ECLI:NL:RBROT:2022:5551

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
10/700424-20 en 10/702012-21 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en meerdere woningovervallen

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte Mega Kuroda, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en meerdere woningovervallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest. De zaak omvatte onder andere een gewelddadige overval op een man in een parkeergarage, waarbij de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer met een vuurwapen bedreigden en hem vastbonden met ducttape. Daarnaast was er een poging tot overval op een andere man in zijn auto, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten met hamers op de ruiten van de auto insloegen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten, waaronder DNA-sporen en telefoongegevens die zijn aanwezigheid op de plaats delict bevestigden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er sprake was van een criminele organisatie, gezien de gestructureerde samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten bij het plegen van de misdrijven. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers een zware straf rechtvaardigden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/700424-20 en 10/702012-21 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 8 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsvrouw mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15, 17, 22 en 24 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een overval, de voorbereiding van een woningoverval, een poging tot een overval, een poging tot een inbraak en deelname aan een criminele organisatie.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. M.L. Goudzwaard en A. Boender hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij einduitspraak.

4..Vormverzuim bij verkrijgen telecomgegevens

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim omdat de officier van justitie historische telecomgegevens heeft gevorderd zonder voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris. Zij heeft in dit verband verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie H.K. vs Estland (Prokuratuur, ECLI:EU:C:2021:152). Het gevolg hiervan is dat de gegevens die betrekking hebben op het nummer eindigend op -[nummer 1] van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Het gebruik van de gegevens van het nummer -[nummer 2] dient te leiden tot matiging van de op te leggen straf.
4.2.
Beoordeling
In het Prokuratuur-arrest is bepaald dat toegang voor strafrechtelijke doeleinden tot verkeers- of locatiegegevens waaruit precieze conclusies over de persoonlijke levenssfeer kunnen worden getrokken, slechts kan worden verleend ter bestrijding van ernstige criminaliteit of ter voorkoming van ernstige bedreigingen van de openbare veiligheid, omdat sprake is van een ernstige inmenging in het privéleven van de betrokkene. Toegang tot deze gegevens dient bovendien te worden verleend door een onafhankelijke rechterlijke - of bestuurlijke instantie.
De in het onderhavige onderzoek opgevraagde verkeers- en locatiegegevens - hoewel deze zijn opgevraagd in overeenstemming met de voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering – hadden niet door een officier van justitie mogen worden gevorderd zonder voorafgaande toetsing door de rechter-commissaris. Er is dan ook sprake van een onherstelbaar vormverzuim.
Aan de verschillende in artikel 359a Sv genoemde rechtsgevolgen ligt als uitgangspunt ten grondslag dat het aan een onherstelbaar vormverzuim te verbinden rechtsgevolg in verhouding moet staan tot de aard en de ernst van het vormverzuim en het door de verdachte als gevolg van het vormverzuim geleden nadeel. Dat betekent dat, waar mogelijk, wordt volstaan met het – vanuit het perspectief van de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen bezien – minst verstrekkende rechtsgevolg.
Met betrekking tot het telefoonnummer (-[nummer 1]) acht de rechtbank het aannemelijk dat de rechter-commissaris de voorafgaande machtiging zou hebben verleend indien deze door de officier van justitie was gevorderd, gelet op de aard van het misdrijf. Dat de verdenking op dat moment gebaseerd was op een de-auditu-verklaring maakt dit niet anders. Dit geldt ook voor het telefoonnummer eindigend op [nummer 2].
4.3.
Conclusie
Omdat de gevorderde gegevens ook met een machtiging zouden zijn verkregen en door de verdachte geen concreet nadeel is benoemd, zal volstaan worden met de constatering dat sprake is van een vormverzuim.

5..Motivering vrijspraak

Parketnummer 10/702012-21 (deelonderzoek Loof)

