren Kruis stelt dat deze bedragen echter zijn afgeboekt op hetgeen zij uit hoofde van het verstekvonnis van 1 februari 2020 te vorderen heeft van [gedaagde] . De rechter gaat er met oog op de overgelegde producties vanuit dat dit een verschrijving betreft en dat Zilveren Kruis het verstekvonnis van 1 februari 2010 bedoelt.
4.3.
Het had, gezien het verweer van [gedaagde] , op de weg van Zilveren Kruis gelegen om aan de hand van een specificatie gedegen te onderbouwen op welke posten zij het ontvangen bedrag van € 4.321,30 heeft afgeboekt. Dit heeft zij echter nagelaten. Zij heeft slechts in het algemeen gesteld dat dit volledige bedrag heeft gediend ter betaling van de veroordeling uit het verstekvonnis. Zonder nadere toelichting van Zilveren Kruis is dit standpunt onbegrijpelijk. In het verstekvonnis is [gedaagde] namelijk veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 1.909,64. Uiteindelijk heeft Zilveren Kruis blijkens het beslagexploot (productie 4 conclusie van repliek) beslag laten leggen tot verkrijging van een bedrag van € 2.720,35, inclusief proces- en executiekosten. Getuige het overgelegde overbetekeningsexploot van 2 augustus 2016 was dit bedrag op 2 augustus 2016 door toegenomen rente en executiekosten opgelopen tot € 3.366,42 (productie 4 conclusie van repliek). Uit de overgelegde brief van 31 juli 2019 volgt dat de vordering per die datum nog (iets) verder was opgelopen tot € 3.386,71 (productie 2 conclusie van repliek). Deze vordering is € 934,59 lager dan het bedrag dat Zilveren Kruis van Syncasso en LAVG heeft ontvangen. Het moge zo zijn dat de vordering van Zilveren Kruis uit hoofde van het verstekvonnis, door toegenomen rente, nog (enigszins) is opgelopen, het had dan echter op de weg van Zilveren Kruis gelegen om dit te specificeren. Nu Zilveren Kruis dat niet heeft gedaan, staat slechts het bestaan van een vordering van ten hoogste € 3.386,71 vast. Het restantbedrag van € 934,59 dient dus te worden afgeboekt op een andere vordering.
4.4.
De toerekening van het restantbedrag dient te gebeuren conform de regeling van artikel 6:43 BW. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van andere vorderingen van Zilveren Kruis op [gedaagde] , die meer bezwarend of ouder zijn dan de onderhavige vorderingen. In beginsel dient het restant van het door Zilveren Kruis ontvangen bedrag daarom te worden afgeboekt op de onderhavige vordering. Zilveren Kruis heeft geen andere onderbouwing op dit punt gegeven. Bij gebreke van enige uitleg van Zilveren Kruis oordeelt de rechter daarom dat [gedaagde] door de betaling van Syncasso en LAVG aan Zilveren Kruis de onderhavige vordering van € 572,55 al heeft betaald. Bij gebreke van een (andere gestelde of gebleken) grondslag wordt de vordering van Zilveren Kruis daarom afgewezen.
4.5.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Zilveren Kruis veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op nihil, aangezien hij de procesvoering in eigen hand heeft gehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Zilveren Kruis in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394