ECLI:NL:RBROT:2022:5588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
10/750306-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door raadsman mr. G.R. Stolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 januari 2019 in Rotterdam een contant geldbedrag van € 52.550,- en twee horloges voorhanden had, terwijl hij wist dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging op het onderdeel van het witwassen van auto’s niet voldoende specifiek was, waardoor dit deel van de dagvaarding partieel nietig werd verklaard.

De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken, waarbij de verdediging aanvoerde dat de doorzoeking onrechtmatig was en dat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor het witwassen. De verdachte had geen concrete en verifieerbare verklaring gegeven voor de herkomst van het geld en de horloges, en de rechtbank achtte het niet anders mogelijk dat deze voorwerpen uit misdrijf afkomstig waren.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een verbeurdverklaring van het geldbedrag en de horloges uitgesproken. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een lichtere straf dan oorspronkelijk zou zijn opgelegd. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact op de legale economie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750306-18
Datum uitspraak: 21 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van voorarrest (6 uur), subsidiair 60 dagen (na aftrek 57 dagen) hechtenis;
  • verbeurdverklaring van de onder 1 tot en met 4, 7 en 9 op de beslaglijst weergegeven voorwerpen.

4..Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging en standpunt officier van justitie
De raadsman als preliminair verweer aangevoerd dat de dagvaarding voor wat betreft de auto’s en horloges partieel nietig moet worden verklaard, omdat niet duidelijk is wat de verdachte nu exact wordt verweten. De tenlastelegging is niet voldoende specifiek. Uit de tenlastelegging kan immers niet worden opgemaakt welke auto’s en welke horloges de verdachte zou hebben witgewassen, zodat onvoldoende duidelijk is tegen welke beschuldigingen de verdachte zich concreet dient te verweren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding, gelet ook op de inhoud van de verhoren door de FIOD, voldoende concreet is geformuleerd en daarom geldig is. De tenlastelegging moet worden gelezen in samenhang met de beslaglijst.
4.2.
Beoordeling
Op de zitting is de volgende beslissing genomen, waarna het onderzoek is voortgezet.
Op de beslaglijst staan (naast een geldbedrag van € 80.550,-) twee Rolex horloges; een derde in beslag genomen horloge van het merk Maurice Lacroix is volgens de officier van justitie inmiddels teruggegeven aan de verdachte. De verdachte wordt verweten dat hij (naast het genoemde geldbedrag) een of meerdere horloges heeft witgewassen. De rechtbank acht de tenlastelegging op dit onderdeel voldoende specifiek en is van oordeel dat de aard van de verdenking ook voor de verdachte in zoverre duidelijk en begrijpelijk moet zijn. De dagvaarding is in zoverre geldig.
Ten aanzien van de verdenking van het witwassen van een of meer auto’s stelt de rechtbank vast dat uit het dossier niet blijkt dat onder de verdachte auto’s in beslag zijn genomen. Ook op de beslaglijst worden geen auto’s vermeld. Gelet op de toelichting van de officier van justitie acht de rechtbank daarmee onvoldoende duidelijk waartegen de verdachte zich op dit punt moet verdedigen. Dat de verdachte volgens de bevindingen uit het FIOD-onderzoek onder meer uit de in- en verkoop van schadeauto’s onverklaarbaar vermogen zou hebben opgebouwd, doet niet af aan deze conclusie. De dagvaarding zal in zoverre nietig worden verklaard.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is partieel nietig, voor zover deze ziet op het witwassen van een of meer auto’s.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de doorzoeking van de rechter-commissaris onrechtmatig is geweest, nu de vordering van de officier van justitie ontbreekt in het dossier. Hieruit verkregen gegevens moeten worden uitgesloten van het bewijs. Voorts was er geen redelijk vermoeden van schuld ten tijde van het toepassen van de dwangmiddelen. Er was slechts een voor de verdachte belastende TCI-melding, hetgeen onvoldoende is voor de start van een onderzoek.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van witwassen, nu het in beslag genomen geld en de horloges niet van een misdrijf afkomstig zijn. Ongeveer € 30.000,- was eigendom van een vriend/collega van de verdachte, door wie de kluis werd gehuurd waarin het geld is aangetroffen. De rest van het geldbedrag betrof spaargeld uit gokwinsten van de verdachte (naar schatting € 5.000,-) en kasgeld uit het bedrijf van zijn broer, die daarmee de rechtmatige eigenaar is van dit deel van het geld (ca. € 45.000,-). De horloges zijn met legale inkomsten betaald.