5.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachten pleegden in wisselende samenstellingen strafbare feiten. Daarnaast werden in wisselende samenstellingen voorverkenningen uitgevoerd op plaatsen waar later werd ingebroken of een overval gepleegd werd. Daarbij werd niet altijd in dezelfde samenstelling voorverkend en het strafbare feit gepleegd. Onderling werd informatie uitgewisseld. Bij de voorbereiding werd op zeer uiteenlopende wijze informatie verzameld. Twee chauffeurs hebben verklaard dat zij benaderd werden door een groep jongens om te rijden voor een inbraak. De overvallen en inbraken hadden steeds goed gestructureerd plaats, waarbij van de verschillende deelnemers werd verwacht dat zij met elkaar samenwerkten. De medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] waren niet betrokken bij de overval in [plaatsnaam 1], maar zij waren hier wel van op de hoogte en vonden dat zij een deel van de opbrengst moesten krijgen. De verdachten maakten geregeld geld naar elkaar over, vermoedelijk verband houdend met bewezen diensten of verrekening van een buit.
Uit al deze feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake was van een organisatie met een zekere structuur en duurzaamheid die uit was op het plegen van strafbare feiten. De verdachte heeft daaraan deelgenomen.
5.2.
Beoordeling
Van een criminele organisatie is sprake wanneer er een samenwerkingsverband is, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Daarbij hoeft niet komen vast te staan dat een persoon moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Een dergelijk samenwerkingsverband kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel deze ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
De duurzaamheid en de structuur blijken volgens de officier van justitie uit de tijdlijn die in het proces-verbaal “artikel 140 Sr” is opgenomen. In deze tijdlijn staan controles van verdachten door de politie, observaties, strafbare feiten waarbij zij betrokken zouden zijn en stortingen en boekingen op bankrekeningnummers. Uit het proces-verbaal blijkt niet waaruit de structuur bestaat, anders dan dat een aantal verdachten regelmatig met elkaar wordt gezien, ook op plaatsen waar later strafbare feiten worden gepleegd. Dat de bevindingen bij observaties en controles het gevolg zijn van een duurzame samenwerking tussen verdachten blijkt niet. Er zijn geen tapgesprekken waaruit kan worden afgeleid dat verdachten georganiseerd op pad gaan. Dat de betalingen op de verschillende bankrekeningen te maken zouden hebben met bewezen diensten en te verdelen buit is onvoldoende onderbouwd doordat een link naar concrete strafbare feiten of voorverkenningen die hiermee in verband staan ontbreekt. Hoewel meerdere telefoons zijn onderzocht, is alleen op de telefoon van de verdachte uitgebreide informatie aangetroffen met betrekking tot mogelijke strafbare feiten. Zo is er een lijst aangetroffen met 95 notities die betrekking zouden hebben op mogelijke slachtoffers. Uit het dossier blijkt niet of de informatie in deze notities met anderen die zouden behoren tot het samenwerkingsverband is gedeeld.
Uit het dossier blijkt weliswaar dat de verdachten in wisselende combinaties strafbare feiten pleegden en regelmatig in elkaars gezelschap verkeerden, maar dat op zichzelf is onvoldoende om te kunnen spreken van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Daarvoor is meer nodig dan een reeks door min of meer dezelfde personen in vereniging gepleegde strafbare feiten. Niet is gebleken dat er een onderlinge verdeling van werkzaamheden of een afstemming van activiteiten was. Het cement dat nodig is om alle afzonderlijke componenten die in het artikel 140 pv zijn genoemd te verbinden ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband dat het plegen van strafbare feiten nastreefde, tussen de personen genoemd in de tenlastelegging.
5.3.
Conclusie
De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

