ECLI:NL:RBROT:2022:5552

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
10/700474-20 en 10/702014-21 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak deelname criminele organisatie en veroordeling voor medeplegen overval met geweld

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, Mega Kuroda, met parketnummers 10/700474-20 en 10/702014-21. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van een gewelddadige overval op 2 februari 2020 in [plaatsnaam 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de overval heeft gepleegd, waarbij het slachtoffer onder bedreiging van geweld werd gedwongen om zijn waardevolle Rolex-horloge af te geven. De overvallers gebruikten een metalen voorwerp, vermoedelijk een vuurwapen, en hebben het slachtoffer vastgebonden met ducttape. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, onder andere door DNA-bewijs en camerabeelden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. In de tweede zaak, betreffende deelname aan een criminele organisatie, werd de verdachte vrijgesproken, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond voor een gestructureerd samenwerkingsverband tussen de verdachte en andere betrokkenen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als lid van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/700474-20 en 10/702014-21 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 8 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 15, 17, 23 en 24 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking er op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overval en dat hij lid is geweest van een criminele organisatie.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. M.L. Goudzwaard en A. Boender hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 (vierenvijftig) maanden met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij einduitspraak.

4..Motivering vrijspraak

Parketnummer 10/702014-21 (deelonderzoek Loof)