5.1.2.
Beoordeling
Geen vormverzuimen
De stelling van de raadsman dat bij ontbreken in het dossier van een schriftelijke vordering van de officier van justitie, de huiszoeking onrechtmatig moet worden geacht, vindt geen steun in het recht. Daarbij komt dat uit de beschikking van de rechter-commissaris van 7 januari 2019 (pagina 881 van het dossier) expliciet blijkt dat op 2 januari 2019 door de officier van justitie een schriftelijke, gemotiveerde vordering tot doorzoeking is ingediend. Ook was de rechter-commissaris aanwezig bij de doorzoeking. Het ontbreken van de schriftelijke vordering tot doorzoeking in het dossier leidt daarom niet tot bewijsuitsluiting. Het verweer wordt verworpen.
De stelling van de raadsman dat geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld ten tijde van de start van het onderzoek en de toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen, volgt de rechtbank evenmin. Uit het dossier volgt immers dat de (summiere) TCI-melding niet de enige of eerste informatie was waarop de start van het onderzoek en de daaropvolgende inzet van strafvorderlijke dwangmiddelen zijn gebaseerd.
Witwassen
Geen direct bewijs voor specifiek gronddelict
Het onderhavige strafrechtelijke onderzoek ‘Circulatie’ betreft een in 2017 gestart grootschalig onderzoek gericht op ambtelijke corruptie, door- en invoer van verdovende middelen in de Rotterdamse haven en witwassen door meerdere medewerkers van de douane. Het omvangrijke dossier bevat onder meer een TCI-melding, waaruit blijkt dat douanemedewerkers - onder wie de verdachte - tegen betaling aan onbevoegden toegang zouden hebben verschaft tot het haventerrein in verband met drugstransporten. Het dossier bevat daarnaast tapgesprekken en observaties, waaruit blijkt dat er contact is geweest tussen de verdachte en zijn medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2], toen beiden eveneens werkzaam bij de douane.
Het voorgaande is aanleiding geweest tot een uitgebreid opsporingsonderzoek. Op basis hiervan heeft het Openbaar Ministerie onvoldoende aanleiding gezien voor verdere vervolging van de verdachte voor ambtelijke corruptie en betrokkenheid bij drugshandel. Ook de rechtbank ziet op basis van het dossier onvoldoende aanwijzingen voor betrokkenheid van de verdachte bij een concreet zogenoemd gronddelict.
Voorhanden hebben
De woning van de verdachte is op 16 januari 2019 doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn onder meer horloges en een sleutel van een kluis met nummer [nummer] aangetroffen. Deze kluissleutel hoorde bij een door [naam] gehuurde kluis van ‘De Nederlandse Kluis’ (DNK). In de kluis is een geldbedrag van in totaal € 80.550,- aan contanten aangetroffen, onder meer bestaand uit 133 biljetten van € 200,- en 59 biljetten van € 500,-. De verdachte heeft verklaard dat een groot deel van het geld van hem afkomstig was en op zijn verzoek door [naam] in de kluis werd bewaard. Hiermee staat vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode een contant geldbedrag en horloges voorhanden heeft gehad.
Juridisch kader witwassen
Zoals uit het voorgaande volgt is op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband te leggen tussen de bij de verdachte aangetroffen voorwerpen en een bepaald misdrijf. Naar vaste rechtspraak kan toch bewezen worden verklaard dat voorwerpen “uit enig misdrijf” afkomstig zijn, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Als de vastgestelde feiten en omstandigheden zonder meer een vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen. Zodanige verklaring moet concreet en min of meer verifieerbaar zijn en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Vermoeden van witwassen
In het FIOD-onderzoek naar de contante inkomsten en uitgaven van de verdachte en zijn echtgenote in de periode van 2015 tot en met 2018, wordt geconcludeerd dat sprake is van een onverklaarbaar vermogen van € 200.657,73. In combinatie met het aantreffen in de kluis van een aanzienlijk contant geldbedrag in ongebruikelijk grote coupures, is de rechtbank van oordeel dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat het geld en de horloges uit enig misdrijf afkomstig zijn. Ten aanzien van dit grote contante geldbedrag en de luxe horloges lag immers niet direct een legale economische verklaring voor, zodat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen.