6..Waardering van het bewijs

Parketnummer: 10/700424-20
6.1.
Feit 1 (deelonderzoek Ridder)
6.1.1.
Feiten en omstandigheden
Op 2 februari 2020 omstreeks 3:50 uur is aangever bij aankomst in de parkeergarage van het flatgebouw in [plaatsnaam 1] waar hij woont, overvallen door drie mannen. Hij moest op de grond gaan liggen tussen de muur en de voorkant van zijn auto. Daarbij is een metalen voorwerp tegen zijn hoofd gehouden en is hij door de mannen met ducttape vastgebonden. De overvallers hebben gezegd dat zij zijn horloge wilden en hebben gevraagd naar zijn andere horloges. Daarbij is gedreigd dat hij zou worden neergeschoten. Bij de overval zijn een waardevolle Rolex met Arabische wijzerplaat, sleutels en de laptop van de aangever meegenomen. Ook zijn telefoon is weggenomen en later kapot gegooid. Toen de overvallers vertrokken hebben ze tegen aangever gezegd dat hij moest blijven liggen en geen herrie moest maken.
Op camerabeelden in de omgeving van de parkeergarage is te zien dat drie mannen achter de auto van de aangever aan de parkeergarage inlopen. De mannen zijn ook in de parkeergarage gefilmd. Daarbij is een silhouet van twee vuurwapens te zien en lijkt één van de mannen een rol tape bij zich te hebben. De tape waarmee de aangever is vastgebonden is onderzocht. Daarbij is een DNA match gevonden met het DNA van de verdachte. Uit locatiegegevens van de telefoon van de verdachte blijkt dat hij in de nacht van de overval zendmasten aanstraalt in de directe nabijheid van de plaats van de overval.
Niet ver van de plek waar de overval plaatsvond is op een parkeerplaats een Mercedes CLA gezien met kenteken [kentekennummer 1] die op naam stond van medeverdachte [naam medeverdachte 3]. De plaats delict is ongeveer zeven minuten lopen van deze parkeerplaats vandaan. Op een deel van de meest logische route naar de plaats delict zijn drie mannen op de camerabeelden te zien.
Later op de dag van de overval belt medeverdachte [naam medeverdachte 4] met [naam medeverdachte 1], die in dit zaaksdossier geen verdachte is, en vertelt hem dat hij een “chimeid heeft geneukt” samen met “[bijnaam 1]” en “[bijnaam 2]” en dat ze een “R,R, erretje hebben”. Het zou gaan om “die Dubai”. In latere gesprekken wordt nog gesproken over de opbrengst en de verdeling van de buit.
De verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] zijn bekenden van elkaar. Zo staan de verdachte en [naam medeverdachte 4] als contacten in de telefoon van [naam medeverdachte 3] en maken [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] regelmatig bedragen naar elkaar over. Ook zijn de verdachten vaker in elkaars gezelschap gezien. Op de avond voor de overval hebben [naam medeverdachte 3] en de verdachte telefonisch contact met elkaar gehad.
Bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bekeken leiden tot de conclusie dat de verdachte, [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 4] met elkaar de overval in [plaatsnaam 1] hebben gepleegd. De betrokkenheid van de verdachte blijkt uit het aantreffen van zijn DNA op het ducttape waarmee de aangever is vastgebonden en het aanstralen van zijn telefoon op zendmasten in de directe omgeving omstreeks het tijdstip van de overval. De gebeurtenis waar [naam medeverdachte 4] met [naam medeverdachte 1] over praat op 2 februari 2020 betreft de overval in [plaatsnaam 1]. De overval is door drie personen gepleegd ([naam medeverdachte 4], [bijnaam 1] en [bijnaam 2]). Met [bijnaam 1] wordt de verdachte bedoeld. Van [bijnaam 2] is bekend dat hij een nauw contact is van [naam medeverdachte 4] en dat hij in een CLA rijdt. [naam medeverdachte 3] rijdt in een dergelijke auto en uit zijn bankrekening blijkt dat hij regelmatig geld overmaakt naar [naam medeverdachte 4] en ook geld van hem ontvangt, waaruit blijkt dat hij een nauw contact van [naam medeverdachte 4] is. Er is bij de overval een Rolex weggenomen (R, erretje). Deze Rolex heeft een Arabische wijzerplaat (Dubai).
6.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Niet kan worden vastgesteld dat het DNA op de ducttape een daderspoor betreft omdat onduidelijk is op welk deel van de gebruikte tape het DNA is aangetroffen en tape een verplaatsbaar voorwerp is. De telefoon van de verdachte straalt niet aan in [plaatsnaam 1] rond het tijdstip van de overval. Wanneer de verdachte bij de overval betrokken geweest zou zijn, dan was het logischer geweest wanneer zijn telefoon een andere zendmast zou hebben aangestraald die dichter bij de plaats delict staat. De telefoongesprekken die medeverdachten met [naam medeverdachte 1] in de PI hebben gevoerd, kunnen ook over andere overvallen zijn gegaan aangezien de verdachten van meerdere feiten worden verdacht.
6.1.3.
Beoordeling
De verdachte heeft niet betwist dat zijn DNA is aangetroffen op de tape waarmee de aangever is vastgebonden. Hij heeft hiervoor geen verklaring gegeven, maar slechts betwist dat vastgesteld zou kunnen worden dat sprake is van een daderspoor. Omdat op de camerabeelden te zien is dat door de drie mannen in de garage een rol tape wordt meegenomen, moet ervan worden uitgegaan dat de tape waarmee de aangever is vastgebonden door de daders is meegenomen en ter plekke is gebruikt. Sporen op deze tape zijn dan ook dadersporen, tenzij hiervoor een andere verklaring is. Omdat die niet is gegeven volgt uit het aantreffen van het DNA dat de verdachte betrokken was bij de overval op 2 februari 2020. Zijn aanwezigheid ter plaatse blijkt ook uit de zendmastgegevens. Dat de telefoon van de verdachte niet een zendmast dichter bij de parkeergarage aanstraalde maakt dit niet anders, omdat de door de raadsvrouw genoemde zendmast niet door de provider van de verdachte wordt gebruikt.