4.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachten pleegden in wisselende samenstellingen strafbare feiten. Daarnaast werden in wisselende samenstellingen voorverkenningen uitgevoerd op plaatsen waar later werd ingebroken of een overval gepleegd werd. Daarbij werd niet altijd in dezelfde samenstelling voorverkend en het strafbare feit gepleegd. Onderling werd informatie uitgewisseld. Bij de voorbereiding werd op zeer uiteenlopende wijze informatie verzameld. Twee chauffeurs hebben verklaard dat zij benaderd werden door een groep jongens om te rijden voor een inbraak. De overvallen en inbraken hadden steeds goed gestructureerd plaats, waarbij van de verschillende deelnemers werd verwacht dat zij met elkaar samenwerkten. Medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] waren niet betrokken bij de overval in [plaatsnaam 1], maar zij waren hier wel van op de hoogte en vonden dat zij een deel van de opbrengst moesten krijgen. De verdachten maakten geregeld geld naar elkaar over, vermoedelijk verband houdend met bewezen diensten of verrekening van een buit.
Uit al deze feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake was van een organisatie met een zekere structuur en duurzaamheid die uit was op het plegen van strafbare feiten. De verdachte heeft daaraan deelgenomen.
4.2.
Beoordeling
Van een criminele organisatie is sprake wanneer er een samenwerkingsverband is, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Daarbij hoeft niet komen vast te staan dat een persoon moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Een dergelijk samenwerkingsverband kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel deze ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
De duurzaamheid en de structuur blijken volgens de officier van justitie uit de tijdlijn die in het proces-verbaal “artikel 140 Sr is opgenomen”. In deze tijdlijn staan controles van verdachten door de politie, observaties, strafbare feiten waarbij zij betrokken zouden zijn en stortingen en boekingen op bankrekeningnummers. Uit het proces-verbaal blijkt niet waaruit de structuur bestaat, anders dan dat een aantal verdachten regelmatig met elkaar wordt gezien, ook op plaatsen waar later strafbare feiten worden gepleegd. Dat de bevindingen bij observaties en controles het gevolg zijn van een duurzame samenwerking tussen verdachten blijkt niet. Er zijn geen tapgesprekken waaruit kan worden afgeleid dat verdachten georganiseerd op pad gaan. Dat de handelingen op de verschillende bankrekeningen te maken zouden hebben met bewezen diensten en te verdelen buit is onvoldoende onderbouwd doordat een link naar concrete strafbare feiten of voorverkenningen die hiermee in verband staan ontbreekt.
Hoewel meerdere telefoons zijn onderzocht, is alleen op de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte 3] uitgebreide informatie aangetroffen met betrekking tot mogelijke strafbare feiten. Zo is er een lijst aangetroffen met 95 notities die betrekking zouden hebben op mogelijke slachtoffers. Uit het dossier blijkt niet of de informatie in deze notities met anderen die zouden behoren tot het samenwerkingsverband is gedeeld.
Uit het dossier blijkt weliswaar dat de verdachten in wisselende combinaties strafbare feiten pleegden en regelmatig in elkaars gezelschap verkeerden, maar dat op zichzelf is onvoldoende om te kunnen spreken van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Daarvoor is meer nodig dan een reeks door min of meer dezelfde personen in vereniging gepleegde strafbare feiten. Niet is gebleken dat er een onderlinge verdeling van werkzaamheden of een afstemming van activiteiten was. Het cement dat nodig is om alle afzonderlijke componenten die in het artikel 140 pv zijn genoemd te verbinden ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband dat het plegen van strafbare feiten nastreefde, tussen de personen die in de tenlastelegging worden genoemd.
4.3.
Conclusie
De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Parketnummer: 10/700424-20 (deelonderzoek Ridder)
5.1.1.
Standpunt verdediging
De inzet van een informant was in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De verdachte heeft uitvoerig gemotiveerd zijn betrokkenheid ontkend, zodat er geen noodzaak was een informant in te zetten. De verdachte heeft zich deels ook op zijn zwijgrecht beroepen en wilde bij zijn politieverhoren de bijstand van een advocaat. Dit noopt tot extra terughoudendheid bij het inzetten van een informant bij de verdachte die vast zat. De resultaten van de inzet van de informant dienen van het bewijs te worden uitgesloten. Voor het overige is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs en dient de verdachte te worden vrijgesproken.
5.1.2.
Beoordeling
Verweer bewijsuitsluitingVolgens de Hoge Raad is de inzet van een opsporingsambtenaar die onder een andere identiteit met de verdachte in contact komt niet in strijd met artikel 8 EVRM. Wanneer een dergelijke informant wordt ingezet bij een verdachte die in voorarrest zit, bestaat het gevaar dat van die verdachte verklaringen worden verkregen in strijd met zijn verklaringsvrijheid die voortvloeit uit de artikelen 29 eerste lid Sv en 6 EVRM. Beoordeeld dient te worden of de inzet van de informant voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en of er niet in strijd met de verklaringsvrijheid van de verdachte is gehandeld.
Het onderzoek waarin de verdachte door een informant is benaderd betrof een gewelddadige overval in een afgesloten parkeergarage. Het onderzoek dat tot de aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachten [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] heeft geleid, had de verdenking opgeleverd dat de verdachte betrokken was bij deze overval. Om voor de verdachte aanvullend bewijs van zijn betrokkenheid te verkrijgen, is een informant ingezet die als opdracht had contact met hem te maken en het gesprek te brengen op de feiten waarvan hij werd verdacht.
Gezien de ernst van de verdenking is de inzet van een informant om nader bewijs te verzamelen niet disproportioneel geweest. Daarnaast waren de mogelijkheden voor verder onderzoek uitgeput zodat ook aan het subsidiariteitsvereiste is voldaan. Dat gehandeld is in strijd met de verklaringsvrijheid van verdachte is niet onderbouwd. Overigens blijkt ook niet uit het dossier dat hiervan sprake is geweest. Uit het proces-verbaal waarin de gesprekken tussen de verdachte en de informant zijn gerelateerd, blijkt dat de keuzevrijheid van de verdachte om al dan niet te verklaren steeds intact is gebleven.
Omdat voldaan is aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en de verklaringsvrijheid van verdachte is gerespecteerd, kunnen de processen-verbaal van de inzet van de informant voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer wordt verworpen.
Verdere beoordelingOp 2 februari 2020 omstreeks 3:50 uur is aangever bij aankomst in de parkeergarage in het flatgebouw in [plaatsnaam 1] waar hij woont, overvallen door drie mannen. Hij moest op de grond gaan liggen tussen de muur en de voorkant van zijn auto. Daarbij is een metalen voorwerp tegen zijn hoofd gehouden en is hij door de mannen met ducttape vastgebonden. De overvallers hebben gezegd dat zij zijn horloge wilden en hebben gevraagd naar zijn andere horloges. Daarbij is gedreigd dat hij zou worden neergeschoten. Bij de overval zijn een waardevolle Rolex met Arabische wijzerplaat, sleutels en de laptop van de aangever meegenomen. Ook zijn telefoon is weggenomen en later kapot gegooid. Toen de overvallers vertrokken hebben ze tegen aangever gezegd dat hij moest blijven liggen en geen herrie moest maken.
Op camerabeelden in de omgeving van de parkeergarage is te zien dat drie mannen achter de auto van de aangever aan de parkeergarage inlopen. De mannen zijn ook in de parkeergarage gefilmd. Daarbij is een silhouet van twee vuurwapens te zien en lijkt één van de mannen een rol tape bij zich te hebben.
De tape waarmee de aangever is vastgebonden is onderzocht. Daarbij is een DNA match gevonden met het DNA van medeverdachte [naam medeverdachte 3]. Uit locatiegegevens van de telefoon van [naam medeverdachte 3] blijkt dat hij in de nacht van de overval zendmasten aanstraalt in de directe nabijheid van de plaats van de overval.