Verdere beoordeling op basis van verklaringen van de verdachte
Geld [naam]
De verdachte heeft verklaard dat een deel van het in de kluis aangetroffen geld (ongeveer € 30.000,-) eigendom was van een vriend/collega, [naam], die de kluis huurde. [naam] heeft deze verklaring zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris bevestigd, maar heeft daarbij verschillende bedragen genoemd. In zijn verklaring bij de rechter-commissaris wordt het bedrag dat hij aan contanten in de kluis bewaarde door [naam] geschat op ongeveer € 28.000,-. De rest van het geld was van de verdachte, aldus deze getuige.
De rechtbank acht deze verklaringen concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onaannemelijk. Het Openbaar Ministerie heeft op dit punt geen nader onderzoek laten doen. De rechtbank zal om die reden bij haar verdere beoordeling van mogelijk witwassen door de verdachte uitgaan van een contant geldbedrag van € 80.550,- minus € 28.000,- is € 52.550,-.
Geld kluis (€ 52.550,-) en horloges
De verdachte heeft bij de politie in eerste instantie niet willen verklaren over de herkomst van het in de kluis aangetroffen contante geldbedrag. Later heeft hij bij de politie verklaard dat het deels speelwinsten waren van de Toto, maar wilde hij daarbij geen verdere details geven. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij gedurende ruim zes jaar (in elk geval deels illegaal) in cafés en op de computer verschillende Toto-spellen speelde. De winsten werden steeds contant uitbetaald. De verdachte wisselde die winsten naar eigen zeggen dan om naar biljetten van € 500,-.
Over de locaties van deze Toto-spellen, de frequentie waarmee hij hier kwam en de hoogte van de speelwinsten heeft de verdachte wisselend verklaard. Bedoelde verklaringen zijn bovendien onvoldoende concreet, waardoor deze op geen enkele manier kunnen worden geverifieerd. Daarbij komt dat het statistisch gezien niet aannemelijk is dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, met grote regelmaat substantiële winsten zou hebben gemaakt bij het spelen van de Toto.
Ten aanzien van de aangetroffen coupures overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures, terwijl coupures van € 200,- en € 500,- in het normale Nederlandse betalingsverkeer maar zelden worden gebruikt.
Een ander deel van het aangetroffen contante geld betrof volgens de verdachte kasgeld van restaurant [naam restaurant], het bedrijf van zijn broer, over het jaar 2018. De verdachte was bedrijfsleider van dit restaurant en nam naar eigen zeggen iedere dag het kasgeld van contant betalende klanten mee naar huis. De verdachte bewaarde het kasgeld dan thuis, spaarde dit op en bracht dit vervolgens wekelijks of maandelijks naar de heer [naam], die eveneens werkzaam was bij het restaurant. [naam] bracht het dan naar de kluis.
De verdachte heeft op geen enkele manier concreet en verifieerbaar verklaard over de hoogte van het kasgeldbedrag, de totstandkoming van het opgespaarde bedrag (welke coupures), de manier waarop hij het bewaarde en de wijze waarop hij het geld vervolgens overdroeg aan [naam]. De door de raadsman ter terechtzitting overgelegde jaarrekening van 2018 van het restaurant maakt dit niet anders, nu daaruit niet blijkt dat het daarin vermelde kasgeld enige relatie heeft tot het in beslag genomen geldbedrag. Ook de verklaring van de broer van de verdachte bij de rechter-commissaris biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat (een groot deel van) het aangetroffen geld zijn eigendom zou zijn en legaal zou zijn verkregen. De rechtbank signaleert voorts dat de verklaring van de verdachte dat hij wekelijks of maandelijks geld overhandigde aan [naam] om dit in de kluis voor hem te bewaren, niet overeenstemt met diens verklaringen over de frequentie van zijn bezoeken aan de kluis.