Dat de gesprekken die met [naam medeverdachte 1] in de PI zijn gevoerd gaan over andere overvallen dan de overval in [plaatsnaam 1] omdat de verdachten van meerdere overvallen worden verdacht, is niet aannemelijk. In het onderzoek Kuroda komt één andere voltooide overval voor die in augustus 2020, ruim zes maanden na de overval in [plaatsnaam 1], is gepleegd. Gelet op de aard van de telefoongesprekken, waarin ook gesproken wordt over het snel wegdoen van een voorwerp, is het aannemelijk dat dit betrekking heeft op een overval die kort daarvoor heeft plaatsgevonden.
Op grond van vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de overval in [plaatsnaam 1] op 2 februari 2020 heeft gepleegd.
6.2.
Feit 2 (deelonderzoek Salvia)
6.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging aangever te overvallen. De enkele zendmastgegevens zijn onvoldoende om betrokkenheid van de verdachte bij dit strafbare feit aan te nemen. Bovendien heeft medeverdachte [naam medeverdachte 5] verklaard dat de jongens die hij naar [plaatsnaam 2] heeft gebracht andere jongens waren dan die hij op 22 mei 2020 naar [plaatsnaam 3] (deelonderzoek Waning) heeft gebracht, zodat de verdachte in ieder geval niet bij beide feiten betrokken kan zijn.
6.2.2.
Beoordeling
Op 27 april 2020 rond 22:30 uur is aangever in zijn auto bij zijn huis in [plaatsnaam 2] aangevallen door drie personen die met grote hamers op zijn autoruiten insloegen. Deze personen waren gekleed in het zwart en droegen witte maskers. De ruiten aan de bestuurders- en bijrijderskant zijn beschadigd maar niet volledig doorgeslagen, waardoor de aangever kon wegrijden.
De inmiddels voor deze poging overval veroordeelde [naam medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij drie jongens met zijn auto naar [plaatsnaam 2] heeft gebracht en dat die jongens op de auto van aangever hebben ingeslagen. Hij heeft in de buurt van de woning van aangever op hen gewacht en zij zijn weer in zijn auto gestapt. Hij begreep toen van hen dat de overval mislukt was. [naam medeverdachte 5] was eerst van [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 2] gereden en is na de mislukte overval weer teruggereden naar [plaatsnaam 1]. Het was de bedoeling om de aangever van zijn Rolex-horloge te beroven.
De telefoon van de verdachte is op de bewuste avond zowel voor als na het tijdstip van de mislukte overval op dezelfde plekken als [naam medeverdachte 5]. Dit blijkt uit hun telefoon- en ANPR-gegevens. Zo maakt de telefoon van [naam medeverdachte 5] om 21:40 uur verbinding met een zendmast in [plaatsnaam 1] terwijl de telefoon van de verdachte om 21:41 uur verbinding maakt met een nabijgelegen zendmast in [plaatsnaam 1]. De auto van [naam medeverdachte 5] is om 21:47 uur bij de toerit A16 bij de Laan der Verenigde Naties in [plaatsnaam 2]. Op dat zelfde tijdstip maakt de telefoon van de verdachte verbinding met een zendmast op de Laan der Verenigde Naties in [plaatsnaam 2]. De telefoon van [naam medeverdachte 5] maakt om 22:50 uur verbinding met een zendmast in het noorden van [plaatsnaam 1]. De telefoon van de verdachte maakt om 22:55 uur ook verbinding met een zendmast in het noorden van [plaatsnaam 1]. De aangestraalde zendmasten staan zo dichtbij elkaar of bij een locatie waar de auto van [naam medeverdachte 5] was, dat geconcludeerd kan worden dat de verdachte dezelfde reisbewegingen heeft gemaakt als [naam medeverdachte 5].
[naam medeverdachte 5] en de verdachte zijn bekenden van elkaar. [naam medeverdachte 5] spreekt in een whatsapp gesprek over de verdachte, merkt daarbij op dat de verdachte is opgepakt en zegt dat hij daarom bang is dat hij ook van zijn bed zal worden gelicht. Dit duidt erop dat zij beiden betrokken zijn bij mogelijk dezelfde strafbare feiten.
Gelet op de verklaring van [naam medeverdachte 5] dat hij die avond van [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 2] en weer terug is gereden met de personen die geprobeerd hebben de aangever te beroven, in combinatie met het feit dat de verdachte dezelfde reisbeweging heeft gemaakt en zowel voor als na het tijdstip van de overval op dezelfde locaties was als [naam medeverdachte 5], wordt geconcludeerd dat verdachte één van de drie personen was die door [naam medeverdachte 5] naar [plaatsnaam 2] zijn gebracht. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat de verdachte geen verklaring heeft gegeven voor deze belastende reisbewegingen. Het uitblijven van een verklaring sterkt de rechtbank in haar oordeel dat de verdachte de poging overval in nauwe en bewuste samenwerking met twee onbekend gebleven andere daders heeft gepleegd. Dat [naam medeverdachte 5] heeft verklaard dat de daders van onderhavige poging overval en de poging woninginbraak in zaaksdossier Waning “andere jongens” waren, doet daaraan niet af omdat niet duidelijk is wat hij daarmee bedoeld heeft.
6.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de poging diefstal met geweld aan de Salvia in [plaatsnaam 2].
6.3.
Feit 3: (deelonderzoek Waning)
6.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is - kort samengevat - aangevoerd dat op basis van het dossier niet tot de conclusie kan worden gekomen dat de verdachte bij de poging woninginbraak betrokken is geweest. Uit de zendmastgegevens van de telefoon van de verdachte blijkt niet dat hij een zelfde reisbeweging heeft gemaakt als de medeverdachten. Verder is weliswaar door een verbalisant opgemerkt dat de persoon die op een still van de camerabeelden bij de woning is te zien, grote overeenkomsten vertoont met het uiterlijk van de verdachte, maar dit kan niet als een herkenning worden aangemerkt. Bovendien heeft medeverdachte [naam medeverdachte 5] verklaard dat de jongens die hij naar [plaatsnaam 3] heeft gebracht andere jongens waren dan die hij op 27 april 2020 naar [plaatsnaam 2] (deelonderzoek Salvia) heeft gebracht, zodat de verdachte in ieder geval niet bij beide feiten betrokken kan zijn.
