ECLI:NL:RBROT:2022:5550

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
10/700496-20 en 10/702016-21 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak deelname criminele organisatie en veroordeling voor woninginbraak en voorbereiding overval

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte Mega Kuroda, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, woninginbraak en voorbereiding van een overval. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, omdat niet kon worden aangetoond dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de verdachte en andere betrokkenen. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om te concluderen dat de verdachte deel uitmaakte van een organisatie die zich richtte op het plegen van strafbare feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet had samengewerkt met de andere verdachten in een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het medeplegen van een woninginbraak en de voorbereiding van een overval. De verdachte was betrokken bij de voorbereiding van een woningoverval door onder andere een bewakingscamera te besmeuren en een ladder klaar te leggen. De rechtbank oordeelde dat deze handelingen een ernstige inbreuk maakten op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/700496-20 en 10/702016-21 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 8 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op 9 [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
thans uit andere hoofde verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht te Dordrecht,
raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14, 17, 22 en 24 juni 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking er op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak, het voorbereiden van een overval en dat hij lid is geweest van een criminele organisatie.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. M.L. Goudzwaard en A. Boender hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden met aftrek van voorarrest.

4..Motivering vrijspraak

Parketnummer 10/702016-21 (deelonderzoek Loof)
4.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachten pleegden in wisselende samenstellingen strafbare feiten. Daarnaast werden in wisselende samenstellingen voorverkenningen uitgevoerd op plaatsen waar later werd ingebroken of een overval gepleegd werd. Daarbij werd niet altijd in dezelfde samenstelling voorverkend en het strafbare feit gepleegd. Onderling werd informatie uitgewisseld. Bij de voorbereiding werd op zeer uiteenlopende wijze informatie verzameld. Twee chauffeurs hebben verklaard dat zij benaderd werden door een groep jongens om te rijden voor een inbraak. De overvallen en inbraken hadden steeds goed gestructureerd plaats, waarbij van de verschillende deelnemers werd verwacht dat zij met elkaar samenwerkten. De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] waren niet betrokken bij de overval in [plaatsnaam 1], maar zij waren hier wel van op de hoogte en vonden dat zij een deel van de opbrengst moesten krijgen. De verdachten maakten geregeld geld naar elkaar over, vermoedelijk verband houdend met bewezen diensten of verrekening van een buit.
Uit al deze feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake was van een organisatie met een zekere structuur en duurzaamheid die uit was op het plegen van strafbare feiten. De verdachte heeft daaraan deelgenomen.
4.2.
Beoordeling
Van een criminele organisatie is sprake wanneer er een samenwerkingsverband is, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Daarbij hoeft niet komen vast te staan dat een persoon moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Een dergelijk samenwerkingsverband kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel deze ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
De duurzaamheid en de structuur blijken volgens de officier van justitie uit de tijdlijn die in het proces-verbaal artikel 140 Sr is opgenomen. In deze tijdlijn staan controles van verdachten door de politie, observaties, strafbare feiten waarbij zij betrokken zouden zijn en stortingen en boekingen op bankrekeningnummers. Uit het proces-verbaal blijkt niet waaruit de structuur bestaat, anders dan dat een aantal verdachten regelmatig met elkaar wordt gezien, ook op plaatsen waar later strafbare feiten worden gepleegd. Dat de bevindingen bij observaties en controles het gevolg zijn van een duurzame samenwerking tussen verdachten blijkt niet. Er zijn geen tapgesprekken waaruit kan worden afgeleid dat verdachten georganiseerd op pad gaan. Dat de handelingen op de verschillende bankrekeningen te maken zouden hebben met bewezen diensten en te verdelen buit is onvoldoende onderbouwd doordat een link naar concrete strafbare feiten of voorverkenningen die hiermee in verband staan ontbreekt.