Ook over de Rolex horloges (zoals volgt uit de beslaglijst ter waarde van € 3.000,- en
€ 6.900,-) heeft de verdachte wisselend en niet controleerbaar verklaard. De verdachte heeft deze horloges naar eigen zeggen voor een veel lagere prijs aangeschaft dan de marktwaarde, maar kan of wil niet zeggen waar en voor welke bedrag hij ze precies heeft gekocht. Ook beschikt de verdachte niet over certificaten of aankoopbewijzen van de in beslag genomen horloges.
De verdachte heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank geen concrete en min of meer verifieerbare verklaring gegeven voor de herkomst van het geld en de horloges. Ook de door de raadsman overgelegde bankafschriften over de jaren 2014 tot en met 2017 en de stelling van de verdachte ter zitting dat hij geld heeft verdiend in de autohandel, verklaren die herkomst niet en bieden onvoldoende concrete aanknopingspunten voor nader onderzoek.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft. Op grond daarvan concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat het geld direct of indirect uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. De rechtbank acht het ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat hij van dit bestanddeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 januari 2019 ,
te Rotterdam voorwerpen, te weten:
een contant geldbedrag (van in totaal Eur
52.550,00) en
horloges, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist ,
dat die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk en/of middellijk,
afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een contant geldbedrag van € 52.550,- en van twee kostbare horloges. De rechtbank rekent de verdachte daarbij nadrukkelijk aan dat hij vanuit zijn functie als medewerker van de Douane/Belastingsdienst een voorbeeldrol had. Witwassen van uit misdrijf afkomstige gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Bovendien heeft het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen een sterk corrumperende werking en faciliteert dit vaak ander strafbaar handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Bij de ernst van het strafbare feit past in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals naar voren gebracht op de terechtzitting, en met de impact die deze procedure heeft gehad op het leven van de verdachte en zijn gezin. De rechtbank benoemt daarbij het feit dat de verdachte mede naar aanleiding van de onderhavige strafzaak door zijn voormalige werkgever is ontslagen.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is in de onderhavige zaak op 4 maart 2019 in verzekering gesteld
.Op deze datum is de redelijke termijn daarom aangevangen.
Tussen 4 maart 2019 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 3 jaar en 3 maanden. Omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim een jaar. Omdat deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden. In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hebben opgelegd. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank in plaats daarvan een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uur en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opleggen. Deze straf acht de rechtbank, naast verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst onder nummers 1 tot en met 4, 7 en 9 weergegeven voorwerpen verbeurd te verklaren. De onder 5 en 6 op de beslaglijst weergegeven voorwerpen (horloge Maurice Lacroix met doos) zijn reeds teruggegeven aan de eigenaar, de echtgenote van de verdachte, en de onder 10 tot en met 12 weergegeven voorwerpen (telefoon en administratie) zijn teruggegeven aan de verdachte zelf.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de in beslag genomen voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, gelet op het pleidooi tot vrijspraak.
9.3.
Beoordeling
De in beslag genomen horloges met bijbehorende verpakkingen (beslaglijst nrs. 1 tot en met 4 en 7) en een geldbedrag van € 52.550,- (nr. 9) zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het bewezen feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.
Ten aanzien van het overige in beslag genomen geld (nr. 9, een bedrag van € 28.000,-) zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende [naam].
De overige op de beslaglijst genoemde voorwerpen zijn reeds teruggegeven, zodat de rechtbank daarover geen beslissing hoeft te nemen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
54 (vierenvijftig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
27 (zevenentwintig) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezen verklaarde feit:
9. Geld Euro € 52.550,-
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende [naam] van:
9. Geld Euro € 28.000,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en M. Zoethout, rechters,
in tegenwoordigheid van A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2019
tot en met 4 maart 2019, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meerdere voorwerpen, te weten:
contant geldbedrag (van in totaal Eur 80.550,00) en/of een of meer auto’s
en/of een of meer horloges,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen,
geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk en/of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig en/of enig eigen misdrijf.