Niet ver van de plek waar de overval plaatsvond is op een parkeerplaats een Mercedes CLA gezien met kenteken [kentekennummer] die op naam stond van de verdachte. De plaats delict is ongeveer zeven minuten lopen van deze parkeerplaats vandaan. Op een deel van de meest logische route naar de plaats delict zijn drie mannen op de camerabeelden te zien.
Later op de dag van de overval belt [naam medeverdachte 4] met [naam medeverdachte 1], die in dit zaaksdossier geen verdachte is, en vertelt hem dat hij een “chimeid heeft geneukt” samen met [bijnaam 1] en [bijnaam 2] en dat ze een “R,R, erretje hebben”. Het zou gaan om “die Dubai”. In latere gesprekken wordt nog gesproken over de opbrengst en de verdeling van de buit.
De verdachte en zijn medeverdachten zijn bekenden van elkaar. Zo staan [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] als contacten in de telefoon van de verdachte en maken de verdachte en [naam medeverdachte 4] regelmatig bedragen naar elkaar over. Ook zijn de verdachte en de medeverdachten vaker in elkaars gezelschap gezien. Op de avond voor de overval hebben de verdachte en [naam medeverdachte 3] telefonisch contact gehad.
Uit de processen-verbaal van de inzet van de informant blijkt dat de verdachte met betrekking tot de overval waarvoor hij vast zit heeft gezegd dat hij niet wist of hij iets had aangeraakt, omdat het allemaal zo snel was gegaan. Verder denkt hij vier jaar te moeten gaan zitten omdat de overval georganiseerd was en best heftig was.
De plaats waar de auto van de verdachte is gezien, is 2,7 kilometer van zijn woning en dus niet op loopafstand. Zijn verklaring dat hij de auto daar dichtbij zijn huis geparkeerd had, is dan ook niet aannemelijk.
Uit alléén de dingen die de verdachte tegen de informant heeft gezegd blijkt niet direct zijn betrokkenheid bij de overval. Wat hij tegen de informant heeft gezegd bevestigt wel de betrokkenheid die blijkt uit de overige bevindingen in het dossier: de aanwezigheid van zijn auto op loopafstand van de plaats delict, de snelheid waarmee de overval heeft plaatsgevonden en de hevigheid van het gebeuren. Ook de raptekst die is gevonden in de telefoon van de verdachte, duidt op zijn betrokkenheid in het licht van de overige bevindingen in het dossier. Zo is de tekst aangemaakt op de dag dat de overval is gepleegd en sluit de tekst aan bij het Rolex-horloge dat daarbij is buit gemaakt (“heb een watcha om me pols”, “ik heb hem niet gekocht” en “ik heb wat geslagen”).
Bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bekeken, leiden tot de conclusie dat de verdachte, [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] met elkaar de overval in [plaatsnaam 1] hebben gepleegd. De betrokkenheid van [naam medeverdachte 3] blijkt uit het aantreffen van zijn DNA op de ducttape waarmee de aangever is vastgebonden en het aanstralen van zijn telefoon op zendmasten in de directe omgeving omstreeks het tijdstip van de overval. De gebeurtenis waar [naam medeverdachte 4] met [naam medeverdachte 1] over praat op 2 februari 2020 betreft de overval in [plaatsnaam 1]. De overval is door drie personen gepleegd ([naam medeverdachte 4] zelf, [bijnaam 1] en “[bijnaam 2]”). Met [bijnaam 1] wordt [naam medeverdachte 3] bedoeld. Van “[bijnaam 2]” is uit de afgeluisterde gesprekken bekend dat hij een nauw contact is van [naam medeverdachte 4] en dat hij in een CLA rijdt. De verdachte rijdt in een dergelijke auto en uit zijn bankrekening blijkt dat hij regelmatig geld overmaakt naar [naam medeverdachte 4] en ook geld van hem ontvangt, waaruit blijkt dat hij een nauw contact van [naam medeverdachte 4] is. Er is bij de overval een Rolex weggenomen (R, erretje). Deze Rolex heeft een Arabische wijzerplaat (Dubai).
5.1.3.
Conclusie
Op grond van vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de overval in [plaatsnaam 1] op 2 februari 2020 heeft gepleegd.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer: 10/700424-20
(Ridder)
hij
op 02 februari 2020 te [plaatsnaam 1], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (merk: ROLEX) en telefoon en sleutels, toebehorende aan [naam slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, , welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
  • zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en
  • duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer] en
  • gebieden aan die [naam slachtoffer] om op de grond te gaan liggen en
  • vastbinden/knevelen met ducttape van de handen en voeten van die [naam slachtoffer] en
daarbij aan die [naam slachtoffer], dreigend toevoegen van de woorden: “Ga liggen tussen de muur en voorkant van de auto” en “Geef je horloge” en “Waar zijn je andere horloges, anders schieten we je neer” en “blijf liggen en maak geen herrie”, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
parketnummer: 10/700474-20
(Ridder)
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen middenin de nacht iemand in de parkeergarage bij zijn woning beroofd van zijn Rolex-horloge. Daarbij is een metalen voorwerp, vermoedelijk een vuurwapen, tegen het hoofd van het slachtoffer gehouden en is hij vastgebonden met ducttape. De overvallers dreigden hem neer te schieten als hij zijn horloges niet zou afgeven. Ook is zijn laptop weggenomen en zijn telefoon kapot gegooid. De verdachte en zijn mededaders zijn zonder enig respect voor hun slachtoffer en diens gevoel van veiligheid recht op hun doel afgegaan: het afpakken van het dure Rolex-horloge waarvan zij klaarblijkelijk wisten dat hun slachtoffer dit bezat. Dat deze lafhartige overval zeer beangstigend is geweest voor het slachtoffer behoeft geen verdere toelichting. Een niet-openbare parkeergarage is net als een woning een plek waar iemand zich veilig waant en moet kunnen voelen. De verdachte heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte is op dit moment werkzaam als schilder en heeft zich verloofd. Voor het overige is door hem geen informatie verstrekt over zijn persoonlijke omstandigheden en zijn geen rapportages opgemaakt.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij het bepalen van de aard en hoogte van de straf is van belang dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en nauwelijks enige verklaring heeft gegeven voor de bevindingen in het dossier. Uit niets blijkt dat hij inziet hoe kwalijk zijn gedrag is geweest. De verdachte is uit geweest op eigen gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer. Aan de overval moet een gedegen voorbereiding vooraf zijn gegaan aangezien de daders wisten op welk moment de aangever thuis zou komen. Verdachte heeft het slachtoffer willens en wetens overvallen.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke worden opgelegd. Voor een deels voorwaardelijke straf is gezien de ernst van het feit geen plaats.
Alles afwegend wordt een straf van 4 jaar passend en geboden geacht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..Voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij de einduitspraak, dat wil zeggen met ingang van heden, op te heffen. De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen.
In het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 7 juni 2021 staat dat de voorlopige hechtenis is geschorst tot aan de einduitspraak van de inhoudelijke behandeling. Dit betekent dat met de onderhavige uitspraak de schorsing van de voorlopige hechtenis eindigt en de voorlopige hechtenis herleeft. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de hoogte van de op te leggen straf, ziet de rechtbank geen aanleiding om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen. Het verzoek daartoe van de verdediging zal worden afgewezen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
Parketnummer: 10/702014-21
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Parketnummer: 10/700474-20
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af het verzoek van de verdediging tot het (opnieuw) schorsen van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2022.