Hoewel meerdere telefoons zijn onderzocht, is alleen op de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte 2] uitgebreide informatie aangetroffen met betrekking tot mogelijke strafbare feiten. Zo is er een lijst aangetroffen met 95 notities die betrekking zouden hebben op mogelijke slachtoffers. Uit het dossier blijkt niet of de informatie in deze notities met anderen die zouden behoren tot het samenwerkingsverband is gedeeld.
Uit het dossier blijkt weliswaar dat de verdachten in wisselende combinaties strafbare feiten pleegden en regelmatig in elkaars gezelschap verkeerden, maar dat op zichzelf is onvoldoende om te kunnen spreken van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Daarvoor is meer nodig dan een reeks door min of meer dezelfde personen in vereniging gepleegde strafbare feiten. Niet is gebleken dat er een onderlinge verdeling van werkzaamheden of een afstemming van activiteiten was. Het cement dat nodig is om alle afzonderlijke componenten die in het artikel 140 pv zijn genoemd te verbinden ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband dat het plegen van strafbare feiten nastreefde, tussen de personen genoemd in de tenlastelegging.
4.3.
Conclusie
De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Feit 1 parketnummer 10/700496-20 (deelonderzoek [plaatsnaam 2])
5.1.1.
Standpunt verdediging
Tussen de personen die op de camerabeelden te zien zijn en de verdachte was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken. Ook kan niet bewezen worden dat sprake was van het voorbereiden van een overval. De handelingen passen net zo goed bij de voorbereiding van een inbraak. De verdachte dient te worden vrijgesproken omdat het voorbereiden van een inbraak gezien het toepasselijke strafmaximum niet strafbaar is.
5.1.2.
Beoordeling
Uit bakengegevens van de auto van medeverdachte [naam medeverdachte 1] (een Renault Clio met kenteken [kentekennummer 1]) blijkt dat deze auto op 28 oktober 2020 via het WG Witteveenplein, in de buurt van de woning waar medeverdachte [naam medeverdachte 3] vaak verblijft, via de straat waar medeverdachte [naam medeverdachte 2] woont naar de Aalbersestraat in Zwijndrecht rijdt. De auto komt daar om 10.10 uur aan en blijft daar tot omstreeks 15.09 uur staan.
Op 28 oktober 2020 wordt vanaf 10.38 uur een gestolen Renault Megane voorzien van andere kentekenplaten met daarin meerdere inzittenden onder observatie genomen. Deze auto stopt omstreeks 10.48 uur op de parkeerplaats van de begraafplaats aan de Raadhuislaan in [plaatsnaam 2]. Deze begraafplaats grenst aan het perceel van de woning aan de [adres delict 1]. Omstreeks 11.11 uur worden twee donker geklede mannen in de tuin van deze woning gezien. Even later rijdt de Renault Megane naar [plaatsnaam 1]. Rond 12.45 uur rijdt de Renault Megane weer op de [straatnaam 1]. De Renault Megane wordt vervolgens weer op de parkeerplaats van de begraafplaats gezet. Rond 13.00 uur springt een donker geklede man over de sloot van de begraafplaats naar het perceel aan de [adres delict 1]. Hij loopt daar de bosjes in en komt terug met een uitschuifbare ladder die hij gebruikt om weer naar de kant van de begraafplaats te komen. De ladder wordt in de sloot verstopt. Kort daarna lopen vier donker geklede mannen uit de bosjes de parkeerplaats van de begraafplaats op en lopen naar de Renault Megane die even later wegrijdt. De vier mannen zijn gefotografeerd en zij worden herkend als de verdachte en medeverdachten [naam medeverdachte 3], [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1]. [naam medeverdachte 2] draagt een rugzak. Later die dag wordt gezien dat de mannen andere kleding aan hebben.
Op de camerabeelden van de achtertuin van de woning aan de [adres delict 1] is omstreeks 11.10 uur bij de woning een man te zien die in het donker is gekleed en een bivakmuts draagt. Achter in de tuin is een tweede donker geklede persoon zichtbaar. De man bij het huis pakt een tuinstoel waarmee hij naar de camera loopt. Kort daarna wordt een donkere substantie op de lens gesmeerd waardoor het zicht met de camera wordt beperkt. Nog wel is te zien dat de man zich rennend uit de voeten maakt. Op beelden van een tweede camera is te zien dat vier donker geklede personen door de tuin lopen. De achterste persoon draagt een rugzak.