6.3.2.
Beoordeling
Op 22 mei 2020 heeft op klaarlichte dag, rond 14.15 uur, een poging woninginbraak plaats gehad aan de [adres delict 1]. De bewoonster was thuis. Toen zij gestommel hoorde en iets hoorde omvallen, is zij naar buiten gerend en heeft zij om hulp geroepen. Toen zij buiten was zag zij iemand aan de voorkant van de woning uit het slaapkamerraam naar buiten springen en twee anderen aan de voorkant van het huis over een hek springen.
Op camerabeelden bij de woning is te zien dat drie mannen uit een witte Volkswagen Polo stappen en gebukt naar de oprit van de woning lopen. De witte Volkswagen met kenteken [kentekennummer 2] stond op naam van de medeverdachte [naam medeverdachte 5]. [naam medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij drie personen vanaf het Noordereiland in Rotterdam heeft opgehaald en naar een woonwijk in [plaatsnaam 3] heeft gebracht. Verder heeft [naam medeverdachte 5] verklaard dat hij de drie mannen later weer heeft teruggebracht naar Rotterdam en dat hij daarbij via Gouda is teruggereden. Op 29 oktober 2020 is [naam medeverdachte 5] door de rechtbank Rotterdam veroordeeld voor medeplichtigheid aan deze poging woninginbraak.
Op een still van de camerabeelden van de woning is één van de inbrekers te zien met een bivakmuts op, waarbij een deel van het gezicht (de ogen en wenkbrauwen) zichtbaar is. Het zichtbare gedeelte van het gezicht van deze inbreker vertoont grote overeenkomsten met het gezicht van de verdachte, met name in de vorm en grootte van de wenkbrauwen.
Op 22 mei 2020 om 14.31 uur heeft de telefoon van [naam medeverdachte 5] verbinding gemaakt met een zendmast in Streefkerk, vlakbij Lekkerkerk. Deze zendmast staat langs de route van [plaatsnaam 3] naar Gouda. De telefoon van de verdachte eindigend op [nummer 2] heeft enkele minuten daarvoor, om 14.24 uur, contact gemaakt met een zendmast in Lekkerkerk. Vervolgens heeft de telefoon van de verdachte om 14.42 uur een zendmast in Gouda aangestraald. In combinatie met de verklaring van [naam medeverdachte 5] dat hij vanuit [plaatsnaam 3] via Gouda naar Rotterdam is teruggereden, volgt hieruit dat de verdachte bij [naam medeverdachte 5] in de auto zat toen hij vanuit Krimpen naar Gouda reed.
Gelet op de overeenkomsten tussen de verdachte en het gezicht op de still, in combinatie met de gezamenlijke reisbeweging van de verdachte en [naam medeverdachte 5], komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte één van de inbrekers is geweest. Dat [naam medeverdachte 5] heeft verklaard dat de daders van onderhavige poging woninginbraak en de poging overval in zaaksdossier Salvia “andere jongens” waren, doet daaraan niet af omdat niet duidelijk is wat hij daarmee bedoeld heeft.
6.3.3.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging woninginbraak.
6.4.
Feit 4 (deelonderzoek [plaatsnaam 4])
6.4.1.
Standpunt verdediging
Tussen de personen die op de camerabeelden te zien zijn en de verdachte was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken. Ook kan niet bewezen worden dat sprake was van het voorbereiden van een overval. De handelingen passen net zo goed bij de voorbereiding van een inbraak.
6.4.2.
Beoordeling
Uit bakengegevens van de auto van medeverdachte [naam medeverdachte 2] (een Renault Clio met kenteken [kentekennummer 3]) blijkt dat deze auto op 28 oktober 2020 via het WG Witteveenplein, in de buurt van de woning waar medeverdachte [naam medeverdachte 6] vaak verblijft, via de straat waar de verdachte woont naar de Aalbersestraat in Zwijndrecht rijdt. De auto komt daar om 10.10 uur aan en blijft daar tot omstreeks 15.09 uur staan.
Op 28 oktober 2020 wordt vanaf 10.38 uur een gestolen Renault Megane, voorzien van andere kentekenplaten met daarin meerdere inzittenden onder observatie genomen. Deze auto stopt omstreeks 10.48 uur op de parkeerplaats van de begraafplaats aan de Raadhuislaan in [plaatsnaam 4]. Deze begraafplaats grenst aan het perceel van de woning aan de [adres delict 2]. Omstreeks 11.11 uur worden twee donker geklede mannen in de tuin van deze woning gezien. Even later rijdt de Renault naar [plaatsnaam 1]. Rond 12.45 uur rijdt de Renault weer op de [straatnaam]. De Renault wordt vervolgens weer op de parkeerplaats van de begraafplaats gezet. Rond 13.00 uur springt een donker geklede man over de sloot van de begraafplaats naar het perceel aan de [adres delict 2]. Hij loopt daar de bosjes in en komt terug met een uitschuifbare ladder die hij gebruikt om weer naar de kant van de begraafplaats te komen. De ladder wordt in de sloot verstopt. Kort daarna lopen vier donker geklede mannen uit de bosjes de parkeerplaats van de begraafplaats op en lopen naar de Renault die even later wegrijdt. De vier mannen zijn gefotografeerd en zij worden herkend als de (mede)verdachten [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 6], [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2]. De verdachte draagt een rugzak. Later die dag wordt gezien dat zij andere kleding aan hebben.