13.. Bijlage I

Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer: 10/700474-20
(Ridder)
hij
op of omstreeks 02 februari 2020 te [plaatsnaam 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) horloge (merk: ROLEX) en/of telefoon en/of sleutels, in elk geval enig€ goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
  • zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en/of
  • tonen/voorhouden van een vuurwapen, althans een op een vuurapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer] en/of
  • duwen/drukken van een vurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer] en/of
  • gebieden aan die [naam slachtoffer] om op de grond te gaan liggen en/of
  • vastbinden/knevelen (met duct tape) van de handen en/of voeten van die [naam slachtoffer] en/of
(daarbij) aan die [naam slachtoffer], (dreigend) toevoegen van de woorden: “Ga liggen tussen de muur en voorkant van de auto” en/of “Geef je horloge” en/of “Waar zijn je andere horloges, anders schieten we je neer” en/of “blijf liggen en maak geen herrie”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Parketnummer: 10/702014-21
(Loof)
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 8 december 2020 te [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 6] en/of [plaatsnaam 7] en/of [plaatsnaam 8], althans (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan organisatie die werd gevord door hem, verdachte, en/of [naam medeverdachte 5] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam verdachte] en/of [naam medeverdachte 4] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 6] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (onder meer)
  • diefstal(len) met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • afpersing(en) in vereniging (hetgeen misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • en/of diefstal(len) in/uit een woning in vereniging door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
voorbereiding van een of meer van voornoemde misdrijven (hetgeen een misdrijf in het artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht oplevert).