Rond 13.00 uur is op beelden van de eerste camera te zien dat de man die eerder bij de camera was, terugkeert en de stoel terugzet bij de tuintafel. Daarna verdwijnt hij weer uit het beeld.
Uit de bakengegevens blijkt dat de auto van [naam medeverdachte 1] vaker over de [adres delict 1] is gereden en ook langs het werkadres van de bewoners is gereden. Op 22 september 2022 is de auto van [naam medeverdachte 1] lange tijd in de buurt van de [adres delict 1]. Als de auto daar weer is vertrokken worden de verdachte en medeverdachten [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2], en vermoedelijk [naam medeverdachte 3] in de auto door de politie gecontroleerd.
De verdachte en [naam medeverdachte 2] hebben in september 2020 via een chat contact gehad over het adres [adres], waarbij [naam medeverdachte 2] lijkt te vragen of dit het juiste adres is.
Uit de observaties van de Renault Megane blijkt dat de verdachte, [naam medeverdachte 2], [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] op 28 oktober 2020 in de buurt van de woning aan de [adres delict 1] waren. Zij waren donker gekleed, evenals de personen die zichtbaar zijn op de camerabeelden. Daarbij valt op dat [naam medeverdachte 2] een rugzak droeg, evenals een van de vier mannen in de tuin.
Het observatieteam heeft gezien dat de vier verdachten gezamenlijk uit de bosjes van de begraafplaats kwamen en de parkeerplaats opliepen. Zij waren gezamenlijk op pad en hadden bljjkbaar eenzelfde doel.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het doel van hun activiteiten die dag het voorbereiden van een woningoverval was. Daarvoor is het volgende van belang. De bewoners waren op 28 oktober niet thuis. Er was op die dag dan ook alle gelegenheid om een inbraak te plegen, als dat het doel van hun gezamenlijke activiteiten was. Ook het terugzetten en schoonmaken van de stoel wijst hierop. Klaarblijkelijk mochten de bewoners niet weten dat er iemand in hun tuin was geweest die de camera onklaar had gemaakt. Het verstoppen van de ladder aan de begraafplaatskant van de sloot wijst er op dat deze op een later moment gebruikt zou worden om in de tuin van de woning aan de [adres delict 1] te komen. De verdachten waren eerder bij de woning aan de [adres delict 1] en bij het werkadres van de bewoners geweest. Dit valt niet te rijmen met het voorbereiden van een inbraak, omdat hiervoor alleen van belang is wanneer de bewoners afwezig zijn.
5.1.3.
Conclusie
Uit bovenstaande volgt dat de verdachte en medeverdachten [naam medeverdachte 2], [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] met elkaar bezig zijn geweest een overval dan wel een afpersing voor te bereiden. Dit betekent dat de ten laste gelegde voorbereiding van een woningoverval wettig en overtuigend is bewezen.
5.2.
Feit 2 parketnummer10/700496-20 (deelonderzoek [adres delict 2])
5.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van deze inbraak. De verdachte heeft verklaard dat hij niet bij de inbraak betrokken is geweest. Hij heeft zijn arm gebroken toen hij diezelfde nacht bij het verkopen van drugs door twee personen in elkaar is geslagen. Daarna kwam hij bij toeval onder meer medeverdachte [naam medeverdachte 3] tegen die hem met de Opel Astra naar het ziekenhuis heeft gebracht.
5.2.2.
Beoordeling
Gebeurtenissen 20 en 21 november 2022Op 20 november 2020 tussen 23:30 uur en 23:45 uur is er ingebroken in de woning aan het adres [adres delict 2]. De bewoner was op dat moment niet thuis en kreeg om 23:43 uur een alarmmelding. Uit camerabeelden bij de woning blijkt dat drie personen elkaar hebben geholpen met naar boven klimmen. Zij hebben vervolgens de balkondeur opengebroken. Daarna hebben zij de slaapkamer doorzocht. Daarbij zijn twee gouden ringen en een aantal gouden kettingen weggenomen. De drie personen hebben de woning weer via hetzelfde balkon verlaten. Eén van hen loopt direct weg richting een hek voor de woning aan de straatkant, de tweede persoon pakt een naar beneden gegooide tas en loopt ook naar het hek. De derde persoon valt tijdens zijn klim naar beneden met een harde klap op de grond, staat op en loopt moeilijk achter de twee anderen aan.