Op de camerabeelden van de achtertuin van de woning aan de [adres delict 2] is omstreeks 11.10 uur bij de woning een man te zien die in het donker is gekleed en een bivakmuts draagt. Achter in de tuin is een tweede donker geklede persoon zichtbaar. De man bij het huis pakt een tuinstoel waarmee hij naar de camera loopt. Kort daarna wordt een donkere substantie op de lens gesmeerd waardoor het zicht met de camera wordt beperkt. Nog wel te zien dat de man zich rennend uit de voeten maakt. Op beelden van een tweede camera is te zien dat 4 donker geklede personen door de tuin lopen. De achterste persoon draagt een rugzak. Rond 13.00 uur is op beelden van de eerste camera te zien dat de man die eerder bij de camera was terugkeert en de stoel terugzet bij de tuintafel. Daarna verdwijnt hij weer uit het beeld.
Uit bakengegevens blijkt dat de auto van medeverdachte [naam medeverdachte 2] vaker over de [straatnaam] is gereden en ook langs het werkadres van de bewoners is gereden. Op 22 september 2022 is de auto van medeverdachte [naam medeverdachte 2] in de buurt van de [straatnaam]. Als de auto daar weer is vertrokken worden de verdachte, [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] en vermoedelijk [naam medeverdachte 6] in de auto door de politie gecontroleerd.
De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben in september 2020 via een chat contact gehad over het adres [adres], waarbij de verdachte lijkt te vragen of dit het juiste adres is.
Uit de observaties van de Renault Megane blijkt dat de verdachte, [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 6] op 28 oktober 2020 in de buurt van de woning aan de [adres delict 2] waren. Zij waren donker gekleed, evenals de personen die zichtbaar zijn op de camerabeelden. Daarbij valt op dat de verdachte een rugzak droeg, evenals een van de vier mannen in de tuin.
Het observatieteam heeft gezien dat de vier verdachten gezamenlijk uit de bosjes van de begraafplaats kwamen en de parkeerplaats opliepen. Zij waren gezamenlijk op pad en hadden blijkbaar eenzelfde doel.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het doel van hun activiteiten die dag het voorbereiden van een woningoverval was. Daarvoor is het volgende van belang. De bewoners waren op 28 oktober niet thuis. Er was op die dag dan ook alle gelegenheid om een inbraak te plegen, als dat het doel van hun gezamenlijke activiteiten was. Ook het terugzetten en schoonmaken van de stoel wijst hierop. Klaarblijkelijk mochten de bewoners niet weten dat er iemand in hun tuin was geweest die de camera onklaar had gemaakt. Het verstoppen van de ladder aan de begraafplaatskant van de sloot wijst er op dat deze op een later moment gebruikt zou worden om in de tuin van de woning aan de [adres delict 2] te komen. De verdachten waren eerder bij de woning aan de [adres delict 2] en bij het werkadres van de bewoners geweest. Dit valt niet te rijmen met het voorbereiden van een inbraak, omdat hiervoor alleen van belang is wanneer de bewoners afwezig zijn.
6.4.3.
Conclusie
Uit bovenstaande volgt dat de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 2] met elkaar bezig zijn geweest een overval dan wel een afpersing voor te bereiden. Dit betekent dat de ten laste gelegde voorbereiding van een woningoverval in [plaatsnaam 4] wettig en overtuigend is bewezen.
6.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer: 10/700424-20
1. Ridder)
hij
op 02 februari 2020 te [plaatsnaam 1], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (merk: ROLEX) en een telefoon en sleutels, toebehorende aan [naam slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, , welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
  • zich opdringen aan die [naam slachtoffer 1] en
  • duwen/drukken van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer 1] en
  • gebieden aan die [naam slachtoffer 1] om op de grond te gaan liggen en
  • vastbinden/knevelen met ducttape van de handen en voeten van die [naam slachtoffer 1] en
  • daarbij aan die [naam slachtoffer 1], dreigend toevoegen van de woorden: “Ga liggen tussen de muur en voorkant van de auto” en “Geef je horloge” en “Waar zijn je andere horloges, anders schieten we je neer” en “blijf liggen en maak geen herrie”, ;
2. ( Salvia)
hij
op 27 april 2020 te [plaatsnaam 2] tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om goederen,
dietoebehoorden, aan [naam slachtoffer 2], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaanvan geweld tegen die [naam slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, , terwijl die [naam slachtoffer 2] zich in zijn auto bevondmet een afgedekt gezicht/gelaat
  • zich hebben opgedrongen aan die [naam slachtoffer 2] en
  • daarbij met een of meer hamers, op/tegen de ramen/ruiten van deze auto van die [naam slachtoffer 2] hebben geslagen als gevolg waarvan een of meer ruiten/ramen van de auto werden vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. ( Waning)
hij
op 22 mei 2020 te [plaatsnaam 3] in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld en/of een of meer goederen, dat/die toebehoorde(n), aan [naam slachtoffer 3], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van inklimming een slaapkamerraam aan de voorzijde van deze woning is binnengeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. ( [plaatsnaam 4])
hij
op 28 oktober 2020 te [plaatsnaam 4] tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van (het) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis
strafvan acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het wetboek van Strafrecht oplevert)opzettelijk,
  • een gestolen (personen)auto merk: Renault / type: Megane en gestolen/valse/gedupliceerde kentekenplaten en één of meer bivakmutsen en
  • een uitschuifbare ladder en
modder en/of aarde, in elke geval een substantiegeschikt om bewakings/beveiligings-camera’s mee in te smeren, als gevolg waarvan het zicht/de scherpte van deze camera’s sterk afneemt, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

