ECLI:NL:RBROT:2022:5553

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
10/700497-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak deelname criminele organisatie en veroordeling voor medeplegen overval met geweld

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte Mega Kuroda, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van een gewapende overval. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de deelname aan een criminele organisatie, omdat niet is aangetoond dat er sprake was van een duurzaam samenwerkingsverband met een zekere structuur. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor 54 maanden zou worden veroordeeld, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om de deelname aan de criminele organisatie te bevestigen. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de overval die op 2 februari 2020 plaatsvond in [plaatsnaam 1]. Tijdens deze overval werd het slachtoffer met geweld bedreigd en beroofd van zijn waardevolle Rolex-horloge. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen de overval had gepleegd, waarbij geweld werd gebruikt en het slachtoffer ernstig werd bedreigd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van voorarrest, en beval de gevangenneming van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke strafbare feiten.

Uitspraak

rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/700497-20
Datum uitspraak: 8 juli 2022
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdahcte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 15, 22 en 30 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking er op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overval en dat hij lid is geweest van een criminele organisatie.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 (vierenvijftig) maanden met aftrek van voorarrest;
  • de gevangenneming van de verdachte.

4..Motivering vrijspraak

Feit 2 deelonderzoek Loof

4.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachten pleegden in wisselende samenstellingen strafbare feiten. Daarnaast werden in wisselende samenstellingen voorverkenningen uitgevoerd op plaatsen waar later werd ingebroken of een overval gepleegd werd. Daarbij werd niet altijd in dezelfde samenstelling voorverkend en het strafbare feit gepleegd. Onderling werd informatie uitgewisseld. Bij de voorbereiding werd op zeer uiteenlopende wijze informatie verzameld. Twee chauffeurs hebben verklaard dat zij benaderd werden door een groep jongens om te rijden voor een inbraak. De overvallen en inbraken hadden steeds goed gestructureerd plaats, waarbij van de verschillende deelnemers werd verwacht dat zij met elkaar samenwerkten. Medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] waren niet betrokken bij de overval in [plaatsnaam 1], maar zij waren hier wel van op de hoogte en vonden dat zij een deel van de opbrengst moesten krijgen. De verdachten maakten geregeld geld naar elkaar over, vermoedelijk verband houdend met bewezen diensten of verrekening van een buit.
Uit al deze feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake was van een organisatie met een zekere structuur en duurzaamheid die uit was op het plegen van strafbare feiten. De verdachte heeft daaraan deelgenomen.
4.2.
Beoordeling
Van een criminele organisatie is sprake wanneer er een samenwerkingsverband is, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Daarbij hoeft niet komen vast te staan dat een persoon moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Een dergelijk samenwerkingsverband kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel deze ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
De duurzaamheid en de structuur blijken volgens de officier van justitie uit de tijdlijn die in het proces-verbaal “artikel 140 Sr” is opgenomen. In deze tijdlijn staan controles van verdachten door de politie, observaties, strafbare feiten waarbij zij betrokken zouden zijn en stortingen en boekingen op bankrekeningnummers. Uit het proces-verbaal blijkt niet waaruit de structuur bestaat, anders dan dat een aantal verdachten regelmatig met elkaar wordt gezien, ook op plaatsen waar later strafbare feiten worden gepleegd. Dat de bevindingen bij observaties en controles het gevolg zijn van een duurzame samenwerking tussen verdachten blijkt niet. Er zijn geen tapgesprekken waaruit kan worden afgeleid dat verdachten georganiseerd op pad gaan. Dat de handelingen op de verschillende bankrekeningen te maken zouden hebben met bewezen diensten en te verdelen buit is onvoldoende onderbouwd doordat een link naar concrete strafbare feiten of voorverkenningen die hiermee in verband staan ontbreekt.
Hoewel meerdere telefoons zijn onderzocht, is alleen op de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte 3] uitgebreide informatie aangetroffen met betrekking tot mogelijke strafbare feiten. Zo is er een lijst aangetroffen met 95 notities die betrekking zouden hebben op mogelijke slachtoffers. Uit het dossier blijkt niet of de informatie in deze notities met anderen die zouden behoren tot het samenwerkingsverband is gedeeld.
Uit het dossier blijkt weliswaar dat de verdachten in wisselende combinaties strafbare feiten pleegden en regelmatig in elkaars gezelschap verkeerden, maar dat op zichzelf is onvoldoende om te kunnen spreken van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Daarvoor is meer nodig dan een reeks door min of meer dezelfde personen in vereniging gepleegde strafbare feiten. Niet is gebleken dat er een onderlinge verdeling van werkzaamheden of een afstemming van activiteiten was. Het cement dat nodig is om alle afzonderlijke componenten die in het artikel 140 pv zijn genoemd te verbinden ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband dat het plegen van strafbare feiten nastreefde, tussen de personen genoemd in de tenlastelegging.
4.3.
Conclusie
De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Feit 1 (deelonderzoek Ridder)