Bij deze inbraak is een Opel Astra met het Belgische kenteken [kentekennummer 2] (“de Opel Astra”). De Opel Astra staat op naam van een familielid van medeverdachte [naam medeverdachte 3] en werd door hem gebruikt. Uit peilbakengegevens blijkt dat de Opel Astra op 20 november 2020 drie keer naar de [straatnaam 2] is gereden. De eerste keer was in de middag tussen 16.15 uur en 17.17 uur. Er is toen een rit gemaakt vanaf de [straatnaam 3] in Rotterdam, via stops in Rotterdam-Zuid en [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 3] en weer terug naar de [straatnaam 3] in Rotterdam. De woning van de familie van medeverdachte [naam medeverdachte 3] ligt aan de [straatnaam 3] in Rotterdam. In [plaatsnaam 1] is dichtbij de woning van de verdachte gestopt. In de avond rijdt de Opel Astra meerdere keren over de [straatnaam 2]. De eerste keer is tussen 21:51 uur en 22:08 uur. Er wordt een stop gemaakt vlakbij de [adres delict 2]. Daarna rijdt de Opel Astra terug naar [plaatsnaam 1]. Tussen 22:36 uur en 23:01 uur is de auto weer op de [straatnaam 2] en stopt meerdere keren in de buurt van de woning waar later wordt ingebroken. De Opel Astra rijdt daarna weer terug naar [plaatsnaam 1]. Uit het feit dat de woninginbraak kort daarna is gepleegd en de Opel Astra daarbij ook is gebruikt, leidt de rechtbank af dat tijdens deze ritten voorverkenningen werden verricht voor de later op de avond gepleegde woninginbraak.
De Opel Astra is tussen 23:27 uur en 23:45 weer over de [straatnaam 2] en langs de woning gereden. Om 23:45 uur staat de Opel Astra tegenover de woning op [huisnummer]. Gelet op het tijdstip waarop de bewoner de alarmmelding ontving, werd er rond dit tijdstip ingebroken. Na de inbraak rijdt de auto via het adres van medeverdachte [naam medeverdachte 4] in [plaatsnaam 1], waar gestopt wordt, naar het Maasstadziekenhuis in Rotterdam. Daar is de verdachte naar binnen gegaan en hij is ongeveer twee uur in het ziekenhuis gebleven, waarna hij weer naar buiten komt met zijn rechterarm in een mitella. De verdachte was in en rond het ziekenhuis in gezelschap van meerdere personen, onder wie medeverdachte [naam medeverdachte 3] en enkele andere in het onderzoek Kuroda als verdachten aangemerkte personen. De Opel Astra is rond 03.00 ‘s nachts via verschillende adressen, waaronder dat van de verdachte, naar het adres van de familie van medeverdachte [naam medeverdachte 3] aan de [straatnaam 3] gereden.
Rol verdachte [naam verdachte]
De verdachte is met de Opel Astra naar het Maasstadziekenhuis gebracht. Zijn verklaring dat hij ergens in [plaatsnaam 1] zijn vrienden zag rijden en dat zij hem naar het Maasstadziekenhuis brachten, wordt niet ondersteund door de peilbakengegevens. Hieruit blijkt namelijk dat de Opel Astra tussen de [adres delict 2] en het Maasstadziekenhuis alleen een stop heeft gemaakt bij de woning van medeverdachte [naam medeverdachte 4]. Daarin past niet het scenario van de verdachte dat hij ergens onderweg zou zijn ingestapt. De verdachte moet dan ook vanaf de [adres delict 2] in de Opel Astra hebben gezeten. De verklaring die de verdachte heeft gegeven voor zijn gebroken arm en zijn aanwezigheid in de Opel Astra, acht de rechtbank ongeloofwaardig, te meer daar die verklaring geen details bevat over de plaats waar hij in elkaar zou zijn geslagen en waar hij vervolgens medeverdachte [naam medeverdachte 3] zou zijn tegengekomen. Voorts weegt mee dat de Opel Astra ook al bij de voorverkenning die in de middag plaats vond bij de woning van de verdachte is gestopt en daarna naar [plaatsnaam 3] is gereden, hetgeen de rechtbank sterkt in haar conclusie dat de verdachte betrokken was bij de voorverkenningen en deze inbraak samen met anderen heeft gepleegd. De rechtbank gaat er vanuit dat de verdachte de persoon is die van het balkon valt en dat hij daarbij zijn arm heeft gebroken.
5.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de woninginbraak aan de [adres delict 2] in [plaatsnaam 3].
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer: 10/700496-20
1. [plaatsnaam 2])
hij
op 28 oktober 2020 te [plaatsnaam 2] tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis
strafvan acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het wetboek van Strafrecht oplevert)opzettelijk,
  • een gestolen (personen)auto merk: Renault / type: Megane en gestolen/valse/gedupliceerde kentekenplaten en één of meer bivakmutsen en
  • een uitschuifbare ladder en
modder en/of aarde, in elke geval een substantiegeschikt om bewakings/beveiligings-camera’s mee in te smeren, als gevolg waarvan het zicht/de scherpte van deze camera’s sterk afneemt) kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
2. ( [adres delict 2])
hij
op 20 november 2020 te [plaatsnaam 3], in een woning gelegen aan de [adres delict 2], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen gouden sieraden, toebehorende aan [naam slachtoffer], zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededaders, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hadden verschaft door middel van braak en/ inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer: 10/700496-20