7..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer: 10/700424-20

1..(Ridder)

diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2..(Salvia)

poging diefstal, voorafgegaan van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

3..(Waning)

poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;

4..([plaatsnaam 4])

medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld in verenging en/of afpersing in vereniging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

8..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

9..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
9.1.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van ongeveer acht maanden schuldig gemaakt aan vier ernstige strafbare feiten.
In de eerste plaats heeft hij samen met anderen midden in de nacht iemand in de parkeergarage bij zijn woning beroofd van zijn Rolex-horloge. Daarbij is een metalen voorwerp, vermoedelijk een vuurwapen, tegen het hoofd van het slachtoffer gehouden en is hij vastgebonden met ducttape. De overvallers dreigden hem neer te schieten als hij zijn horloges niet zou afgeven. Ook is zijn laptop weggenomen en zijn telefoon kapot gegooid. De verdachte en zijn mededaders zijn zonder enig respect voor hun slachtoffer en diens gevoel van veiligheid recht op hun doel afgegaan: het afpakken van het waardevolle Rolex-horloge waarvan zij klaarblijkelijk wisten dat hun slachtoffer dit bezat. Dat deze lafhartige overval zeer beangstigend is geweest voor het slachtoffer behoeft geen verdere toelichting. Een parkeergarage behorend bij een appartementencomplex is net als een woning een plek waar iemand zich veilig waant en moet kunnen voelen. De verdachte heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Ook heeft de verdachte samen met anderen geprobeerd een man te overvallen terwijl die voor zijn woning in zijn auto zat. Uit het niets verscheen de verdachte samen met twee mededaders, gehuld in zwarte kleding en met een wit masker op. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij “als wilden” tekeer gingen toen zij met grote hamers op de ruiten van zijn auto insloegen. Dankzij het sterke glas van deze auto, kon het slachtoffer ontkomen en is het in dit geval bij een poging gebleven. De angst die deze aanval bij het slachtoffer moet hebben opgewekt zal er echter niet minder om zijn. Ook bij dit slachtoffer is door toedoen van de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer.
Wat bij deze beide feiten opvalt is dat de verdachte en zijn mededaders geraffineerd te werk gingen. Zij stonden hun slachtoffers kennelijk op te wachten en zij hadden het op specifiek deze slachtoffers gemunt, omdat ze wisten dat zij kostbare horloges droegen. Deze feiten maken ook duidelijk dat de verdachte en zijn mededaders er niet voor terugdeinzen om grof geweld te gebruiken om hun beoogde buit veilig te stellen.
De verdachte heeft voorts een woningoverval voorbereid. Deze woningoverval is door hem samen met anderen nauwkeurig voorbereid door de bewakingscamera met modder te besmeuren, een ladder klaar te leggen en eerder al voorverkenningen bij zowel de woning als het werkadres van de bewoners te doen. De wetenschap dat zij gedurende langere tijd door de verdachte en mededaders in de gaten zijn gehouden en dat in hun achtertuin diverse voorbereidingsmaatregelen zijn getroffen voor een overval, moet zeer beangstigend zijn voor de bewoners. Uit de aangifte blijkt ook dat zij enige tijd niet thuis durfden te slapen. Zij zijn hierdoor direct in hun gevoel van veiligheid en hun persoonlijke levenssfeer aangetast.
Tenslotte heeft de verdachte op klaarlichte dag ingebroken in een woning met de bedoeling daar spullen weg te nemen. Toen de bewoonster onraad rook en ging kijken wat er aan de hand was, is de verdachte er samen met zijn mededaders vandoor gegaan. De bewoonster heeft hen gezien terwijl een mededader uit het raam sprong en de verdachte en een derde persoon zich vanuit hun schuilplaats uit de voeten maakten. Dat dit zeer beangstigend voor de bewoonster is geweest spreekt voor zich.
Voor alle feiten geldt dat niet alleen de directe slachtoffers daarvan nadeel ondervinden. Dergelijke feiten veroorzaken ook sterke gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
9.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2022 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten waaronder woninginbraken, maar niet eerder voor diefstal met geweld.
Daarnaast is het rapport van Reclassering Nederland van 18 maart 2021 gelezen. Hieruit blijkt onder meer dat de verdachte ondanks zijn jonge leeftijd al enige tijd in beeld is bij politie en justitie en dat hij toezicht van jeugdreclassering heeft gehad. De verdachte heeft geen probleembesef en een eerdere behandeling bij De Waag is om die reden beëindigd. De verdachte heeft meestal geen dagbesteding en een zorgelijk sociaal netwerk. Omdat de verdachte niet open staat voor begeleiding kan geen plan van aanpak worden opgesteld, terwijl hij wel steeds opnieuw strafbare feiten pleegt.
Uit het strafblad van de verdachte, nog maar 21 jaar, rijst het beeld dat hij steeds gewelddadiger en ernstiger strafbare feiten pleegt, ondanks eerder opgelegde straffen en toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering. De rechtbank vindt dit bijzonder zorgwekkend.
9.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn opgelegd. Het zwaartepunt ligt daarbij op de overval in de parkeergarage in deelonderzoek Ridder en de poging overval in deelonderzoek Salvia.
Als strafvermeerderende factor is meegewogen dat in deelonderzoek Ridder een vuurwapen gebruikt lijkt te zijn om het slachtoffer zijn horloge afhandig te maken en dat het slachtoffer met tape is vastgebonden. Ook strafvermeerderend is het in deelonderzoek Salvia gebruikte grove geweld in een poging de ruiten van de auto van het slachtoffer door te slaan. Verder wordt in het nadeel van de verdachte meegewogen dat hij de feiten in vereniging heeft gepleegd en dat hij in het geheel geen openheid van zaken heeft gegeven over zijn aandeel daarin. Hij heeft zich voortdurend op zijn zwijgrecht beroepen en dus ook op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn rol bij de strafbare feiten. Hij heeft geen blijk gegeven van enig inzicht in het kwalijke van zijn handelen en de ernst van de angst en de schade die hij bij de slachtoffers heeft veroorzaakt. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
Gelet op al het voorgaande, en in het bijzonder de veelheid en ernst van de gepleegde strafbare feiten, ziet de rechtbank aanleiding om een hogere straf op te leggen dan de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 7 jaar. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 jaar passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen een penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