5.1.1.
Standpunt verdediging
De belastende gesprekken die de verdachte met [naam medeverdachte 1] zou hebben gevoerd zijn aan hem gelinkt door stemherkenning. Uit het dossier blijkt niet op basis van welke aspecten de stem herkend is en wie dat gedaan heeft. De verdachte leende zijn telefoon regelmatig uit. Hij heeft het bewuste gesprek niet gevoerd en weet niet meer wie dat wel heeft gedaan. Zijn betrokkenheid bij de overval kan niet op deze gesprekken gebaseerd worden.
5.1.2.
Beoordeling verweer
Op 2 februari 2020 heeft [naam medeverdachte 1], die in deelonderzoek Ridder geen verdachte is, het telefoonnummer gebeld dat op naam staat van de verdachte. Degene die de telefoon opneemt zegt niet dat hij niet de vaste gebruiker is. Uit het verloop van het gesprek blijkt niet dat [naam medeverdachte 1] denkt dat hij iemand anders dan de verdachte aan de lijn heeft. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte op 2 februari 2020 en ook de dagen daarna met [naam medeverdachte 1] heeft gebeld met het nummer dat op zijn naam staat.
5.1.3.
Inleiding
Op 2 februari 2020 omstreeks 3:50 uur is aangever bij aankomst in de parkeergarage in het flatgebouw in [plaatsnaam 1] waar hij woont, overvallen door drie mannen. Hij moest op de grond gaan liggen tussen de muur en de voorkant van zijn auto. Daarbij is een metalen voorwerp tegen zijn hoofd gehouden en is hij door de mannen met ducttape vastgebonden. De overvallers hebben gezegd dat zij zijn horloge wilden en hebben gevraagd naar zijn andere horloges. Daarbij is gedreigd dat hij zou worden neergeschoten. Bij de overval zijn een waardevolle Rolex met Arabische wijzerplaat, sleutels en de laptop van de aangever meegenomen. Ook zijn telefoon is weggenomen en later kapot gegooid. Toen de overvallers vertrokken hebben ze tegen aangever gezegd dat hij moest blijven liggen en geen herrie moest maken.
Op camerabeelden in de omgeving van de parkeergarage is te zien dat drie mannen achter de auto van de aangever aan de parkeergarage inlopen. De mannen zijn ook in de parkeergarage gefilmd. Daarbij is een silhouet van twee vuurwapens te zien en lijkt één van de mannen een rol tape bij zich te hebben.
De tape waarmee de aangever is vastgebonden is onderzocht. Daarbij is een DNA match gevonden met het DNA van medeverdachte [naam medeverdachte 3]. Uit locatiegegevens van de telefoon van [naam medeverdachte 3] blijkt dat hij in de nacht van de overval zendmasten aanstraalt in de directe nabijheid van de plaats van de overval.
Niet ver van de plek waar de overval plaatsvond is op een parkeerplaats een Mercedes CLA gezien met kenteken [kentekennummer] die op naam stond van medeverdachte [naam medeverdachte 4]. De plaats delict is ongeveer 7 minuten lopen van deze parkeerplaats vandaan. Op een deel van de meest logische route naar de plaats delict zijn drie mannen op de camerabeelden te zien.
Op de dag van de overval belt de verdachte met [naam medeverdachte 1] en vertelt hem dat hij een “chimeid heeft geneukt” samen met [bijnaam 1] en [bijnaam 1] en dat ze een “R,R, erretje hebben”. Het zou gaan om “die Dubai”. In latere gesprekken wordt nog gesproken over de opbrengst en de verdeling van de buit.
De verdachte en de medeverdachten zijn bekenden van elkaar. Zo staan [naam medeverdachte 3] en de verdachte als contacten in de telefoon van [naam medeverdachte 4] en maken [naam medeverdachte 4] en de verdachte regelmatig bedragen naar elkaar over. Ook zijn de verdachte en de medeverdachten vaker in elkaars gezelschap gezien. Op de avond voor de overval hebben [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 3] telefonisch contact gehad.
Bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bekeken leiden tot de conclusie dat [naam medeverdachte 4], [naam medeverdachte 3] en de verdachte met elkaar de overval in [plaatsnaam 1] hebben gepleegd. De betrokkenheid van [naam medeverdachte 3] blijkt uit het aantreffen van zijn DNA op de ducttape waarmee de aangever is vastgebonden en het aanstralen van zijn telefoon op zendmasten in de directe omgeving omstreeks het tijdstip van de overval. De gebeurtenis waar de verdachte met [naam medeverdachte 1] over praat op 2 februari 2020 betreft de overval in [plaatsnaam 1]. Er is bij de overval een Rolex weggenomen (R, erretje). Deze Rolex heeft een Arabische wijzerplaat (Dubai). De overval is door drie personen gepleegd (de verdachte zelf, [bijnaam 1] en “[bijnaam 1]”). Met [bijnaam 1] wordt [naam medeverdachte 3] bedoeld. Van “[bijnaam 1]” is uit de afgeluisterde gesprekken bekend dat hij een nauw contact is van de verdachte en dat hij in een CLA rijdt. [naam medeverdachte 4] rijdt in een dergelijke auto en uit zijn bankrekening blijkt dat hij regelmatig geld overmaakt naar de verdachte en ook geld van hem ontvangt. De auto van [naam medeverdachte 4] stond omstreeks het tijdstip van de overval in de buurt van de overval geparkeerd.
5.1.4.
Conclusie
Op grond van vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen de overval in [plaatsnaam 1] op 2 februari 2020 heeft gepleegd.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. Ridder)
hij
op 02 februari 2020 te [plaatsnaam 1], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (merk: ROLEX) en telefoon toebehorende aan [naam slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
  • zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en
  • duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer] en
  • gebieden aan die [naam slachtoffer] om op de grond te gaan liggen en
  • vastbinden/knevelen met duct tape van de handen en voeten van die [naam slachtoffer] en
  • daarbij aan die [naam slachtoffer], dreigend toevoegen van de woorden: “Ga liggen tussen de muur en voorkant van de auto” en “Geef je horloge” en “Waar zijn je andere horloges, anders schieten we je neer” en “blijf liggen en maak geen herrie”, ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1..(Ridder)

diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit.
Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.1.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen middenin de nacht iemand in de parkeergarage van zijn woning beroofd van zijn Rolex-horloge. Daarbij is een metalen voorwerp, vermoedelijk een vuurwapen, tegen het hoofd van het slachtoffer gehouden en is hij vastgebonden met ducttape. De overvallers dreigden hem neer te schieten als hij zijn horloges niet zou afgeven. Ook is zijn laptop weggenomen en zijn telefoon kapot gegooid. De verdachte en zijn mededaders zijn zonder enig respect voor hun slachtoffer en diens gevoel van veiligheid recht op hun doel afgegaan: het afpakken van het dure Rolex-horloge waarvan zij klaarblijkelijk wisten dat hun slachtoffer dit bezat. Dat deze lafhartige overval zeer beangstigend is geweest voor het slachtoffer behoeft geen verdere toelichting. Een niet-openbare parkeergarage is net als een woning een plek waar iemand zich veilig waant en moet kunnen voelen. De verdachte heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
8.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte heeft geen informatie gegeven over zijn persoonlijke omstandigheden en over hem zijn geen rapportages opgemaakt. Volgens zijn raadsman zou de verdachte op dit moment werken.
8.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij het bepalen van de aard en de hoogte van de straf is van belang dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en geen verklaring heeft gegeven voor de bevindingen in het dossier. Uit niets blijkt dat hij inziet hoe kwalijk zijn gedrag is geweest. De verdachte is uit geweest op eigen gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer. Aan de overval moet een gedegen voorbereiding vooraf zijn gegaan aangezien de daders wisten op welk moment de aangever thuis zou komen. Het slachtoffer was geen toevallige voorbijganger.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor een deels voorwaardelijke straf is gezien de ernst van het feit geen plaats.
Alles afwegend wordt een gevangenisstraf van 4 jaren passend en geboden geacht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..Voorlopige hechtenis

Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de duur van de op te leggen straf, ziet de rechtbank aanleiding om de gevangenneming van de verdachte te bevelen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit (deelonderzoek Loof) heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit (deelonderzoek Ridder), zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beveelt
de gevangennemingvan de verdachte. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
mrs. W.M. Stolk en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2022.

13..Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. Ridder)
hij
op of omstreeks 02 februari 2020 te [plaatsnaam 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) horloge (merk: ROLEX) en/of telefoon en/of sleutels, in elk geval enig€ goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
  • zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en/of
  • tonen/voorhouden van een vuurwapen, althans een op een vuurapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer] en/of
  • duwen/drukken van een vurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer] en/of
  • gebieden aan die [naam slachtoffer] om op de grond te gaan liggen en/of
  • vastbinden/knevelen (met duct tape) van de handen en/of voeten van die [naam slachtoffer] en/of
  • (daarbij) aan die [naam slachtoffer], (dreigend) toevoegen van de woorden: “Ga liggen tussen de muur en voorkant van de auto” en/of “Geef je horloge” en/of “Waar zijn je andere horloges, anders schieten we je neer” en/of “blijf liggen en maak geen herrie”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2. ( Loof)
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 8 december 2020 te [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 6] en/of [plaatsnaam 7] en/of [plaatsnaam 8], althans (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan organisatie die werd gevord door hem, verdachte, en/of [naam medeverdachte 5] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 4] en/of [naam verdachte] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 6] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (onder meer)
  • diefstal(len) met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • afpersing(en) in vereniging (hetgeen misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • en/of diefstal(len) in/uit een woning in vereniging door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
voorbereiding van een of meer van voornoemde misdrijven (hetgeen een misdrijf in het artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht oplevert).