1..([plaatsnaam 2])

medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging.

2..([adres delict 2])

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen een woningoverval voorbereid door een bewakingscamera te besmeuren, een ladder klaar te leggen en voorverkenningen bij zowel de woning als het werkadres van de bewoners te doen. Een beangstigende situatie voor de bewoners, die hierdoor direct in hun gevoel van veiligheid en hun persoonlijke levenssfeer zijn aangetast. Uit de aangifte blijkt ook dat zij enige tijd niet thuis durfden te slapen.
De verdachte heeft ook samen met anderen een woninginbraak gepleegd. Hiermee heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners en gevoelens van angst en onveiligheid bij hen veroorzaakt. Daarnaast heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de bewoners door sieraden weg te nemen. Bovendien worden door dit soort feiten de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt, bij buurtbewoners in het bijzonder. De verdachte heeft zich van deze gevolgen kennelijk geen rekenschap gegeven en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte heeft verder geen informatie verstrekt over zijn persoonlijke omstandigheden en over hem zijn geen rapportages opgemaakt.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de feiten in vereniging zijn gepleegd en dat de verdachte in het geheel geen openheid van zaken heeft gegeven over zijn aandeel daarin. Hij heeft geen enkel blijk van inzicht gegeven in het kwalijke van zijn handelen.
Omdat deelname aan een criminele organisatie niet kan worden bewezen, zal een lagere straf worden opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist. Alles afwegend wordt een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden geacht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 46, 47, 57, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
Parketnummer 10/702016-21
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Parketnummer 10/700496-20
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2022.

12..Bijlage I

Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer: 10/700496-20
1. [plaatsnaam 2])
hij
op of omstreeks 28 oktober 2020 te [plaatsnaam 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van (het) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis
strafvan acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het wetboek van Strafrecht oplevert) en/of diefstal in een woning in verengiing door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf oplevert in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht0, althans (een) met (een) ander(en) te plegen misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk,
  • 3en gestolen (personen)auto (merk: Renault / type: Megane) en/of gestolen/valse/gedupliceerde kentekenplaten en/of
  • 4, althans één of meer bivakmutsen en/of
  • een uitschuifbare ladder en/of
  • modder en/of aarde, in elke geval een substantie (geschikt om een of meer bewakings/beveiligings-camera’s mee in te smeren, als gevolg waarvan het zicht/de scherpte van deze camera’s (sterk) afneemt)
(kennelijk) bestemd tot het in vereniging begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
2. ( [adres delict 2])
hij
op of omstreeks 20 november 2020 te [plaatsnaam 3], in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (gouden) sieraden, in elk geval enig€ goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had/hadden verschaft en/of die weg te nemen (gouden) sieraden onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 10/702016-21
Zaak Loof
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 8 december 2020 te [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 6] en/of [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 7] en/of [plaatsnaam 8], althans (elders) in Nederland heeft deelgenomen een organisatie die werd gevormd door hem, verdachte, en/of [naam medeverdachte 5] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 6] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 4] en/of [naam verdachte] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (onder meer):
  • diefstal(len) met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 312 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • afpersing(en) in vereniging (hetgeen misdrijf genoemd in de artikelen 317 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
  • en/of diefstal(len) in/uit een woning in vereniging door middel van braak verbreking en/of inklimming (hetgeen een misdrijf in het artikel 311 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of
voorbereiding van een of meer van voornoemde misdrijven (hetgeen een misdrijf in het artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht oplevert).