10.. Voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij de einduitspraak, dat wil zeggen met ingang van heden, op te heffen. De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen.
Uit het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 18 augustus 2021 blijkt dat de voorlopige hechtenis is geschorst tot aan de einduitspraak van de inhoudelijke behandeling. Dit betekent dat met de onderhavige uitspraak de schorsing van de voorlopige hechtenis eindigt en de voorlopige hechtenis herleeft. Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de hoogte van de op te leggen straf, ziet de rechtbank geen aanleiding om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen. Het verzoek daartoe van de verdediging zal worden afgewezen.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 46, 47, 57, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

12.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
Parketnummer: 10/702012-21
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Parketnummer: 10/700424-20
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
wijst af het verzoek van de verdediging tot het (opnieuw) schorsen van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2022.

14..Bijlage I

Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer: 10/700424-20
1. Ridder)
hij
op of omstreeks 02 februari 2020 te [plaatsnaam 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) horloge (merk: ROLEX) en/of telefoon en/of sleutels, in elk geval enig€ goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
  • zich opdringen aan die [naam slachtoffer 1] en/of
  • tonen/voorhouden van een vuurwapen, althans een op een vuurapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 1] en/of
  • duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd, van die [naam slachtoffer 1] en/of
  • gebieden aan die [naam slachtoffer 1] om op de grond te gaan liggen en/of
  • vastbinden/knevelen (met duct tape) van de handen en/of voeten van die [naam slachtoffer 1] en/of
  • (daarbij) aan die [naam slachtoffer 1], (dreigend) toevoegen van de woorden: “Ga liggen tussen de muur en voorkant van de auto” en/of “Geef je horloge” en/of “Waar zijn je andere horloges, anders schieten we je neer” en/of “blijf liggen en maak geen herrie”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2. ( Salvia)
hij
op of omstreeks 27 april 2020 te [plaatsnaam 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of een of meer goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [naam slachtoffer 2], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgegaan te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor het bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s0 hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, (terwijl die [naam slachtoffer 2] zich in zijn auto bevond) (met een afgedekt gezicht/gelaat)
  • zich heeft/hebben opgedrongen aan die [naam slachtoffer 2] en/of
  • (daarbij) met een of meer hamers, althans harde voorwerpen op/tegen de ramen/ruiten van deze auto van die [naam slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen (als gevolg waarvan een of meer ruiten/ramen van de auto werden vernield), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. Waning
hij
op of omstreeks 22 mei 2020 te [plaatsnaam 3] in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of een of meer goederen, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n), te weten aan [naam slachtoffer 3], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van inklimming een (slaapkamer)raam aan de voorzijde van deze woning is/zijn ingeklommen/binnengeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. [plaatsnaam 4]
hij
op of omstreeks 28 oktober 2020 te [plaatsnaam 4] tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van (het) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis
strafvan acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het wetboek van Strafrecht oplevert) en/of diefstal in een woning in vereniging door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf oplevert in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht0, althans (een) met (een) ander(en) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk,
  • 3en gestolen (personen)auto (merk: Renault / type: Megane) en/of gestolen/valse/gedupliceerde kentekenplaten en/of
  • 4, althans één of meer bivakmutsen en/of
  • een uitschuifbare ladder en/of
  • modder en/of aarde, in elke geval een substantie (geschikt om een of meer bewakings/beveiligings-camera’s mee in te smeren, als gevolg waarvan het zicht/de scherpte van deze camera’s (sterk) afneemt)
(kennelijk) bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
Parketnummer: 10/702012-21
(Loof)
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 8 december 2020 te [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 6] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 7] en/of [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 8], althans (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan organisatie die werd gevord door hem, verdachte, en/of [naam medeverdachte 7] en/of [naam verdachte] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 4] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 6] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (onder meer)
  • diefstal(len) met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • afpersing(en) in vereniging (hetgeen misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • en/of diefstal(len) in/uit een woning in vereniging door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
voorbereiding van een of meer van voornoemde misdrijven (hetgeen een misdrijf in het artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht oplevert).